H. Teresia als bruid van Christus |
Liturgia Horarum – Getijdengebed
15
oktober
Gedachtenis
van de H. Teresia van Avila, maagd en kerklerares
Uit de
werken van de H. Teresia
Laten wij steeds denken aan de liefde van Christus
Wie
Christus Jezus als vriend en een zo edelmoedige leider bij zich heeft, kan
alles verdragen. Hij toch helpt ons, sterkt ons, verlaat niemand en is een ware
en oprechte vriend. Want als wij God willen behagen en grote genaden van Hem
verlagen te verkrijgen, zie ik duidelijk in, dat het zijn Wil is, dat Hij door
bemiddeling van zijn allerheiligste mensheid, in welke zijn Majesteit zegt zijn
welbehagen te stellen, ons tegemoet zal komen.
Zeer
dikwijls heb ik dat ondervonden, ja de Heer zelf heeft mij dat gezegd. Met mijn
eigen ogen, zeg ik, heb ik gezien, dat wij door deze Deur moeten binnengaan,
als wij willen, dat grote verborgenheden en geheimen door zijn opperste
Majesteit aan ons worden geopenbaard. Al zou men ook de top van de beschouwing
hebben bereikt, moet men toch geen andere weg zoeken. Op deze weg namelijk gaat
men veilig en met zekerheid vooruit. Hier is het onze Heer, van Wie en dóór Wie
ons alle goederen toekomen. Hij zal ons dat leren. Als wij zijn leven
beschouwen, zullen wij geen beter en volmaakter voorbeeld vinden ter navolging.
Wat
willen wij nog meer dan zo’n trouwe Vriend aan onze zijde te hebben, die in
arbeid en moeilijkheden ons niet verlaten zal, zoals aardse vrienden wel doen?
Zalig hij, die Hem oprecht en waarlijk bemint en Hem altijd aan zijn zijde
houdt. Beschouwen wij de glorievolle apostel Paulus, die blijkbaar niet over
Jezus kon zwijgen, omdat hij Hem diep in zijn hart had gegrift. Toen ik dit
begrepen had, heb ik zorgvuldig onderzocht en kwam ik tot de bevinding, dat
wonderbaar contemplatieve heiligen, wie dan ook, zoals Franciscus, Antonius van
Padua, Bernardus en Catharina van Siëna geen andere weg zijn gegaan dan deze.
Men moet op deze weg met grote vrijheid des harten voortgaan, terwijl wij ons
geheel in Gods handen overgeven. Als Hij ons onder zijn tentbewoners en
vertrouwelingen wil opnemen en verheffen, moeten wij Hem van harte volgen.
Zo
dikwijls wij over Christus nadenken, moeten wij altijd denken aan de liefde,
waardoor Hij bewogen werd ons zulke grote genaden en weldaden te schenken, en
hoe grote liefde God ons betoond heeft, toen Hij ons zulk een onderpand schonk
van die liefde, waarmee Hij ons bejegent: liefde immers vraagt om wederliefde.
Daarom moeten wij ons best doen dat steeds voor ogen te houden om ons zó tot
liefde op te wekken. Want als God ons eenmaal díe genade schenkt, dat deze
liefde diep in ons hart wordt geprent, zal alles ons uiterst gemakkelijk vallen
en zullen wij in zeer korte tijd en met weinig moeite zeer veel bereiken.
(Opusc. De libro vitæ, cap. 22, 6-7. 14)