zaterdag 29 mei 2021

Lezingenofficie Hoogfeest H. Drieëenheid Liturgia Horarum Lezingen van het Lezingenofficie Het grote mysterie van de Wil van God


 Augustinus leest Paulus, fresco van Benozzo Gozzoli (1420-1497)

Eerste lezing

Uit de Eerste Brief van de Apostel Paulus aan de Korintiërs  2,1-16

Het grote mysterie van de Wil van God

Broeders en zusters, toen ik bij u kwam om u het geheim van God te verkondigen, beschikte ook ik niet over uitzonderlijke welsprekendheid of wijsheid. Ik had besloten u geen andere kennis te brengen dan die over Jezus Christus – de gekruisigde. Bovendien kwam ik bij u in al mijn zwakheid en was ik angstig en onzeker. De boodschap die ik verkondigde overtuigde niet door wijsheid, maar bewees zich door de kracht van de Geest, want uw geloof moest niet op menselijke wijsheid steunen, maar op de kracht van God.

Toch is wat wij verkondigen wijsheid voor wie volwassen is in het geloof. Het is echter niet de wijsheid van deze wereld en haar machthebbers, die ten onder zullen gaan. Waar wij over spreken is Gods verborgen en geheime wijsheid, een wijsheid waarover God vóór alle tijden besloten heeft dat wij door haar zouden delen in zijn luister. Geen van de machthebbers van deze wereld heeft die wijsheid gekend; zouden ze haar wel hebben gekend, dan zouden ze de Heer die deelt in Gods luister niet hebben gekruisigd. Maar het is zoals geschreven staat: ‘Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie hem liefheeft.’

God heeft ons dit geopenbaard door de Geest, want de Geest doorgrondt alles, ook de diepten van God. Wie is in staat de mens te kennen, behalve de geest van de mens? Zo is alleen de Geest van God in staat om God te kennen. Wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die van God komt, opdat we zouden weten wat God ons in zijn goedheid heeft geschonken. Daarover spreken wij, niet op een manier die ons door menselijke wijsheid is geleerd, maar zoals de Geest het ons leert: wij verklaren het geestelijke met het geestelijke. Een mens die de Geest niet bezit, aanvaardt niet wat van de Geest van God komt, want voor hem is het dwaasheid. Hij kan het ook niet begrijpen, omdat het geestelijk moet worden beoordeeld. Maar een mens die de Geest wel bezit, kan alles beoordelen, en zelf wordt hij door niemand beoordeeld. Er staat immers geschreven:
Wie kent de gedachten van de Heer, zodat hij hem zou kunnen onderwijzen?
Welnu, onze gedachten zijn die van Christus.

Tweede lezing

Uit de Brieven van de H. Athanasius, bisschop
(Ep. 1 ad Serapionem, 28-30: PG 26, 594-595. 599)

Licht, glans en genade in de Drieëenheid en dóór de Drieëenheid

Het zal niet zonder nut zijn de oude traditie, de leer en het geloof van de katholieke Kerk te onderzoeken, die de Heer heeft overgeleverd, die de Apostelen hebben gepreekt en die de Vaders hebben bewaard. Want daarop is de Kerk gegrondvest. Als iemand dáár ontrouw aan wordt, kan hij om geen reden nog langer christen zijn of genoemd worden.

Derhalve is de Drieëenheid heilig en volmaakt, die in de Vader en de Zoon en de heilige Geest wordt erkend. Zij bezit niets wat haar vreemd is of wat van buiten haar komt. Zij bestaat niet uit Schepper en schepsel, maar bezit de volle macht om te scheppen en te vormen; ook gelijkt Zij alleen op Zichzelf en is enig in haar natuur, één ook in haar kracht en haar werking. Want de Vader doet alles door het Woord in de Heilige Geest, en op die wijze wordt de eenheid van de Drieëenheid bewaard. Zo wordt er in de Kerk één God verkondigd, die is boven alles en door alles en in alles. Boven alles namelijk als Vader, als Beginsel en Bron, door alles, namelijk door zijn Woord, en tenslotte in alles, in zijn Heilige Geest.

Als de heilige Paulus aan de Korinthiërs schrijft over geestelijke onderwerpen, brengt hij alles terug tot de ene God en Vader als tot het Hoofd, en zegt dat op deze manier: Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid in de uitingen van kracht, maar het is dezelfde God, die alles in allen tot stand brengt.

Want wat de Geest aan elkeen schenkt, komt van de Vader door middel van zijn Woord. Alles toch, wat van de Vader is, is ook van de Zoon. Vandaar, hetgeen door de Zoon in de Geest wordt geschonken, waarlijk gaven zijn van de Vader. En zo ook, als de Geest in ons is, is ook het Woord, van Wie wij die Geest ontvangen, in ons, en in het Woord is ook de Vader, en zo wordt dus gezegd: Wij, Ik en de Vader, zullen komen en ons verblijf bij hem nemen. Want waar het licht is, daar is ook de glans ervan; en waar die glans is, daar is tegelijk zijn uitwerking en de glanzende genade.

Ditzelfde leert Paulus in zijn Tweede Brief aan de Korinthiërs met deze woorden: De genade van onze Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen. Want de genade en de gave, die in de Drieëenheid wordt gegeven, wordt door de Vader gegeven dóór de Zoon in de Heilige Geest. Want zoals uit de Vader door de Zoon genade wordt gegeven, zo kan er in ons geen mededeling van die gave zijn dan in de Heilige Geest. Als wij dus aan deze Geest deelachtig zijn, bezitten wij ook de liefde van de Vader, de genade van de Zoon en de mededeling van diezelfde Geest.