zaterdag 1 mei 2021

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica quinta Paschæ Vijfde zondag van Pasen Help ons afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden!


.
Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Help ons afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden!
I n l e i d i n g
“Cantate Domino canticum novum, alleluia, quia mirabilia fecit Dominus, alleluia” (Ps 97, 1) – Zingt voor de Heer een nieuw lied, alleluia, want wonderen heeft Hij verricht, alleluia!
Aldus zingt de Kerk in de Introitus van deze zondag in blijde paasstemming haar jubel uit. Pasen betekent immers het vooruitzicht op onze eigen verrijzenis en omvat reeds nu de opstanding van de ziel uit de duisternis van ongeloof en zonde.
De Kerk drukt zich echter niet alleen uit in jubel en dank. Zij verdiept zich ook vol liefde in het grote wonder van Jezus’ Verrijzenis en met de leerlingen laat zij zich door de Verrezen Heer onderrichten. Zij wil ten volle begrijpen wat het wil zeggen: Christus heeft ons verlost; wij zijn met Hem verrezen, wij hebben een nieuw leven in ons.
Omdat het hier gaat om een Postcommunio, mag worden verondersteld dat het begrip “hemelse mysteries”  betrekking heeft op het Lichaam en Bloed van de Heer, waarmee, zoals de oratie zegt, het volk van God in de H. Mis  wordt vervuld. Het Latijnse “imbuere” is gebruikt, omdat het verbonden met het concept “mysterium” dikwijls duidt op de inwijding in de mysteries. Zo is het begrip “mysterie”, zoals we al vaker zagen, ook te begrijpen als H. Eucharistie of Paasmysterie, zodat de tekst als volgt te interpreteren is: “Het volk dat U in het mysterie van de H. Eucharistie hebt ingewijd”, of “dat U in het Paasmysterie hebt ingewijd”, zoals Sint Augustinus dat doet in zijn Tractaat De bapismo contra Donatistas (CSEL, 51- M. 43). In beide interpretaties heeft de bede “Voer uw volk van het leven van de oude mens naar het leven van de nieuwe mens” zin.
Maar ook een interpretatie waarbij “imbuisti mysteriis cælestibus” wordt begrepen als ‘overstelpt door/vervuld  door/ondergedompeld in de hemelse mysteries’ als effect van de H. Communie is denkbaar; in dit geval komt imbuisti dichtbij satiasti: Uw volk dat Gij verzadigd hebt…
De transitus, de overgang van oud naar nieuw– door het Doopsel van dood naar leven – betreft het leven van de gedoopte mens. Het nieuwe leven waardoor wij als kind van God worden geënt op de Boom des Levens en ondergedompeld in het goddelijke leven van de H. Drieëenheid, vraagt actie die aan deze status beantwoordt. Dat wat in het wezen van het goddelijk Kindschap is verankerd, moet in overeenkomstig leven en handelen zichtbaar worden.
De deelname aan het Eucharistisch Offer brengt in ons tot voltooiing wat ons in het Doopsel is geschonken. Ook de gaven van de H. Geest zijn ons gegeven tot opbouw van het Lichaam van Christus, dat de Kerk is, en tot groei in heiligheid.
Daarop doelt de oratie als zij bidt: “Help ons afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden”.
Wij hebben de belofte van Hem die op de troon is gezeten en heeft gezegd: ‘Zie, Ik maak alles nieuw’ (Apoc 21, 5a; 2e lezing van deze zondag).

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Populo tuo, quaesumus, Domine, adesto propitius,
et quem mysteriis cælestibus imbuisti,
fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovncie 1979
Heer, wij vragen U: blijf in uw goedheid uw volk nabij.
Help ons afstand te doen van het oude om een nieuw leven te leiden,
nu Gij ons hebt ingewijd in uw heilige mysteries.

