zondag 31 oktober 2021

Collectegebed 31e zondag door het jaar Laat ons onbelemmerd Uw wil volbrengen

Op het eerste gezicht lijkt het alsof het collectegebed van deze zondag  appelleert aan de almacht en barmhartigheid van God om de bidder van een aangenaam leven te verzekeren. Die indruk is niet juist. Integendeel, het doel van de oratie is geenszins zelfzuchtig. Het gaat er immers om dat de bidder met een vrij hart de wil van God kan volbrengen. Onmiddellijk roept deze stelling die zin uit het onze Vader in herinnering: “Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel!”
Wanneer om vrijheid van het hart  (liberis mentis)  wordt gebeden, betekent “vrij” hier ook niet een vrij zijn van de dwang van God, maar wel een vrij zijn van tegenspoed en hindernissen, zoals deze  het leven in de wereld tegenover de vreugdevolle gehoorzaamheid aan de geboden van God pleegt te stellen. Het zijn belemmeringen in lichamelijk en geestelijk opzicht die een blij en vertrouwvol voortgaan op de weg naar God afremmen. De tegenspoed die God gevraagd wordt uit te sluiten, zijn mogelijk ook de vijandelijke machten die altijd weer opnieuw proberen te verhinderen dat de wil van God geschiedt of minstens het vervullen van deze wil verzwaren bijvoorbeeld door verleidingen, begeertes en slechte verlangens.
De oratie van vandaag is dus een reisgebed: wij snellen op lichte vleugels naar het eeuwig vaderland, maar de duivel en de lagere natuur klampen zich als loden gewichten aan ziel en lichaam; wij bidden om de verwijdering van die beklemming, “opdat wij, vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd uw wil volbrengen”.

Missale Romanum 1970
Omnipotens et misericors Deus,
universa nobis adversantia propitiatus exclude,
ut, mente et corpore pariter expediti,
quæ tua sunt liberis mentibus exsequamur.
Altaarmissaaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige en barmhartige God,
wend in uw goedheid alle onheil van ons af
en laat ons, vrij naar lichaam en geest,
onbelemmerd uw wil volbrengen.
Werkvertaling
Almachtige en barmhartige God,
sluit in uw goedheid alles uit wat ons tegenwerkt,
opdat wij zonder belemmering naar lichaam en geest
alles wat op U betrekking heeft vrij van geest kunnen volbrengen.
L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n

De oratie van deze zondag, dat is het collectegebed van het Misformulier tevens de oratie van het Goddelijk Officie (Liturgia Horarum, Getijdengebed, breviergebed), stamt uit het Sacramentarium Gelasianum Vetus, 1234 (Vat. Reg. Lat. 316), 1e helft van de 8e eeuw.
In het preconciliaire Romeinse Missaal stond dit gebed als collecte op de 19e zondag na Pinksteren en werd integraal overgenomen in het Romeinse Missaal van paus Paulus VI.
S t r u c t u u r a n a l y s e
1. Omnipotens et misericors Deus,
2. universa nobis adversantia propitiatus exclude,
3. ut, mente et corpore pariter expediti,
4. quæ tua sunt liberis mentibus exsequamur.
Ad 1.
De openingsformule van het collectegebed wordt gevormd door een drievoudige vocativus: Omnipotens, misericors, Deus. Van de reeks collectegebeden voor de zondagen door het jaar beginnen twee oraties op deze manier: dat van de 31e zondag – dat dit jaar wegviel voor het hoogfeest van Allerheiligen – en dat van deze zondag. God wordt met twee eigenschappen die bij uitstek deel uitmaken van zijn Wezen aangesproken: zijn almacht en zijn barmhartigheid, eigenschappen waarop de eigenlijke bede van het collectegebed zich op wil beroepen.
Ad 2.
universa nobis adversantia propitiatus exclude:
Hoofdzin met directe bede tot God middels de imperativus exclude (van excludere, -clusi,-sum, “buitensluiten, afzonderen, uitsluiten, afweren, afwenden), klassiek geplaatst aan het einde van de zin, waardoor de nadruk komt te liggen op propitiatus (God als genadige) en op exclude (het afweren). Met propitiatus wordt in deze oratie een derde hoedanigheid van God benoemd.
Universa nobis adversantia, letterlijk “alle ons tegenwerkende zaken”: object (accusativus) afhankelijk van het verbum exclude met nobis (dativus) als bijwoordelijke bepaling, mooi tussen beide accusatieven geplaatst waardoor het een zekere nadruk krijgt.
Door deze plaatsing worden wij (nobis) ook tekstueel omgeven door alles (universa) dat ons tegenwerkt (adversantia) en laat op deze symbolische wijze duidelijk onze beklemming tot uitdrukking komen.
Adversantia als ppa (tegenwoordig deelwoord) van het verbum adversare (tegenwerken). Hier in de accusativus meervoud onzijdig, als object bij de imperativus exclude.
Propitiatus, -a,-um, “genadig, goedgunstig” (naast het synoniem propitius,-a,-um): bijwoordelijke bepaling, in de nominativus enkelvoud mannelijk waarin opnieuw een van de vele hoedanigheden van God wordt uitgedrukt.
Ad 3-4.
ut, mente et corpore pariter expediti,
quæ tua sunt liberis mentibus exsequamur.
Voor de duidelijkheid wordt de tussenzin (bijzin??)  mente et corpore expediti die de finale/consecutieve bijzin onderbreekt losgekoppeld.
Voor de duidelijkheid wordt de bijstelling bij het onderwerp van deze zin (wij)  mente et corpore expediti die de finale/consecutieve bijzin onderbreekt, losgekoppeld.

