Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek
in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)
Door deze gaven worden wij voorbereid op
de beloften die deze in zich dragen.
I n l e i d i n g
Het mysterie van de H. Eucharistie betekent voor het
christelijk geloof een bijzondere werkzaamheid van goddelijke kracht. De kracht
die in dit Sacrament werkzaam is, is in zich onuitputtelijk en onbegrensd, en
neemt daarom ook niet toe of af. Maar haar uitwerking in het hart van de
individuele gelovige kan groter of geringer zijn. Hier kan deze uitwerking zich
naar Gods wil ontplooien tot het niveau van volmaaktheid zoals God het bedoeld
heeft.
In het kader van de rijkgeschakeerde uitwerking van
het Eucharistisch Sacrament wordt in de Postcommunio van vandaag in de taal van
de maaltijdsymboliek van ‘refectio’, verkwikking, (ver)sterking, voeding,
gesproken. De werking van het Sacrament is in de optiek van de oratie op de
vervulling van die beloften gericht, die de Heer heeft verbonden met de H.
Eucharistie.
De belofte kan worden samengevat met het concept
“eeuwig leven”. Het beeld van het maal doortrekkend, is dat de deelname aan het
bruiloftsmaal van het Lam. Het is de eeuwige aanschouwing van God, ja het
genieten van God en het delen in zijn goddelijke natuur.
Het hart van de mens moet toegerust worden een dergelijke
gave te ontvangen. Daarom vraagt de oratie op het ontvangen van de beloofde
gaven te worden voorbereid. Van de mate van voorbereiding hangt ook de mate van
de genadegaven af: “Dignior enim sequetur effectus, quem ferventior præcedet
affectus, hoe vuriger immers onze ijver is, die voorafgaat, des te kostbaarder
is het effect, schrijft de H. Augustinus in zijn Brief aan Proba (Epist 130,
8.17) over het gebed. Om die reden wordt in deze oratie om een sterkere uitwerking
van Gods kracht gebeden.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Augeatur
in nobis, quæsumus, Domine, tuae virtutis operatio,
ut, refecti cælestibus sacramentis,
ad eorum promissa capienda tuo munere præparemur.
ut, refecti cælestibus sacramentis,
ad eorum promissa capienda tuo munere præparemur.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie
1979
Heer,
laat in ons de kracht van uw genade toenemen.
Gij
hebt ons met uw heilig sacrament gevoed.
Bereid
ons door deze gave voor op de vervulling van de belofte die het in zich draagt.
Werkvertaling
Moge
de werking van uw kracht, vragen wij U, Heer, in ons worden vermeerderd,
opdat
wij, die zijn gevoed met uw hemelse sacramenten,
door
uw gave worden voorbereid op het verwerven van hun beloften die zij bevatten.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De
Postcommunio van deze zondag was de Postcommunio van de Tweede Zondag na Epiphanie,
in de preconciliaire edities van het Romeins Missaal de Tijd door het jaar vóór
zondag Septuagesima genoemd, Tempus per annum ante Septuagesimam (MR 1962, 63),
waarbij de oratie kleine verschillen vertoont: Augeatur in nobis, quaesumus,
Domine, tuae virtutis operatio: ut divinis vegetati sacramentis, ad eorum
promissa capienda, tuo munere praeparemur – Wij bidden U, Heer, moge de werking
van uw genade steeds in ons toenemen, opdat wij, nu wij door uw goddelijke
Geheimen zijn gevoed, door uw gunst worden voorbereid om er de beloofde
vruchten van de ontvangen.
De
brontekst van de Postcommunio van deze zondag is te vinden in het Sacramentarium
Gelasianum Vetus, Vat. Reg., lat. 316, folio 1263, eerste helft van de
achtste eeuw.
T e x t u e l e a n a l y s e
1.
Augeatur in nobis, quæsumus, Domine, tuae virtutis operatio,
2a. ut, 3. refecti cælestibus sacramentis,
2b. ad eorum promissa capienda tuo munere præparemur.
2a. ut, 3. refecti cælestibus sacramentis,
2b. ad eorum promissa capienda tuo munere præparemur.