Werkvertaling
Sta uw volk, vragen wij U, Heer, in uw goedheid bij,
en, maak dat [dit volk], dat U hebt ondergedompeld in de hemelse mysteries (door de Sacramenten),
van het oude naar het nieuwe leven overgaat.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De oratie is een compilatie van elementen uit het Sacramentarium Leonianum (Verona, Kapittelbibliotheek LXXXV; 2e helft zesde eeuw, , 214 en 1297) en uit de Postcommunio van maandag in de Pinksterweek in MR 1962: “Adesto, quæsumus, Domine, populo tuo, et quem mysteriis cælestibus imbuisti, ab hostium furore defende”. Het is evident dat het laatste gedeelte  van deze brontekst een beetje teveel smaakt naar het duivelse en daarom niet is overgenomen door MR 1970. Te betreuren is dat (ook!) op deze plaats de verwijzing naar het kwaad en de Kwade “…en bescherm het tegen de woede van zijn vijanden” is weggelaten omdat het misschien wat te ruw was voor de verondersteld daarvoor te fijngevoelige hedendaagse gelovigen. Juist bij ontkenning van het bestaan van de Duivel, kan het kwaad woekeren en is de hel dichterbij. Of we daarin nu willen geloven of niet!
De strekking van de Postcommunio vinden we bijvoorbeeld terug in de Postcommunio van feria IV onder het paasoctaaaf: Ab omni nos, quæsumus, Domine, vetustate purgatos : sacramenti tui veneranda perceptio in novam transferat creaturam. Wij smeken U, Heer, moge het eerbiedig ontvangen van uw Sacrament ons zuiveren van de oude mens en ons tot een nieuw schepsel omvormen.
B i j b e l s e   r e f e r e n t i e s   
1 Kor 5, 7
Expurgate vetus fermentum, ut sitis nova conspersio, sicut estis azymi.
Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, hij/gij zijt immers als ongedesemde paasbroden.
Kol 3,10
Exspoliantes vos veterem hominem cum actibus suis et induentes novum eum, qui renovatur in agnitionem secendum imaginem eius, qui creavit illum.
Gij hebt de oude mens met zijn gedragingen afgelegd en u bekleed met de nieuwe mens, die op weg is naar het ware inzicht, zich vernieuwend naar het beeld van zijn Schepper.

G e t u i g e n i s s e n  v a n  d e  V a d e r s
H. Leo de Grote, paus  
Toen onze Heer Jezus Christus als ware mens geboren werd, hoewel Hij nooit ophield waarachtig God te zijn, vestigde Hij in Zichzelf het begin van het nieuwe schepsel, en in de wijze van zijn geboorte schonk Hij het menselijk geslacht een geestelijke oorsprong. Welk verstand kan dit geheim begrijpen, welke tong deze genade verhalen? De boosheid veranderde in onschuld, het oude in nieuwheid; vreemden werden als kinderen aangenomen en buitenstaanders traden in het erfdeel.
Sermo in Nativitate Domini 7, 2.: PL 54, 217
                                                              
Uit een Paashomilie van een oude auteur
(aangehaald in het Lezingenofficie van het Getijdengebed)
“Zoals wij het beeld hebben gedragen van de aardse”, dit is van de oude mens in zonde, “zo moeten wij het beeld dragen van de hemelse”, dit is: laten we in Christus het heil van de aangenomen, de verloste, de herstelde en gezuiverde mens bezitten.
Sermo 35, 6: PL 17 [ed. 1879], 696.

Uit een Paashomilie van een andere oude auteur
(aangehaald in het Lezingenofficie van het Getijdengebed)
 “Als de Vader van de toekomstige tijd heeft Christus zich voor ons als slachtoffer opgedragen. Ons vroegere leven heeft Hij a.h.w. buiten de tijd gesteld, en een begin gemaakt met het andere leven, door het bad van de wedergeboorte, naar de gelijkenis met zijn dood en verrijzenis”.
PG 59, 723

H. Augustinus
“Dat bewerkt de kracht van het sacrament [van het doopsel]. Het is het sacrament van het nieuwe leven, dat in dit leven begint bij de vergiffenis van alle vroegere zonden, maar dat voltooid zal worden bij de verrijzenis der doden.”
Sermo 8, in octava Paschæ 1.4: PL 46. 838

