Lectio altera
Incipit
Epístola sancti Ignátii Antiochéni epíscopi et mártyris ad Tralliános
(Inscriptio;
nn. 1, 1 — 3, 2; 4, 1-2; 6, 1; 7, 1 — 8, 1: Funk 1, 203-209)
Tweede lezing
Het begin van de Brief aan de
Tralliërs van de H. Ignatius, bisschop van Antiochië
(Inscriptio;
nn. 1, 1 — 3, 2; 4, 1-2; 6, 1; 7, 1 — 8, 1: Funk 1, 203-209)
Ik wil u beschutten als mijn zeer dierbare kinderen
Ignatius,
die ook Theophorus heet, aan de heilige
Kerk in Tralles in Azië, bemind door God, de Vader van Jezus Christus,
uitverkoren en God waardig, die de vrede bezit in het vlees, het bloed en het
lijden van Jezus Christus, onze hoop, wanneer wij naar Hem toe verrijzen. In
groet haar ook in de volheid der genade naar het voorbeeld van de apostelen n
wens haar het allerbeste toe.
Ik
weet dat uw geest blijvend onbesmet is en onwankelbaar in geduld, niet door
oefening alleen, maar vooral door aanleg, zoals mij uw bisschop Polybius vertelde,
toen hij door Gods wil en die van Jezus Christus in Smyrna was gekomen en mij
daar, geboeide in Jezus Christus, zo met vreugde vervulde, dat ik in hem heel
uw gemeente aanschouwde. Toen ik dan van hem over uw goede gezindheid hoorde,
die volgens God is, heb ik God verheerlijkt, omdat ik, zoals ik vernam. U als
zijn navolgers heb bevonden.
Daar
gij immers aan de bisschop onderdanig zijt als aan Jezus Christus, schijnt gij
mij toe niet volgens de mens maar volgens Jezus Christus te leven, die voor ons
gestorven is, opdat gij, door ion zijn dood te geloven, de dood zoudt ontkomen.
Daarom is het noodzaak om, zoals gij trouwens al doet, niets te doen zonder de
bisschop. Ook aan het priester-college moet gij onderdanig zijn als aan de
Apostelen van Jezus Christus, onze hoop, in Wie wij bevonden zullen worden als
we in Hem wandelen.
De
diakens moeten ook, als de bedienaars bij de mysteriën van Jezus Christus, aan
allen op alle manieren behagen. Wanrt zij zijn geen diakens van spijs en drank,
maar bedienaren van de Kerk Gods. Zij moeten zich dus hoeden voor elk verwijt
als voor het vuur.
Maar op gelijke wijze moeten allen eerbied
hebben voor de diakens als voor Jezus Christus, zoals ook voor de bisschop, die
het voorbeeld van de Vader is, en voor de priesters als voor de raad van God en
de vergadering der apostelen. Zonder
dezen is er geen Kerk. Ik ben overtuigd dat gij hier ook zo over denkt.
Want een beeld van uw liefde heb ik gekregen en heb ik hier bij mij in u
bisschop, wiens hele voorkomen van tucht spreekt, en zijn zachtmoedigheid is
zijn kracht.
In
God heb ik inzicht in grote dingen, maar ik weet mij te matigen om niet door
zelfverheffing verloren te gaan. Want nu moet ik des te meer vrezen en niet
luisteren naar degenen, die mij ophemelen. Want die mij prijzen, geselen mij.
Wel bemin ik het lijden, maar ik wet niet, of ik het wel waardig ben. Mijn
heftig karakter is aan velen wel niet bekend, maar ik heb er des te vuriger
tegen te strijden. Ik heb dan ook matiging nodig, waardoor de vorst van deze
wereld overwonnen wordt.
Daarom
smeek ik u, niet ik zelf, maar de liefde van jezus Christus, alleen christelijk
voedsel te gebruiken, en onthoudt u van het vreemde gewas, de dwaalleer.
Dat
zou zo zijn, als ge u niet verheft en u niet laat losrukken van onze God Jezus
Christus, van de bisschop en van de voorschriften van de apostelen. Wie binnen
de plaats van het altaar is, is rein; maar wie daarbuiten is, is niet rein, dit
is, die buiten de bisschop, de preisters en diakens iets doet, is niet rein van
geweten.
Dit
zeg ik niet, omdat ik weten zou dat er zoeiets onder u leeft, maar ik schrijf u
die, opdat ik u daartegen wil beschermen als mijn zeer dierbare kinderen.