Een
opstel uit 1931 van zuster M. Henrica Fieten CRSS (Turnhout)
Jan van Abroek en zijn
werk
Jan van Abroek, is de stichter van de kanunnikessen-kloosters van het H. Graf; we noemen hem zelfs
eerbiedwaardig en beschouwen hem, omwille van zijn werk, als een grote
persoonlijkheid.
Zijn naam ‘van Abroek’ wijst op
de geboorteplaats en zegt ons meer dan het dorpje Beek, bij Bree in de
Limburgse Kempen, dat gewoonlijk als zijn geboorteplaats wordt opgegeven in de
historische documenten over de Orde.
Jan van Abroek werd geboren rond
1440, ontving het lager onderwijs in de school van Bree deed zijn humaniora in
het beroemde Fratershuis te ’s Hertogenbosch en volgde de leergangen van
filosofie en theologie aan de universiteit van Keulen. In de 15e
eeuw bestonden er immers nog geen seminaries en moesten degenen die zich
voorbereidden op het priesterschap bovengenoemde studies volgen aan de
hogescholen van Leuven of elders. Volgens een overlevering in de Orde bewaard,
studeerde Jan van Abroek te Keulen.
Op zekere dag van het jaar 1465,
na zijn studies te hebben voltooid en zijn zuster Clementia in het klooster te
Roermond bezocht te hebben, bracht hij ook een bezoek aan St. Odiliënberg, en
zag daar de prachtige kerk, met kloosterpanden, vervallen en verlaten. In een
oude kronijk lezen we hoe de vrome student zeer getroffen was toen hij het Huis
Gods “ijdel en ledig” vond. Deuren en vensters waren weggedragen of gesloten.
Het vee zocht een schuilplaats in de kloosterpanden; vogels van allerlei soort
nestelden in de hoeken en spleten, zodat het “ser te jammeren was ofte
beklagen”.
Onder aandrang van de genade
besloot Jan van Abroek een einde te maken aan deze toestand, de gebouwen tot
Gods eer te herstellen en er zo mogelijk kloosterlingen te doen komen, die
opnieuw de eredienst zouden waarnemen, de parochie bedienen, en verder de
gehele streek in de geest der eerste missionarissen, nl. de HH. Wiro,
Plechelmus en Otgerus opleiden tot een hogere beschaving en verdieping van het
christelijk leven.
Om zijn plan, of liever Gods
plan, te kunnen uitwerken, moest Jan van Abroek op verdere inlichtingen uit.
Hij vernam van het Kapittel van Roermond dat volgens een oude schikking, de
kerk en het klooster van St. Odiliënberg behoorden aan het klooster van het H.
Graf te Denckendorf, in het bidsom Constanz, daar gesticht door kanunniken van het H. Graf te Jeruzalem
rond de jaren 1130-1140. Volgens de schikking moest het verlaten klooster
dienen voor de stichting van een klooster van het H. Graf.
Na zijn bezoek in Roermond
besloot Jan van Abroek tot intrede in de Orde van het H. Graf. Zijn opleiding
zocht hij in het klooster “Henegouw” onder Wimmertingen bij Hasselt, dat
eveneens onder Denckendorf stond. Na zijn noviciaat en priesterwijding keerde
hij, vergezeld van een medebroeder, naar St. Odiliënberg terug, en begon
moedig en vertrouwvol met het herstel
der gebouwen en de inrichting van het klooster. Zij leefden er “in duchtden
enden in goeden discipline”. Nieuwe leden boden zich aan, ook kregen zij giften
en hulp voor de herstelling van de kerk en klooster, en zo ontstond in het jaar
1467 te St. Odiliënberg die merkwaardige priorij welke nieuw leven zou brengen in de oude Orde, en wier geest vooral zou
opbloeien in een nieuwe twijg: de vrouwelijk tak der Sepulcrienen.
Jan van Abroek als hersteller van
het oude, vervallen klooster was de eerste prior te St. Odiliënberg. “De
godsdienst werd er eerlich gedaan”. De getijden dag en nacht gezongen of
gelezen volgens de regels der orde. Een eerste bloei was er te bespeuren in het
geestelijke en het tijdelijke. De jonge prior zorgde ervoor dat de leken die
hij aannam tot het priesterschap werden verheven.
J.A.
van der Drift, Kerk van Sint Odiliënberg, 1858.
Bij de restauratie onder
pastoor Willem van Basel 1680-1686 kon slechts één van
de twee torens heropgebouwd worden.
De ijver van de vurige prior
bepaalde zich echter niet tot het klooster van St. Odiliënberg alleen. Met de
goedkeuring van paus Innocentius VIII en na de verheffing tot vicaris-generaal
en later tot aartsprior en algemeen overste van de Orde van het H. Graf in de
Nederlanden, zou hij als hervormer optreden, en nieuw leven brengen in de
volgende stichtingen vanuit Jeruzalem:
Henegouw
bij Hasselt, Culemborg (Utrecht) 1492, Bierbeek bij Leuven, Oetsloven bij Looz
(België) en Aken. Aangespoord door de pauselijke volmacht sticht hij de
kanunnikenkloosters van Kinrooi (B) in 1474, La Xhavée bij Luik in 1486, Udhem
bij Kleef (Dld) 1501, Hoogcruts onder Slenaken in 1495, Venlo (Trancedron) in
1497, Kirchain (Dld) 1502 en Arnemuiden (Zuid-Beveland) 1509.
Handtekening: Frater Jo Aabrock humilis
prior monte Sancte Odilie
Over het algemeen hadden deze
kanunnikenkloosters weinig voorspoed. De 16e, q7e en 18e
eeuw waren tijden van strooptochten en oorlogen. De kloosters in Zuid-Holland en Zeeland gingen verloren in
de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Hoogcruts werd door de hertog van Parma in
brand gestoken, het klooster van Sint Odiliënberg werd geplunderd en half in de
as gelegd, de laatste prior gevangen genomen. Zodat het op het einde der 18e
eeuw jammerlijk genoeg, voorgoed gedaan was met de mannelijke tak van de Orde.
Niettegenstaande verdrukking en
vervolging werkten sommige der nieuwe stichtingen, en vooral het klooster van
Hoogcruts allerprachtigst. Dit klooster kon bogen op een [Latijnse] kostschool
van eerste rang; en van de kanunniken zelf werden er sommigen naar de
Hogeschool van Leuven gezonden om academische graden te verwerven. Ongelukkig
werd het door de Franse overheersing afgeschaft en verkocht in het jaar 1797.
(Bovenstaand artikel enigszins
aangepast)
Het voormalige kanunnikenklooster Hoogruts
is recent gerestaureerd door de inspanningen van restauratie-architect Karl
Pesch-Konopka (Stadsherstel en Stichting
Het Limburgse Landschap. Zie de link Hoogcruts en klik op de foto’s. Of kijk
onder Karl Pesch, Ruine Hoogcruts enz. Wordt vriend of ambassadeur van
Hoogcruts!