“Wij worden aangemaand een nieuw lied te zingen voor de Heer. De nieuwe mens kent een nieuw lied. Een lied is een teken van vreugde, en als wij wat nauwkeuriger toekijken, een teken van liefde. Wie dus van een nieuw leven weet te houden, zal ook houden van een nieuw lied. Wat nu dat nieuwe leven is, daar worden wij over ingelicht door dat nieuwe lied. Want tot één rijk behoren al deze dingen: een nieuwe mens, een nieuw lied, een nieuw testament. Zo zal dus de nieuwe mens ook een nieuw lied zingen en zal hij behoren tot een nieuw testament” (…)
“O broeders, o kinderen, o katholieke telgen, o heilig en hemels zaad, o in Christus herborenen en vanuit de hemel geborenen, luistert naar mij, ja door toedoen van mij: Zingt de Heer een nieuw lied. Wel, zegt ge, ik zing. Ge zingt, ge zingt duidelijk, ik hoor het. Maar laat uw leven niet getuigen tegen uw woorden.
Zingt met uw stemmen, zingt met uw harten, zingt met uw monden, zingt met uw gedrag: Zingt voor de Heer een nieuw lied. Ge zoekt ernaar, wat ge zult zingen over Hem, die ge bemint? Ge wilt ongetwijfeld zingen over Hem, die ge bemint? Zoekt ge naar lofgezangen, die ge zult zingen? Ge hebt het gehoord: Zingt de Heer een nieuw lied. Zoekt ge naar lofgezangen? Zijn lof is in de vergadering der heiligen. De lof, in het zingen gelegen, is de zanger zelf.”
Wilt ge God lofzingen? Wat ge zegt, weest dat zelf. Gij zijt zijn lof, als ge goed leeft.
Sermo 34, 1.6: CCL 41, 424.426

H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop
Nadat het leven-makende Woord Gods inwoonde in het vlees, heeft hij dit tot zijn eigen goed, dit is tot zijn leven, omgevormd, en nadat het op een geheel onuitsprekelijke wijze ermee was verenigd, heeft Het dat vlees ook leven-makend gemaakt, niet anders dan Het [Woord] zelf volgens zijn natuur is.
Derhalve maakt het Lichaam van Christus hen levend, die aan zijn Lichaam deelhebben. Want het verdrijft de dood, wanneer Het bij hen, die aan de dood onderworpen zijn, is en neemt het bederf weg, omdat Het in zichzelf de reden veroorzaakt, die het bederf volkomen doet verdwijnen.
Ex Commentario in Ioannis Evangelium (Lib. 4, 2: PG 566)
T e k s t u e l e  a n a l y s e 
1.Populo tuo, quaesumus, Domine, adesto propitius,
et, 2.quem mysteriis cælestibus imbuisti,
3.fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.

De oratie bestaat uit één enkele doorlopende zin, onder te verdelen in twee nevengeschikte zinnen  (r. 1 en r. 3) met de prædicaten adesto en fac transire in de imperativusvorm, verbonden door de coniunctie et. Tussen beide nevengeschikte zinnen is een relatieve bijzin geplaatst waarvan het antecedent populo tuo van r. 1 is en die inhoudelijk de goddelijke gave formuleert waardoor het genade-effect van r. 4 mogelijk wordt.
In beide nevengeschikte zinnen is een bede verwoord.
Ad 1
Openingszin met imperativusvorm adesto, afgezwakt door de tussenzin quæsumus, en met anaklese “Domine”. De dativusvorm singularis populo tuo is bepaald door het gebruik van het prædicaat adesto. Adesse draagt altijd een object in de dativus bij zich. Propitius, genadig, goedgunstig, genegen, in uw goedheid, bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat adesto.
“Adesto propitius” staat naast de aanroeping “Propitius esto” / wees genadig,  uit de Litanie die wordt gezongen op de drie Kruisdagen vóór Hemelvaartsdag.  
Ad 2
Relatieve bijzin in de indicativusvorm ingeleid door het reflexivum quem met populo tuo in twee congruerende dativusvormen in de singularis (r. 1) als antecedent.
Imbuisti, Gij hebt ingewijd, verzadigd, prædicaat in de 2e persoon singularis van het perfectum activi indicativi van imbuere, imbui, imbutus, 3. De indicativus is hier gebruikt omdat de bijzin slechts een nadere bepaling of toelichting van genoemd antecedent geeft.
Mysteriis cælestibus, met/door/in, bijwoordelijke bepaling in twee congruerende ablativusvormen pluralis (ablativus causæ/instrumentalis).
Ad 3
Tweede nevengeschikte zin met prædicaat fac in de imperativusvorm, gevolgd door de a.c.i.- constructie (accusativus cum infinitivo) ad novitatem vitae transire. Als accusativus van de a.c.i.-constructie, hier verzwegen, geldt, gezien de doorlopende zin: populo tuo. Men zou het relativum in de accusativus singularis, quem, hier als accusativus van de a.c.i. constructie kunnen aanmerken. (En maak dat het volk dat…….)