De
oratie bestaat uit één enkele volzin die samengesteld is uit de hoofdzin,
tegelijk de openingszin, met prædicaat augeatur in de coniunctivusvorm, vanwege
de wens, de bede, die wordt uitgedrukt (coniunctivus optativus) (regel 1),
gevolgd door een bijzin, ingeleid door het voegwoord ut en bijgevolg eveneens
in de coniunctivus, waarin het gevraagde effect van de bede wordt verwoord (r.
2a-2b). Deze bijzin wordt onderbroken door een tweede bijzin “refecti …
sacramentis” (r. 3) die een bijstelling vormt bij het in quæsumus (r. 1)
opgesloten subject ‘wij’ en dat ook het zinsdeel in nobis / in ons,
ablativusvorm van nos, wij, aantoont en ook blijkt uit het prædicaat præparemur
(r. 2b).
Ad 1
Augeatur, moge in ons vermeerderd worden – prædicaat in de 3e pers.
singularis coniunctivi passivi van augeo, met als subject tuae virtutis
operatio, de (uit)werking van uw kracht-,
samengesteld uit de nominativus operatio vergezeld van een bijvoegelijke
bepaling in twee congruerende genitivusvormen tuae virtutis, genitivus
explicativus. Grammaticaal mooi is dat in deze openingsregel prædicaat en
subject aan het begin en het einde van deze regel staan.
Domine, [o] Heer – adres waartoe de oratie zich richt in de vocativus
van Dominus.
Quæsumus, vragen wij [U] – tussenzin die de optativus augeatur nog eens onderstreept en ook een ritmische functie heeft bij het zingen of uitspreken van de oratie.
Quæsumus, vragen wij [U] – tussenzin die de optativus augeatur nog eens onderstreept en ook een ritmische functie heeft bij het zingen of uitspreken van de oratie.
In nobis, in ons – bijwoordelijke bepaling, samengesteld door het
præpositum in met de ablativusvorm, ablativus locativus.
Ad 2a-2b
Ut … præparemur, op-/zodat wij worden voorbereid – prædicaat van de
bijzin in de coniunctivusvorm præsentis passivi met finale resp, consecutieve
betekenis.
Tuo munere, door uw gave – bijwoordelijke bepaling bij præparemur in
twee congruerende ablativusvormen, ablativus instrumenti. Tuo munere komt
inhoudelijk overeen met cælestibus sacramentis (r. 3); beide termen verwijzen
naar de ontvangen H. Communie.
Ad eorum promissa capienda, letterlijk: op/tot het ontvangen van hun
beloften, dit is op het ontvangen van de beloften die in de hemelse sacramenten
zijn vervat. Voorzetselbepaling samengesteld uit de gerundiumvorm ad capienda
met als object eorum promissa, ‘hun beloften’, samengesteld uit de
accusativusvorm promissa (van promissum, - i, onz.) en het reflexivum eorum dat
cælestibus sacramentis als antecedent heeft.
Ad 3
Bijstelling die het subject ‘wij’, zoals boven gezegd, nader verklaart.
Refecti, gevoed, verkwikt – 1e pers. pluralis participii perfecti
passivi van reficere, refeci, refectum, 3, opnieuw maken, herstellen,
verkwikken.
Cælestibus sacramentis, door/met de hemelse sacramenten –
bijwoordelijke bepaling bij refecti bestaande uit twee congruerende
ablativusvormen die het middel of oorzaak aanduiden: ablativus causæ of
instrumenti.
S t i j l f i g u r e n
Tautologie (herhaling van een begrip met andere woorden): tuo munere
(r. 2b) en cælestibus sacramentis (r. 3)
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Operatio
Deze term kwam reeds aan bod in de Oratio super munera van de 5e zondag
van Qudragesima, de 4e zondag van Pasen en de 12e zondag per annum.
