zaterdag 1 mei 2021

Collectegebed – Vijfde zondag van Pasen Ware vrijheid en erfdeel in eeuwig leven voor wie in Christus geloven


Ware vrijheid en erfdeel in eeuwig leven voor wie in Christus geloven

I n l e i d i n g

Het collectegebed (en de oratie in het Getijdengebed) van vandaag is gebaseerd op de beeldspraak van adoptie in het Nieuwe Testament. Het vloeit eveneens voort uit de oude Romeinse wettelijke concepten van het vrijlaten van slaven en het adopteren van erfgenamen. Onze adoptie door God haalt ons uit de slavernij en geeft ons een nieuwe status als vrije leden van de Kerk en als zonen en dochters. Het Doopsel verleent deze vrijheid, lidmaatschap en adoptie. Zelfs natuurlijke kinderen van een vader in Rome hadden zijn erkenning nodig voordat zij met recht als zijn wettelijke kinderen en erfgenamen konden worden beschouwd. Adoptie kon dezelfde rechten en privileges verlenen. De Romeinse adoptio verwijderde een persoon uit de ene familie en plaatste hem in een andere, terwijl adrogatio de mensen niet wettelijk onder het gezag van een ouder in een familie plaatste doch onder het gezag van een paterfamilias (Griekse genitief), de meester van het huis. In het Latijn is een familia een huis en alles wat daartoe behoort: een familie-landgoed, een familiebezit.

Missale Romanum 1970
Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
fílios dilectionis tuæ benignus intende,
ut in Christo credentibus
et vera tribuatur libertas, et hereditas æterna.    

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
God, Gij hebt ons verlost en tot uw geliefde kinderen aangenomen.
Zie in uw goedheid naar allen die Gij als een vader bemint.
Geef hun die in Christus geloven de ware vrijheid en het erfdeel in het eeuwig leven.

Werkvertaling
God, door wiens toedoen de verlossing tot ons komt en door wie ook de aanname tot zijn kinderen wordt gegeven,
richt welwillend uw ogen op de kinderen van uw Liefde,
zodat aan hen die in Christus geloven de ware vrijheid en het eeuwige erfdeel wordt gegeven.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Bovenstaand collectegebed is hetzelfde als de collecta van de 23e zondag door het jaar.
De oratie kwam in voorafgaande edities van het Romeinse Missaal niet voor: de tekst gaat terug op het oude Sacramentarium Gregorianum (522; Hadr 93,4) 9e eeuw, en werd gevonden in een reeks oraties voor de Paastijd:

Deus, per quem nobis et redemptio venit et præstatur adoptio,
respice in opera misericordiæ tuæ,
ut in Christo renatis et æterna tribuatur hereditas et vera libertas.


Bij de liturgiehervorming van Vaticanum II heeft de tekst met enige wijzigingen een plaats gekregen in het Romeinse Missaal, editio typica 1970.

In de editie 2002 van het Romeinse Missaal werd dit collectegebed vervangen door een oratie uit het Sacramentarium Bergomense (Ambrosiaanse traditie, Ms. Bibl. di S. Alessandro in Colonna in

Bergamo) 9e eeuw. (1)

S t r u c t u u r a n a l y s e
1. Deus, per quem nobis et redemptio venit et praestatur adoptio,
2. filios dilectionis tuae benignus intende,
3. ut in Christo credentibus et vera tribuatur libertas, et hereditas aeterna.

Ad 1

De oratie richt zich onmiddellijk tot God, Deus. De vorm staat in de vocativus, de aanspreekvorm, gevolgd door een relatieve bijzin die heilsdaden van God als Vader memoreert. Het relativum (betrekkelijk voornaamwoord) quem heeft Deus als antecedent.

De relatieve zin bevat twee zinsdelen die elk een onderwerp en een gezegde bevatten ( redemptio venit en praestatur adoptio). De zinsdelen zijn in een kruisstelling geplaatst (chiasme). Het betreft hier een opsomming uitgedrukt door het tweevoudige gebruik van et (et…et = zowel… als, (en)…en ook). Opvallend is dat venit een actieve werkwoordsvorm is en praestatur een passieve werkwoordsvorm. Dit zorgt voor een variatie in de zinsstructuur, maar desalniettemin is in elk van beide zinsdelen God ontegenzeglijk herkenbaar, leesbaar zo men wil, als de verlossende Vader.