Ut…quæ tua sunt liberis mentibus exsequamur: finale (doelaanwijzende) of consecutieve (gevolghebbende) bijzin, klasssiek ingeleid door het voegwoord ut met het verbum exsequamur in de coniunctivus: opdat/zodat wij uitvoeren, opdat/zodat wij volbrengen (exsequor, executus sum (deponens), “bedienen, uitvoeren, voltrekken”. Vgl. in het Nederlands executie en verfwante woorden). Het verbum exsequamur heeft het zinsdeel quæ tua sunt als object (accusativus) bij zich, waarbij het antecedent [ea] quæ tua sunt is verzwegen: “dat wat het uwe is”.
Liberis mentibus; bijwoordelijke bepaling in de ablativus die hier een wijze, een modus uitdrukt: “vrij van geest, met vrij gemoed.”
Mente et corpore expediti – bijwoordelijke bepaling die het in de werkwoordsvorm exsequamur opgesloten subject nader preciseert: opdat/zodat [wij], onbelemmerd naar/niet gehinderd door lichaam en geest, enz.
Mente et corpore: ablativi linitationis als aanvulling op het adiectivum expediti.
Het adverbium pariter geeft aan dat wij naar geest en lichaam op gelijke wijze, evenzeer, onbelemmerd zijn.
B e k n o p t  vo c a b u l a r i u m
Adversantia komt van adverso(r), “zich tegen(over) stellen, weerstand bieden, zich verzetten, opponeren (in mening, gevoelens, standpunten, intenties), tegenwerken”.
Resistere betekent zich verzetten door middel van uiterlijke actie. Het onderscheid tussen “uitwendig” en “inwendig” is nuttig om de oratie beter te begrijpen. We worden van buitenaf uitgedaagd, maar de grootste aanvechtingen komen van binnenuit.  We hebben voortdurend het hoofd te bieden aan de ongeordende effecten van de erfzonde en ook aan de duivelse inwerking van de vijand die onze emoties en herinneringen opzweept en ons ook kwaadaardige gedachten en schadelijke voorstellingen ingeeft.
Elke woensdagavond attendeert de H. Kerk in de Completen  op het woord van de Apostel Petrus: “Weest nuchter en waakzaam, uw tegenstander (adversarius), de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekend wie hij zal verslinden. Weerstaat (resistite) hem, sterk in het geloof” (1 Pe 5,8-9a).
Expediti, komt van expedio (ex en pedio), dat betekent: eig., “zich van boeien ontdoen losbinden, ontknopen, losmaken, bevrijden, van moeilijkheden bevrijden, uitvoeren, gereedmaken” en toegepast op personen “zonder ballast, zonder bagage”.  Dus een expeditus is “een soldaat die lichte bagage draagt, een snel marcherende soldaat”.  Misschien heeft u ooit gehoord van St. Expeditus (feestdag 19 april), patroonheilige van dralers en treuzelaars, maar, grappig genoeg, óók van computerprogrammamakers en al degenen die snelle oplossingen zoeken op een slagvaardige manier, om redenen die volstrekt duidelijk zijn. St. Expeditus wordt afgebeeld als Romeins soldaat die een kruis omhoog houdt. In de Sint Catharinakerk van Lemiers (bij Vaals) bevindt zich een beeld van St. Expeditus dat de inwoners van Aken in 1903 aan genoemde kerk schonken. Vanaf dat jaar kwam maandelijks een processie van Aken naar Lemiers behalve tijdens de Eerste Wereldoorlog en dit bleef zo tot de Tweede Wereldoorlog toen de georganiseerde bedevaart tot een einde kwam. Op eigen gelegenheid bleven echter Duitse pelgrims naar Lemiers komen tot op de dag van vandaag.
