Op het eerste gezicht
lijkt het alsof het collectegebed van deze zondag appelleert aan de almacht en barmhartigheid
van God om de bidder van een aangenaam leven te verzekeren. Die indruk is niet
juist. Integendeel, het doel van de oratie is geenszins zelfzuchtig. Het gaat
er immers om dat de bidder met een vrij hart de wil van God kan volbrengen.
Onmiddellijk roept deze stelling die zin uit het onze Vader in herinnering: “Uw
wil geschiede op aarde zoals in de hemel!”
Wanneer om vrijheid van
het hart (liberis mentis) wordt gebeden, betekent “vrij” hier ook niet
een vrij zijn van de dwang van God, maar wel een vrij zijn van tegenspoed en
hindernissen, zoals deze het leven in de
wereld tegenover de vreugdevolle gehoorzaamheid aan de geboden van God pleegt
te stellen. Het zijn belemmeringen in lichamelijk en geestelijk opzicht die een
blij en vertrouwvol voortgaan op de weg naar God afremmen. De tegenspoed die
God gevraagd wordt uit te sluiten, zijn mogelijk ook de vijandelijke machten
die altijd weer opnieuw proberen te verhinderen dat de wil van God geschiedt of
minstens het vervullen van deze wil verzwaren bijvoorbeeld door verleidingen,
begeertes en slechte verlangens.
De oratie van vandaag is
dus een reisgebed: wij snellen op lichte vleugels naar het eeuwig vaderland,
maar de duivel en de lagere natuur klampen zich als loden gewichten aan ziel en
lichaam; wij bidden om de verwijdering van die beklemming, “opdat wij, vrij
naar lichaam en geest, onbelemmerd uw wil volbrengen”.
Missale
Romanum 1970
Omnipotens
et misericors Deus,
universa nobis adversantia propitiatus exclude,
ut, mente et corpore pariter expediti,
quæ tua sunt
liberis mentibus exsequamur.
Altaarmissaaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige en barmhartige God,
wend in uw goedheid alle onheil van ons
af
en laat ons, vrij naar lichaam en geest,
onbelemmerd uw
wil volbrengen.
Werkvertaling
Almachtige en barmhartige God,
sluit in uw goedheid alles uit wat ons
tegenwerkt,
opdat wij zonder belemmering naar lichaam
en geest
alles wat op U
betrekking heeft vrij van geest kunnen volbrengen.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De oratie van deze zondag,
dat is het collectegebed van het Misformulier tevens de oratie van het
Goddelijk Officie (Liturgia Horarum, Getijdengebed, breviergebed),
stamt uit het Sacramentarium Gelasianum
Vetus, 1234 (Vat. Reg. Lat.
316), 1e helft van de 8e eeuw.
In het preconciliaire Romeinse Missaal
stond dit gebed als collecte op de 19e zondag na Pinksteren en werd
integraal overgenomen in het Romeinse Missaal van paus Paulus VI.
S t r u c t u u
r a n a l y s e
1. Omnipotens
et misericors Deus,
2. universa
nobis adversantia propitiatus exclude,
3. ut,
mente et corpore pariter expediti,
4. quæ tua sunt liberis mentibus exsequamur.
Ad 1.
De
openingsformule van het collectegebed wordt gevormd door een drievoudige
vocativus: Omnipotens, misericors, Deus. Van de reeks
collectegebeden voor de zondagen door het jaar beginnen twee oraties op deze
manier: dat van de 31e zondag – dat dit jaar wegviel voor het
hoogfeest van Allerheiligen – en dat van deze zondag. God wordt met twee
eigenschappen die bij uitstek deel uitmaken van zijn Wezen aangesproken: zijn
almacht en zijn barmhartigheid, eigenschappen waarop de eigenlijke bede van het
collectegebed zich op wil beroepen.
Ad 2.
universa nobis adversantia propitiatus exclude:
Hoofdzin met directe bede
tot God middels de imperativus exclude (van excludere, -clusi,-sum,
“buitensluiten, afzonderen, uitsluiten, afweren, afwenden), klassiek geplaatst
aan het einde van de zin, waardoor de nadruk komt te liggen op propitiatus
(God als genadige) en op exclude (het afweren). Met propitiatus wordt in deze
oratie een derde hoedanigheid van God
benoemd.