Operatio, -onis, vr. is een interessant begrip en betekent in eerste
instantie: het werken, werk, verrichting, arbeid, karwei, operatie. In antieke
inscripties betekent het ook “een religieuze verrichting, een godsdienstige
plechtigheid, offerdienst. Christelijke auteurs en dichters, zoals Lactantius
(+ circa 325) en Prudentius (geb. 348) gebruiken het ook in de betekenis van
“weldadigheid, caritas” wanneer het gaat om een ‘lichamelijk werk van
barmhartigheid’. Dit geeft ons gelegenheid om even aandacht te besteden aan dit
begrip.
De zeven werken van barmhartigheid zijn: De hongerigen
spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de
zieken verzorgen, de gevangenen bezoeken en de doden begraven, waarvan zes
gebaseerd zijn op de woorden van Christus volgens het Evangelie volgens Matteüs: Ik had honger en gij hebt
Mij te eten gegeven, Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik was
vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik
was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik zat in de gevangenis en gij hebt Mij
bezocht. (Mt 25, 35-36. Paus Innocentius III (1198-1216) voegde in het
jaar 1207 een zevende werk toe: 'de doden begraven’, ontleend
aan het Bijbelboek Tobit, waarin naast twee bekende, ook door Christus
genoemde werken van barmhartigheid, speciaal de zorg voor de overledenen wordt
benadrukt: Ik gaf brood aan de hongerigen en kleren aan de naakten; als ik het
lijk van een volksgenoot buiten de muren van Nineve zag liggen, dan begroef ik
het (Tob 1,17).
In de oraties verwijst “operatio” vooral naar het theologisch concept
van het innerlijke bovennatuurlijke effect van de liturgische handeling of
Eucharistisch Sacrament.
Het verwante verbum operor, operatus sum, 1, (deponens, verbum in de
passieve vorm, maar met actieve betekenis) heeft als basisbetekenis “werken,
arbeiden, bezig zijn met, uitwerking hebben, actief zijn, verrichten”, maar het
heeft ook de specifieke religieuze betekenis van “de goden dienen, sacrale
riten voltrekken, door middel van offers eer brengen of huldigen“. Het
Nederlands heeft met dit verbum verwante woorden zoals operatie, opereren, operatief,
opus, opera, enz.
Augeo, auxi, auctum, 2
Het verbum augeo, toenemen, vermeerderen, geeft ons concepten die we al
eerder hebben gezien (auxilium, augmentum) maar het verbum zelf, dat een brede
betekenis heeft hadden we nog niet bekeken. Ons onmisbaar woordenboek Lewis
& Short begint met een etymologische betekenis die verwant is met vegeto (levendig
maken, gezond bewaren, voeden), vegetus (levenskrachtig, fris, kloek), vegetatio
(het verlevendigen het gezond zijn, groei, vegetatie) en ook vigeo
(levenskrachtig, fris en krachtig zijn, machtig zijn, in aanzien staan,
bloeien, gedijen), vigor (levenskracht, leven, kracht) en vigil (waakzaam,
oplettend). Merk op dat de oudere versie van deze oratie (MR 1962) in plaats
van refecti vegetati heeft.
In het Latijn is de basisbetekenis van augeo evenwel laten
wassen/groeien, voortbrengen.
Op zaterdag van week I en III van het Psalterium in het Getijdengebed
is de aanhef van de hymne in het Lezingenofficie: “Auctor perennis gloriæ”
waarmee God wordt aangesproken als “Bevorderaar” van eeuwige heerlijkheid, dat
wil zeggen als Degene die iets wat nog niet voorhanden is, middellijk of
onmiddellijk doet ontstaan, of, zoals in genoemde hymne, aan iets wat reeds
voorhanden is, volle kracht geeft, daaraan duurzaamheid verleent, doet gedijen.
Grammaticaal kan perennis ook bij Auctor worden getrokken: juist door de
goddelijke eigenschap van eeuwigheid kan God eeuwige glorie scheppen of
bevorderen. De positie van perennis in deze korte regel is wel overwogen en
daarmee fraai.
In meer algemene zin betekent augeo: iets in omvang groter maken, versterken,
verrijken, vermeerderen, en in uitgebreidere zin: met woorden vergroten,
overdrijven en ook ophemelen, verheffen, verheerlijken, prijzen, overladen,
rijkelijk voorzien, rijk maken, beschenken.