Ad 2

De hoofdzin met de eigenlijke bede, precies in het midden van de oratie.
Benignus is grammaticaal gezien als adiectivum gebruikt bij het subject Deus, die in deze regel echter niet meer expliciet wordt genoemd. Wanneer men de functie van adiectivum in de vertaling wil handhaven zou men kunnen kiezen voor deze variant: ‘Gij, die welwillend zijt…’. Een andere vertaalmogelijkheid is om het adiectivum als een adverbium, een bijwoord, te vertalen bij de imperativus intende: ‘ Richt welwillend uw ogen op…
Filios is object bij de imperativus intende en de genitivus dilectionis tuæ staat als aanvullende bepaling bij filios.

Ad 3

Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolghebbende bijzin, klassiek ingeleid door het voegwoord ut; het verbum tribuatur met wenskarakter in de coniunctivus en in de passieve vorm behoort zowel bij het subject libertas als hereditas.

Zoals in regel 1 van deze oratio is ook in deze regel sprake van een opsomming (et…et) waarbij de twee zinsdelen (vera tribuatur libertas en hereditas aeterna) gekoppeld worden en geplaatst zijn in een kruisstelling (chiasme). Opvallend in deze regel is dat het werkwoord tribuatur voor beide zinsdelen als gezegde geldt. De zinsstructuur wijkt hierin af van de eerste regel van deze bede.

in Christo credentibus: bijwoordelijke bepaling samengesteld uit de ablativusvorm in Christo 

en het tegenwoordige deelwoord credentibus in de dativus pluralis. Zoals in regel 1 nobis als dativus wordt gebruikt, zo is in deze regel credentibus als dativus gebruikt; aan hen die geloven in Christus wordt de ware vrijheid en het eeuwigdurende erfdeel gegeven.

S t i j l v o r m e n
De oratie bevat zoals gezegd twee mooie chiasmen of kruisstellingen: een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst: in regel 1: redemptio venit…praestatur adoptio (subject werkwoord … …werkwoord subject en in regel 3: vera libertas…hereditas æterna (adjectief, bijvoeglijk naamwoord …substantief, zelfstandig naamwoord… substantief…adjectief.
De substantieven redemptio…adoptio (r. 1) bevatten eindrijm in klank, eveneens de adjectieven vera …æterna en de substantieven libertas… hereditas (r. 3).
De verwantschap in het woordgebruik verwijst naar sommige patristische bronnen zoals De Trinitate 6,44 van Sint Hilarius van Poitiers (+ ca 368) en Epistula 9,65.5 van Sint Ambrosius van Milaan.

C o m m e n t a a r
De wijze waarop God in de openingszin wordt aangesproken legt de nadruk op een van zijn grootste heilsdaden, namelijk dat wij door God zijn vrijgekocht en dat Hij ons als kinderen heeft aangenomen. Allebei werken van de goddelijke barmhartigheid – opera misericordiæ - concreet: de kinderen van God, de nieuwe schepping, zo bidt de Kerk, mogen God in genade aanschouwen. Bij de kinderen die God uit liefde voortgebracht heeft, kan men aan 1 Joh 3,1 denken: “De Vader heeft ons zo’n grote liefde geschonken, dat wij kinderen van God genoemd worden, en wij zijn het ook.”

