Ad
Officium lectionis
Lectio altera
Ex Epístola
sancti Cleméntis papæ Primi ad Corínthios
(Cap. 30, 3-4; 34, 2-35,5:
Funk 1, 99.103-105)
Tweede lezing
Uit de Brief van de H. Clemens I, paus aan
de Corinthiërs
(Cap. 30, 3-4; 34,
2-35,5: Funk 1, 99.103-105)
Laten wij de weg der waarheid volgen
Bekleden wij ons met eensgezindheid, in
nederigheid en zelfbeheersing, terwijl wij ons verre houden van kwaadspreken en
kleinering en ons rechtvaardigen door daden, niet met woorden. Want de H.
Schrift zegt: Moet hij, die veel spreekt,
ook niet luisteren? Of mag een praatzuchtig man menen gelijk te hebben?
Daarom moeten wij vol ijver zijn om het
goede te doen, want alles komt van God. Hij zegt ons immers: Zie de Heer komt; zijn vergelding komt met
Hem mee, en eenieder schenkt Hij loon naar zijn werken. Daarom maant Hij
ons, die met heel ons hart in Hem geloven, dat wij niet traag en nalatig moeten
zijn bij elk goed werk. Onze roem en ons vertrouwen moeten op Hem berusten.
Onderwerpen wij ons aan zijn wil, en laten wij aandachtig heel de menigte van
engelen beschouwen, hoe zij voor zijn Aanschijn staan en zijn Wil volbrengen.
De Schrift immers zegt: Tienduizend maal
tienduizenden stonden voor Hem en duizend maal duizenden dienden Hem en riepen
uit: Heilig, heilig, heilig is de Heer der legerscharen; vol is heel de
schepping van zijn glorie.
Laten wij dus in eensgezindheid bijeen, met
een rein geweten als uit één mond zonder ophouden tot Hem roepen, dat wij toch
deelachtig mogen worden aan zijn grote en roemvolle beloften. Hij zegt immers: Geen oog heeft gezien en geen oor heeft
gehoord en het is in geen mensengeest opgekomen, al wat God heeft bereid voor
die Hem met verlangen tegemoet zien.
Hoe zalig en wonderbaar, geliefden, zijn de
gaven Gods. Een leven in onsterfelijkheid, een glans in gerechtigheid, een
waarheid in vrijheid, een geloof in vertrouwen, een onthouding in heiligheid;
en dat alles valt nog te begrijpen. Maar wat zal dat dan wel zijn, wat bereid
wordt voor die Hem met verlangen tegemoet zien? De Allerheiligste Schepper en
Vader der eeuwen kent er de omvang en schoonheid van.
Laten wij er dus met ijver naar streven
onder het getal gerekend te worden van hen, die Hem met verlangen tegemoet
zien, om deel te krijgen aan de beloofde gaven. Maar hoe zal dat geschieden,
geliefden? Dat zal geschieden als door het geloof onze geest in God is
verankerd, als wij met ijver zoeken wat Hem aangenaam en welgevallig is, als
wij volbrengen wat overeenkomt met zijn heilige Wil, doordat wij elke
ongerechtigheid van ons afwerpen en de weg der waarheid volgen.