Universa nobis adversantia, letterlijk “alle
ons tegenwerkende zaken”: object (accusativus) afhankelijk van het verbum
exclude met nobis (dativus) als bijwoordelijke bepaling, mooi tussen beide
accusatieven geplaatst waardoor het een zekere nadruk krijgt.
Door deze plaatsing worden
wij (nobis) ook tekstueel omgeven door alles (universa) dat ons tegenwerkt
(adversantia) en laat op deze symbolische wijze duidelijk onze beklemming tot
uitdrukking komen.
Adversantia als ppa
(tegenwoordig deelwoord) van het verbum adversare (tegenwerken). Hier in de
accusativus meervoud onzijdig, als object bij de imperativus exclude.
Propitiatus, -a,-um, “genadig, goedgunstig” (naast
het synoniem propitius,-a,-um): bijwoordelijke bepaling,
in de nominativus enkelvoud mannelijk waarin opnieuw een van de vele
hoedanigheden van God wordt uitgedrukt.
Ad 3-4.
ut,
mente et corpore pariter expediti,
quæ
tua sunt liberis mentibus exsequamur.
Voor de duidelijkheid wordt de tussenzin
(bijzin??) mente et corpore expediti
die de finale/consecutieve bijzin onderbreekt losgekoppeld.
Voor de duidelijkheid wordt de bijstelling
bij het onderwerp van deze zin (wij) mente
et corpore expediti die de finale/consecutieve bijzin onderbreekt,
losgekoppeld.
Ut…quæ tua sunt liberis mentibus
exsequamur: finale
(doelaanwijzende) of consecutieve (gevolghebbende) bijzin, klasssiek ingeleid
door het voegwoord ut met het verbum exsequamur in de coniunctivus:
opdat/zodat wij uitvoeren, opdat/zodat wij volbrengen (exsequor, executus sum (deponens), “bedienen, uitvoeren,
voltrekken”. Vgl. in het Nederlands executie en verfwante woorden). Het verbum
exsequamur heeft het zinsdeel quæ tua sunt als object (accusativus) bij
zich, waarbij het antecedent [ea] quæ tua sunt is verzwegen: “dat wat
het uwe is”.
Liberis mentibus; bijwoordelijke bepaling
in de ablativus die hier een wijze, een modus uitdrukt: “vrij van geest, met
vrij gemoed.”
Mente et corpore
expediti –
bijwoordelijke bepaling die het in de werkwoordsvorm exsequamur opgesloten subject nader preciseert: opdat/zodat [wij], onbelemmerd
naar/niet gehinderd door lichaam en geest, enz.
Mente
et corpore: ablativi linitationis als aanvulling op het adiectivum expediti.
Het adverbium pariter geeft aan dat wij naar geest en lichaam op gelijke wijze, evenzeer, onbelemmerd zijn.
Het adverbium pariter geeft aan dat wij naar geest en lichaam op gelijke wijze, evenzeer, onbelemmerd zijn.
B e k n o p t vo c a b u l a r i
u m
Adversantia komt
van adverso(r), “zich
tegen(over) stellen, weerstand bieden, zich verzetten, opponeren (in mening,
gevoelens, standpunten, intenties), tegenwerken”.
Resistere
betekent zich verzetten door middel van uiterlijke actie. Het onderscheid
tussen “uitwendig” en “inwendig” is nuttig om de oratie beter te begrijpen. We
worden van buitenaf uitgedaagd, maar de grootste aanvechtingen komen van
binnenuit. We hebben voortdurend het hoofd te bieden aan de ongeordende
effecten van de erfzonde en ook aan de duivelse inwerking van de vijand die
onze emoties en herinneringen opzweept en ons ook kwaadaardige gedachten en
schadelijke voorstellingen ingeeft.
Elke woensdagavond attendeert de H. Kerk
in de Completen op het woord van de Apostel Petrus: “Weest nuchter en
waakzaam, uw tegenstander (adversarius),
de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden. Weerstaat
(resistite) hem, sterk in het geloof”
(1 Pe 5,8-9a).