De uitdrukking filios dilectionis tuæ – de kinderen van Uw liefde verwijst tevens naar Kol 1,13 waar de Apostel Paulus in een dankhymne over God de Vader zegt: “qui eripuit nos de potestate tenebrarum et transtulit in regnum Filii dilectionis suæ”- Hij heeft ons ontrukt aan het machtsgebied van de duisternis en overgebracht naar het Koninkrijk van zijn geliefde Zoon.
De oorspronkelijke versie dacht als gebed van het Paasoctaaf in het bijzonder aan de nieuw gedoopten, als het om erfdeel en vrijheid bad voor de “wedergeborenen” - in Christo renatis -. Voor de vijfde zondag van de Paastijd wenste men de beperking tot de nieuw gedoopten op te heffen en veranderde renatos, “de nieuw gedoopten” in credentes, de “gelovigen”. Het lijkt erop, alsof er ook een verschil met betrekking tot afgesmeekte “ware vrijheid” ontstaat.
Deze libertas wordt in de originele versie na hereditas - het “erfdeel” genoemd, en het postconciliaire MR 1970 heeft die volgorde vermoedelijk bewust “verbeterd”. Het lijkt er echter op, dat Hadr aan de vrijheid van de heiligen dacht, die het erfdeel reeds ontvangen hebben. De gewijzigde versie van MR 1970 doet aan de vrijheid van de kinderen Gods denken, aan de “kinderen van de vrijgeborene”, die Christus “tot vrijheid heeft geroepen” (Gal 4,31; 5,1). 

K l e i n  v o c a b u l a r i u m
Præsto (præstiti, præstatum) betekent in feite “staan voor of ervoor staan”. Het werkwoord heeft echter een breed scala aan betekenissen, inclusief ”vervullen, handhaven, verrichten, uitvoeren” en betekenissen daar omheen (“prestatie” in het Nederlands), hetgeen præsto soms wat ingewikkeld maakt. Rond de tweede eeuw betekende præsto ook “lenen” (vgl. het Franse “prêter”) en vanaf de vierde eeuw “aanbieden”. Cassiodorus en andere auteurs gebruiken præsto voor “helpen, bijstaan, geven, verlenen”.
Het begrip adoptio kwam reeds aan de orde bij de uitleg van de oratie van de 19e zondag per annum en de 3e zondag van Pasen.
Hereditas betekent “erfdom, erfgoed” of de erfenis zelf, het vaderlijk erfdeel.
De originele versie dacht als gebed in het Paasoctaaf wel bijzonder aan de pasgedoopten (renatis – waarbij voor de “opnieuw geborenen” om erfschap en vrijheid werd gebeden. In de collecta van de 5e zondag van Pasen heeft men deze verengde toepassing op de pasgedoopten (de opnieuw geborenen) vervangen en staat er credentibus, aan hen die in Christus geloven.
Het geloof is noodzakelijk om als kinderen deel te krijgen aan de gemeenschap met de Vader, Zoon en H.Geest en is voorwaarde voor het ontvangen van het eeuwig leven.
(vgl. Katechismus van de Katholieke Kerk [KKK], nrs. 161,163).

Op grond van het feit dat wij in eenheid met Christus onze gemeenschappelijke menselijke natuur bezitten, werd de weg naar het goddelijk kindschap door de Vader in Christus voor ons geopend. Christus is van nature de Zoon van de Vader, wij zijn zonen en dochters door de genade. Onze aanneming door de genade is “volmaakt”(adoptio perfecta) omdat deze volkomen is. Perfecta komt van perficio, “tot een eind of conclusie brengen, afmaken, voltooien”. Vanuit Gods gezichtspunt is onze adoptie volmaakt omdat Hij zijn merkteken op ons legt, speciaal in het Doopsel en Vormsel. Aangezien God niet door tijd is beperkt en er voor Hem geen onderscheid in verleden of toekomst bestaat, ziet Hij volmaakt de resultaten van ieder gave van aanneming. Vanuit ons gezichtspunt zal adoptie pas voltooid zijn wanneer wij Hem van aangezicht tot aangezicht zien. Vanwege het Doopsel is het stempel van de Vader in ons voor eeuwig verzegeld. De H.Geest brengt ons in deze wonderbaarlijke aanneming de Vader en de Zoon wanneer Hij zijn rechtmatige plaats in onze ziel inneemt, waardoor Hij de volmaakte gemeenschap, zelfs verwantschap schept in onze ziel.