Na deze expeditie terug naar de woordenlijst.
Het quae tua sunt betekent letterlijk “de dingen die de uwe zijn”. In dit collectegebed moet de uitdrukking niet materiëel maar geestelijk worden begrepen waarmee deze woordengroep verwijst naar dingen die God wil of beveelt. Hierbij denkt men onwillekeurig aan het antwoord van de twaalfjarige Jezus op de vraag van zijn Moeder: “Wist u dan niet dat ik in de dingen van mijn Vader moet zijn?” (cf Lk 2,49).
C o m m e n t a a r
Het collectegebed van deze zondag vindt men ook in de Catechismus van de Katholieke Kerk onder nr. 1742 in de subparagraaf   “De menselijke vrijheid in de heilseconomie”: “Almachtige en barmhartige God, wend in uw goedheid alle onheil van ons af en laat ons, vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd uw wil volbrengen”.
In de oratie wordt ons vandaag en deze week militaire taal gepresenteerd  in samenklank met het drievoudige concept van de Heilige Kerk als zijnde strijdend, lijdend en zegevierend. We worden voorgesteld als licht bewapende soldaten (expediti) die te voet op mars zijn, een dringende missie te vervullen hebben. Wij worden belaagd door vijanden en obstakels (adversantia).  Voor de strijd zullen de soldaten hun zwaardere wapenrusting willen afwerpen om vrijer te kunnen bewegen. Door de afmattende en herhaalde training zijn hun lichamen versterkt en gehard. Door de vermoeiende oefeningen, zijn hun gedachten vrijgemaakt (liberis mentibus). Hoewel ze bang zijn, handelen zij zoals zij moeten  doen: standvastig, waarachtig en moedig.
Dit is het ideaal voor de soldaat. Het moet ook het christelijke ideaal zijn. Deugden zijn gewoonten die na verloop van tijd door herhaling en discipline worden ontwikkeld en versterkt.  Wij moeten de inhoud van ons geloof leren en heroverwegen, in het bijzonder de grondbeginselen. Met discipline en toewijding moeten we de sacramenten ontvangen.  We moeten ons geloof in praktijk brengen zodat het zó zeer deel van ons is geworden dat het ons zelfs door de ergste momenten, waarmee we worden geconfronteerd, draagt. Wij zijn pelgrims, soldaten van de Strijdende Kerk. Onze mars is gevaarlijk. Om de hemel te bereiken hebben wij training, discipline én voeding nodig.
Opnieuw een oratie met een mooie inhoud. In deze roerige en snel veranderende tijden zeer actueel. Voor mensen die Gods wil graag willen volbrengen lijkt het leven soms op zwemmen in stroop. Dat zijn die kwade machten die bezig zijn Gods wil te dwarsbomen en die lichaam en geest van de gelovige mens verzwaren. Gelukkig is God omnipotens, misericors en vooral propitiatus. Anders waren we reddeloos verloren. Laten we bidden dat wij vrij naar lichaam en geest, onbelemmerd Uw wil volbrengen.