Expediti, komt
van expedio (ex en pedio), dat betekent: eig., “zich van
boeien ontdoen losbinden, ontknopen, losmaken, bevrijden, van moeilijkheden
bevrijden, uitvoeren, gereedmaken” en toegepast op personen “zonder ballast,
zonder bagage”. Dus een expeditus is “een soldaat die lichte bagage
draagt, een snel marcherende soldaat”. Misschien heeft u ooit gehoord van St.
Expeditus (feestdag 19 april), patroonheilige van dralers en treuzelaars, maar,
grappig genoeg, óók van computerprogrammamakers en al degenen die snelle
oplossingen zoeken op een slagvaardige manier, om redenen die volstrekt duidelijk
zijn. St. Expeditus wordt afgebeeld als Romeins soldaat die een kruis omhoog
houdt. In de Sint Catharinakerk van Lemiers (bij Vaals) bevindt zich een beeld
van St. Expeditus dat de inwoners van Aken in 1903 aan genoemde kerk schonken.
Vanaf dat jaar kwam maandelijks een processie van Aken naar Lemiers behalve
tijdens de Eerste Wereldoorlog en dit bleef zo tot de Tweede Wereldoorlog toen
de georganiseerde bedevaart tot een einde kwam. Op eigen gelegenheid bleven
echter Duitse pelgrims naar Lemiers komen tot op de dag van vandaag.
Na deze expeditie
terug naar de woordenlijst.
Het quae tua sunt betekent letterlijk “de dingen die de uwe zijn”.
In dit collectegebed moet de uitdrukking niet materiëel maar geestelijk worden
begrepen waarmee deze woordengroep verwijst naar dingen die God wil of beveelt.
Hierbij denkt men onwillekeurig aan het antwoord van de twaalfjarige Jezus op
de vraag van zijn Moeder: “Wist u dan niet dat ik in de dingen van mijn Vader
moet zijn?” (cf Lk 2,49).
C o m m e n t a a r
Het collectegebed van deze zondag vindt men ook in de Catechismus
van de Katholieke Kerk onder nr. 1742 in de subparagraaf “De menselijke vrijheid in de
heilseconomie”: “Almachtige en barmhartige God, wend in uw goedheid alle onheil
van ons af en laat ons, vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd uw wil
volbrengen”.
In de oratie
wordt ons vandaag en deze week militaire taal gepresenteerd in samenklank met het drievoudige concept van
de Heilige Kerk als zijnde strijdend, lijdend en zegevierend. We worden
voorgesteld als licht bewapende soldaten (expediti) die te voet op mars zijn, een
dringende missie te vervullen hebben. Wij worden belaagd door vijanden en
obstakels (adversantia). Voor de strijd
zullen de soldaten hun zwaardere wapenrusting willen afwerpen om vrijer te
kunnen bewegen. Door de afmattende en herhaalde training zijn hun lichamen
versterkt en gehard. Door de vermoeiende oefeningen, zijn hun gedachten
vrijgemaakt (liberis mentibus). Hoewel ze bang zijn, handelen zij zoals zij moeten
doen: standvastig, waarachtig en moedig.
Dit is het
ideaal voor de soldaat. Het moet ook het christelijke ideaal zijn. Deugden zijn
gewoonten die na verloop van tijd door herhaling en discipline worden
ontwikkeld en versterkt. Wij moeten de
inhoud van ons geloof leren en heroverwegen, in het bijzonder de
grondbeginselen. Met discipline en toewijding moeten we de sacramenten ontvangen. We moeten ons geloof in praktijk brengen
zodat het zó zeer deel van ons is geworden dat het ons zelfs door de ergste
momenten, waarmee we worden geconfronteerd, draagt. Wij zijn pelgrims, soldaten
van de Strijdende Kerk. Onze mars is gevaarlijk. Om de hemel te bereiken hebben
wij training, discipline én voeding nodig.
Opnieuw
een oratie met een mooie inhoud. In deze roerige en snel veranderende tijden
zeer actueel. Voor mensen die Gods wil graag willen volbrengen lijkt het leven
soms op zwemmen in stroop. Dat zijn die kwade machten die bezig zijn Gods wil
te dwarsbomen en die lichaam en geest van de gelovige mens verzwaren. Gelukkig
is God omnipotens, misericors en vooral propitiatus. Anders waren we reddeloos
verloren. Laten we bidden dat wij vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd Uw
wil volbrengen.