Fac…transire, prædicaatsgroep; ad novitatem vitæ de vetustate, object van transire, samengesteld uit twee bijwoordelijke bepalingen: ad novitatem vitæ, de accusativusvorm novitatem vergezeld van een genitivusvorm (genitivus explicativus) en de ablativusvorm vetustate geregeerd door de præpositie de: ablativus separationis. Door de positie van de genitivus vitae zou deze bijvoeglijke bepaling zowel bij ad novitatem als bij de vetustate gelezen kunnen worden.
S t i j l f i g u r e n
1. Populo tuo, quaesumus, Domine, adesto propitius,
et, 2.quem mysteriis cælestibus imbuisti,
3. fac ad novitatem vitæ de vetustate transire.
Gewone congruentieregel bij populo tuo (regel 1).
Antithese: novitatem vitæ en vetustate
Klank- resp. binnenrijm: novitatem vitæ de vetustate
Alliteratie: vitæ … vetustate

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Imbuo
betekent:”natmaken, bevochtigen, indopen, onderdompelen, tinten, doortrekken” en vandaar “(op)vullen, vervullen, verzadigen, kleuren, verven, bevlekken, besmetten, doordrenken, doordringen, bezielen,” en met uitbreiding “inspireren, inblazen, opwekken, aanzetten, vroeg een stempel drukken op, beïnvloeden, gewennen, initiëren, instrueren, inwijden”.
Transire, -vi, -itum, 4.
Intransitief, onovergankelijk, betekent het: 1. door…heen gaan 2. overgaan 3. veranderen 4. voorbij gaan,  voorbijtrekken en transitief, overgankelijk: 1. over iets gaan, overschrijden 2. klaar komen met 3. overtreffen. In het Nederlands kennen we het begrip transitie met breed betekenisscala. De grondbetekenis is ‘overgang’.
Met het uitnodigende ‘Transeamus’ begint, zoals bekend, het Latijnse kerstlied ‘Transeamus usque ad Bethlehem’ dat in rooms-katholieke kerken tijdens de Nachtmis van Kerstmis wordt gezongen. Het wordt de herders rondom Bethlehem in de mond gelegd (vgl. Luk 2,15) die vooruitijlen naar Betlehem om te zien wat daar is gebeurd.
Lange tijd werden tekst en melodie toegeschreven aan de Duitse domkapelmeester Joseph Schnabel (1767-1831), maar dit bleek uiteindelijk alleen te gelden voor het instrumentale deel.
Vetustas, -atis
betekent 1. ouderdom, oudheid 2. oude of vroegere toestand en vandaar vroegere of oude cultus, maar ook ‘de oude mens’. 3. lange duur.
In de sequens Lauda Sion van het feest van Christus’Lichaam en Bloed spreekt Thomas van Aquino over de H. Eucharistie: Vetustatem novitas, umbram fugat veritas: een nieuwe cultus/eredienst verjaagt de oude, de waarheid doet de schaduw (de voorafschaduwing, het symbool) verdwijnen.
Novitas
betekent naast “nieuwheid, het nieuwe, vernieuwing, hernieuwing, verandering” ook  “de conditie/status van een homo novus”, de nieuwe mens. Paus Leo XIII zou zijn beroemde encycliek van 15 mei 1891 over de situatie van de arbeidersklasse, over een aantal principes van de sociale leer van de Katholieke Kerk en tegen de alarmerende opkomst van atheïstische theorieën in zijn dagen, beginnen met het de roemrijk gebeitelde en welluidende woorden:  Rerum novarum semel excitata cupidine,…De eenmaal opgewekte omwentelingszucht, die zolang reeds het politieke leven beroert, moest te eniger tijd wel van het staatkundige naar het aangrenzende sociaal-economische terrein overslaan”. Bij de antieke Romeinen was het novum dikwijls verdacht.
In de Ritus van de Opname in het Noviciaat in onze Priorij ontvangt de candidate het habijt met de woorden: “Induat te Deus novum hóminem qui secúndum Deum creátus est in sanctitáte et iustítia et veritáte/ God beklede u met de nieuwe mens die volgens God geschapen is in heiligheid, rechtvaardigheid en waarheid.