C o m m e n t a a r [vervolg]
De gedoopten zijn niet langer aan Satan onderworpen, maar vallen nu onder het nieuwe meesterschap van God. In Rome was er ook een vorm van “adoptie” door benoeming tot erfgenaam met het recht de naam aan te nemen van degene die het erfgoed vermaakte. Dit was echter geen complete adoptie in de volste zin: men werd erfgenaam van de naam en van het bezit van de vader zonder de andere volmachten van een pater familias totdat deze door de magistratuur waren bevestigd enz. Zelfs na het Doopsel kan onze status verdiept worden in het Vormsel. Vroegere slaven konden worden bevrijd, doch dat maakte hen nog niet tot Romeinse burgers met de grotere rechten. Door het Doopsel worden wij burgers van de hemel, leden van de (familie)-gemeenschap van de Kerk. Wij zijn niet enkel vrij, maar krijgen eveneens de kans op de eeuwige zaligheid. In het oude Rome kon een slaaf burger worden door bepaalde vormen van vrijlating (manumissio) uit de slavernij: door adoptie, door militaire dienst of op grond van een speciale concessie aan een gemeenschap of territorium. In zekere zin hebben wij dit alles ondergaan: door zijn hand (manus) op ons te leggen zijn wij bevrijd. We zijn tot zonen en dochters van een hemelse Vader gemaakt. Nu zijn we soldaten in de strijdende Kerk. Door het lidmaatschap van de gemeenschap van de Kerk, een heilig en priesterlijk Volk, krijgen we privileges en verplichtingen. God heeft ons als zijn eigen kinderen erkend met een volmaakte adoptie. Dit is ware vrijheid en waar erfschap, dat niets uitsluit en in zeker zin ons nog vrijgeviger en overvloediger geeft dan wij gehad zouden hebben voordat wij door zonde onder de heerschappij van de duivel vielen.

Het is een moeilijk te begrijpen mysterie: wij zijn reeds zonen en dochters in een volmaakt kindschap door adoptie, maar dat kindschap is nog niet compleet: het laatste essentiële onderdeel ontbreekt nog, en dat is volharding in geloof en gehoorzaamheid gedurende ons hele leven en hun bekrachtiging in de dood en het bijzonder oordeel. Door veel vallen en opstaan komen wij tot de volmaaktheid van de adoptie, waaraan wij nu nog op een onvolmaakte volmaakte wijze deelhebben.

Deze prachtige oratie in het voorjaar en verderop gedurende de Tijd door het jaar bevat vriendelijke aanmaningen ons te herinneren wie wij zijn, en daardoor aan wat wij te doen hebben.
Christus heeft beide geopenbaard.
  
V i n d p l a a t s e n van enkele begrippen in de Katechismus van de Katholieke Kerk: 
Redemptio:  Heilsmysterie en verlossing als “vrijkoop” uit de slavernij van de zonde, nrs. 571 en 601
Adoptio:        Jezus Christus is Mens geworden om ons te laten delen in de goddelijke natuur, nr. 460
Libertas:        Vrijheid door Christus, nr. 1741

(1)
Omnipotens sempiterne Deus,
semper in nobis paschale perfice sacramentum
ut, quos sacro baptismate dignatus es renovare,
sub tuae protectionis auxilio multos fructus afferant,
et ad aeternae vitae gaudia pervenire concedas.
Letterlijke vertaling in het Engels:
Almighty eternal God,
perfect in us always the paschal mystery,
so that those whom You deigned to renew by means of sacred baptism,
may under the aid of Your protection bear many fruits,
and that You will grant them to attain unto the joys of eternal life.
(2)
Een chiasme of kruisstelling is een repetitio met omkering. Bij deze stijlfiguur worden de overeenkomstige termen van twee formuleringen in omgekeerde volgorde geplaatst om afwisseling te creëren.

(3)
Flavius Magnus Aurelius Cassiodorus Senator (Scylaceum (Calabrië), ca. 484/490 ‑ klooster Vivarium bij Scylaceum, ca. 585), gewoonlijk bekend als Cassiodorus, was een Romeins staatsman (praefectus praetorio) en schrijver, tevens rechtsgeleerde en secretaris van Theodorik de Grote, koning van de Ostrogoten.Werken van zijn hand: Chronica. De orthographia. Expositio in psalterium. Complexiones in epistolis apostolorum et actibus eorum et apocalypse. Historia ecclesiastica tripartite. Historia Gothorum, overgeleverd als samenvatting in de Getica. Institutiones Divinarum et Saecularium Litterarum. Variae.