Lectio altera
Ex Tractátu
sancti Ambrósii epíscopi De Cain et Abel
(Lib.
1, 9, 34. 38-39: CSEL 32, 369. 371-372)
Tweede lezing
Uit het
tractaat over Caïn en Abel, van de H. Ambrosius, bisschop
(Lib. 1, 9, 34. 38-39: CSEL 32, 369.
371-372)
Men moet vooral bidden voor
het gehele lichaam van de Kerk
Breng
als een offer een loflied aan God; onderhoud uw geloften, de Allerhoogste
gebracht. God loven is:
Hem zijn geloften aanbevelen en ze onderhouden. Vandaar munt die Samaritaan
boven de anderen uit, die, toen hij met de negen andere melaatsen op het woord
van de Heer van zijn melaatsheid gereinigd was, alléén naar Christus
terugkeerde, God verheerlijkte en Hem dankte. Over hem zie Jezus: Niemand van hen is teruggekeerd om aan God
eer te brengen dan alleen deze vreemdeling. En Hij sprak tot hem: Sta op en ga
heen; uw geloof heeft u gered.
De Heer Jezus leerde u op goddelijke wijze
de goedheid van de Vader, die het goede weet te geven, om aan de Goede zelf te
vragen wat Goed is. Zowel nadrukkelijk als dikwijls vermaande Hij ons te
bidden, niet om met tegenzin voortdurend te bidden, maar om dikwijls volhardend
te bidden. Want een lang gebed wordt meestal zielloos, maar een telkens
onderbroken gebed wordt zeker een verstrooid gebed.
Vervolgens vermaant Hij dat gij, wanneer
gij zelf voor u vergeving vraagt, dit dan ook zeker aan anderen weet te
schenken, waardoor gij uw gebed met de stem van uw eigen daden aanbeveelt. Ook
leert de Apostel ons te bidden zonder verbittering en verdeeldheid, om te
voorkomen, dat uw gebed verstrooid wordt of bedorven. Hij zegt ook, dat men
overal moet bidden, omdat de Verlosser zegt: Treed in uw binnenkamer.
Maar begrijp goed, dat hier niet een kamer
bedoeld wordt met muren omsloten, waar gij lichamelijk wordt opgesloten, maar
de kamer binnen u, waarin uw gedachten worden omsloten en waar uw zintuigen
zich bevinden. Die binnenkamer van uw gebed is overal bij u en overal geheim,
waar niemand anders getuige is dan God alleen.
Gij wordt vooral gemaand ook voor het volk
te bidden, dit is, voor héél het lichaam, voor al de leden van uw Moeder, waar
het kenteken geldt van de onderlinge liefde. Want als gij voor uzelf bidt, zult
gij alleen maar voor uzelf vragen. En als iedereen alleen maar voor zichzelf
bidt, is de genade voor hem als zondaar minder dan voor hem als voorspreker van
anderen. Maar nu ieder voor de anderen bidt, bidden ook allen voor iedereen.
Laten wij dus hiermee besluiten: als gij
alleen voor uzelf bidt, zoals wij zeiden, zult gij ook alleen voor uzelf
vragen; maar als gij voor allen bidt, zullen ook allen voor u vragen, omdat ook
gij tot die allen hoort. Zo groot is dus de beloning, dat door de gebeden van
de enkelingen voor ieder van het christenvolk bijstand wordt verkregen. Daarin
ligt geen enkele aanmatiging, maar de grootste nederigheid en de overvloedigste
vrucht.