C o m m e n t a a r
Bij ons Doopsel werden wij blijvend getekend met het merkteken van Christus. Wij gingen over van de oude dood naar het nieuwe leven. Toen wij het witte doopkleed ontvingen, zijn we bekleed met de nieuwe mens. Van onze grote verwachting van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid zal wonen (vgl. 2 Pe 3,13) hebben we geen betrouwbaarder onderpand dan de H. Eucharistie (“et futuræ gloriæ nobis pignus datur”, van de toekomstige heerlijkheid wordt ons een onderpand gegeven. Ant. O sacrum convivium). Telkens wanneer dit mysterie wordt gevierd wordt “het werk van onze verlossing” immers voltrokken (Lumen Gentium, 3)
De Postcommunio van deze zondag is duidelijk geïnspireerd door de bijbelpericoop Rom 6, 4-5 uit de Vulgaatversie van de H. Hieronymus: “In de gemeenschap met zijn dood zijn we dus met Hem begraven door het Doopsel, opdat ook wij een nieuw leven zouden leiden (nos in novitate vitae ambulemus), zoals Christus door de glorie (gloria) van de Vader uit de doden is opgewekt”, en ook Rom 7, 6: “Maar nu dienen wij in een nieuwe geest, en niet naar een verouderde letter” (in novitate spiritus et non in vetustate litterae).
Als men novitas als de “conditie/status van de novus homo” beschouwt kunnen we ook de periscope 2, 14-15 uit de Brief aan de Ephesiërs kijken: “Want Hij is onze vrede, Hij die beide groepen één heeft gemaakt, en de scheidsmuur – dat is de vijandschap – heeft weggebroken. Door zijn Vlees [het lijden en sterven van Jezus Christus] heeft Hij de Wet afgeschaft met haar geboden en instellingen, om als Vredestichter beide groepen in Hem te scheppen tot één enkele nieuwe mens (novum hominem) om beiden in één Lichaam met God door het kruis te verzoenen, en zo de vijandschap te doden” en ook naar Eph 4, 23-25:”Gij moet u vernieuwen naar de inwendige geest; gij moet de nieuwe mens (novum hominem) aantrekken, die naar Gods beeld is geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid.  Legt daarom de leugen af en spreekt de waarheid tot de naaste, ieder voor zich; want wij zijn ledematen van elkaar”.
Deze visie van de H. Paulus op het Oude Verbond en de vrijheid van het Nieuwe Verbond begeleidt onze H. Communie op deze zondag.
Het imbuo (bevochtigen, drenken, natmaken) roept verschillende zaken op.  Nu in het voorjaar worden voorbereidingen gemaakt om te planten en te zaaien.  Zaden worden in de aarde gebracht en zaailingen schieten op in kassen om later naar buiten te worden gebracht wanneer de grond tenslotte dooit  en het gevaar van vorst voorbij is. Deze zaden en  kleine planten moeten warm worden gehouden, goed worden natgehouden en vooral goed licht krijgen.  Men ziet aan oudere, slapende planten die weer tot leven komen, bladeren en bloemen ontspruiten.  Onze hemelse Vader bemint ons.  Wanneer we in zonde sterven, zijn we als afgesneden taken of levenloze stengels die nog wel geworteld zijn maar zich tevergeefs  naar de hemel richten. Zolang er leven is, is er echter hoop op geestelijke vernieuwing. We moeten het bedreigende en dodelijke effect van bevriezing door naaste gelegenheden tot zonde vermijden en vol vreugde putten en drinken uit de Bron van onze Verlosser (haurietis aquas in gaudio de fontibus salvatoris)  Jes 12, 3. Wanneer we deze fons vitæ, de Bron van alle leven dichter naderen, zowel fysiek als geestelijk, neigt onze God zich tot ons als de meest sublieme tuinier, drenkt onze droge ziel en brengt ons van een praktisch dode toestand over naar een nieuw en vruchtbaar leven.
Wanneer we de Postcommunio van vandaag horen, op dat moment de werkelijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in ons bewust zijn en met aandacht en toewijding de Paastijd beleven op weg naar de Nederdaling van de H. Geest met Pinksteren, mogen we er inderdaad op vertrouwen dat God ons bijstaat.