In de rangen van klassieke auteurs vanaf de vroege tamelijk wilde
toneelschrijver Titus Maccius Plautus (c. 254 - c. 184 v. Chr. tot Publius Virgilius
Maro (70 -19 v. Chr.) vind je een interessante betekenis van augeo met een
bijna religious overaccent (zoals mactare, adolere, etc.), “een offer in reuk
laten opstijgen, ter ere van iemand iets offeren, aanbidden door middel van
offers”.
De term die het Latijn gebruikt wanneer de Heilige Maagd Maria bij haar
bezoek aan Elizabeth de Heer met haar lofzang prijst, is “Magnificat” (Lc 1,
46-55).
In de liturgische oraties worden vormen van augeo dikwijls verbonden
met pietatem, devotionem, caritatem en heeft dan de basisbetekenis van groeien,
toenemen.
O v e r w e g i n g
Wanneer de priester de Postcommunio bidt, is de Eucharistische Christus
in ons. Niet alleen het tabernakel in de kerk is zijn woning, maar wij nemen
ook zelf zijn waarachtige Tegenwoordigheid ‘sub tectum meum’ onder ons dak op.
In de viering van de H. Eucharistie bewerkt God in ons wonderbare
dingen krachtens zijn goddelijke macht door de woorden en handelingen van de
gewijde bedienaar. Ook wij die deelnemen
aan het Eucharistisch Offer van zijn Zoon delen met onze woorden en handelingen
in Gods machtige genade. Door onze offers en gebeden kan Hij krachtig in ons
werken. Met zijn aan ons geschonken genade stelt Hij ons in staat zo met Hem
mee te werken dat Hij onze gebeden en werken voor ons verdienstelijk en
vruchtbaar kan maken.
Hetzelfde kan gezegd worden van elk ander goed werk (operatio) dat we
verrichten in staat van genade: Hij spoort ons aan, wij beantwoorden Hem met
liefde en werken mee, Hij maakt onze handen sterk - sterk genoeg (augeatur in
nobis) – om vast te grijpen wat Hij offert. Wat Hij ons in ons leven hier en nu schenkt
door werken van liefdadigheid en naastenliefde moeten we ‘vastgrijpen’ zodat we
in de hemel alles kunnen vastgrijpen wat Hij heeft beloofd (promissa
capienda). Onze goede werken zijn dus werkelijk werken waarmee we Hem
behagen; zij verdienen de beloning die Hij heeft beloofd en zijn tegelijkertijd
verdienstelijk in het licht van zijn welbehagen en vrij geschonken genadegave (tuo
munere).
Gebed van de H.
Thomas van Aquino als dankzegging na de H. Mis
Ik dank U, Heer, heilige Vader, almachtige eeuwige God,
dat U mij, zondaar, uw onwaardige dienaar,
niet om enige verdiensten mijnerzijds,
maar alleen door de genade van uw barmhartigheid
hebt willen voeden
met het kostbaar Lichaam en Bloed van uw Zoon,
onze Heer Jezus Christus.
Ik bid U dat deze heilige Communie
niet tot mijn veroordeling strekt,
maar een heilzaam middel is tot vergiffenis,
een wapenrusting van geloof, een schild van liefde,
een uitdelging van mijn zonden,
een beteugeling van begeerten en lusten,
een toename van liefde en geduld,
nederigheid en gehoorzaamheid
en van alle andere deugden,
een krachtige bescherming tegen hinderlagen
van zichtbare en onzichtbare vijanden,
een kalmering van mijn innerlijke en uiterlijke onrust,
een hechte band met U, ene en ware God
en een zalige voltooiing van mijn leven.
Ik bid U dat U mij, zondaar, wilt leiden
tot het alles overtreffende feestmaal
waar U, met uw Zoon en met de heilige Geest,
voor uw heiligen het ware licht zijt,
de volledige verzadiging,
de eeuwige vreugde, het hoogste genot en het volkomen geluk.
Door Christus onze Heer.
(Romeins Missaal)