zaterdag 15 mei 2021

Collectegebed zevende zondag van Pasen – zoals Hij heeft beloofd, blijft Hij bij ons tot de voleinding van de wereld


Collectegebed  zevende zondag van Pasen – zoals Hij heeft beloofd, blijft Hij bij ons tot de voleinding van de wereld

Supplicationibus nostris, Domine, adesto propitius, ut, sicut humani generis Salvatorem tecum in tua credimus maiestate, ita eum usque ad consummationem saeculi manere nobiscum, sicut ipse promisit, sentiamus.

Heer, wees ons nabij en luister naar ons gebed; wij geloven dat de Verlosser van alle mensen met U is in de heerlijkheid; mogen wij ondervinden dat Hij ook met ons is tot aan de voleinding der wereld, zoals Hij zelf heeft beloofd.

Poging tot een meer letterlijke vertaling:
Verhoor, Heer, goedgunstig onze gebeden ,  opdat, zoals wij geloven dat de Verlosser van het menselijk geslacht met U in uw heerlijkheid is, wij ook mogen ondervinden dat,  zoals Hij zelf heeft beloofd, Hij bij ons blijft tot aan de voleinding van de wereld.,

L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De oorspronkelijke versie van het collectegebed in het Gelasianum Vetus, 580  (Vat. Reg. Lat. 316) eerste helft 8e eeuw, en in het Sacramentarium Gregorianum 108,6, 9e eeuw, luidt als volgt:
Adesto, Domine, supplicationibus nostris, ut, sicut humani generis salvatorem consedere tecum in tua maiestate confidimus, ita usque ad consummationem saeculi manere nobiscum, quemadmodum est pollicitus sentiamus.
S t i j l  e n  v o c a b u l a r i u m  k o r t
Er is een fraai parallellisme tussen sicuttecum en itanobiscum - zoals…met U, ook zo…met ons.
Adsum is het werkwoord waartoe de werkwoordsvorm adesto behoort, welke een imperatief van het “futurum” is (omdat een imperatief, een gebiedende wijs altijd betrekking heeft op een handeling in de toekomst). Het werkwoord adsum/adesse betekent “er zijn, aanwezig zijn, tegenwoordig zijn, voorhanden zijn,” zowel in fysieke als in morele zin. Dus het heeft ook betekenissen als “iemand ten dienste staan, helpen, assisteren, bijstaan, iemands zaak op zich nemen, beschermen, verdedigen, ondersteunen”. En ook “met de geest of met de gedachten tegenwoordig zijn, aandacht geven, aandachtig luisteren” en verder “aan iets meewerken,  deelnemen aan, met ons zijn”.

In de wijdingsritus voor het priesterschap en in het ritueel voor de religieuze professie worden de candidaten met hun naam opgeroepen en dit is het formele moment van een “roeping” – vocatio: Adsum! – antwoorden de candidaten dan: “Ik ben er”. Altijd weer is dit een belangrijk persoonlijk, ontroerend en plechtig moment! Bij de religieuze professie, zoals in ons klooster, gaat daar de uitnodiging aan vooraf: Magister vocat te – “De Meester (is er en Hij) roept u”, waarmee wordt benadrukt dat geroepen worden en roeping zich afspelen in het bovennatuurlijke plan. God roept en de mens antwoord.  
Supplicatio betekent “smeekbede, deemoedig gebed” maar ook “plechtig smeekgebed”. De vorm supplex (adiectief), “smekend, deemoedig” is dezelfde als het substantief, te vertalen met “smekeling”. Het werkwoord supplicare, samengesteld uit het voorzetsel sup/sub- en -plicare wijst plastisch op de houding van een smekeling: in gebogen houding, geknield en onderdanig, met een,  als het ware “gevouwen” of  “geplooid” lichaam.
Voor de verbinding waarmee het collectegebed opent: supplicationibus nostrisadesto geeft het woordenboek : “verhoor onze gebeden”.
Van maiestas is de grondbetekenis “grootheid, verhevenheid, waardigheid, majesteit”. In verbinding met andere woorden betekent het iets meer: “maiestas” verwijst in het klassieke Latijn naar de “soevereiniteit van het Romeinse volk”. De uitdrukking “lædere maiestatem”, “het schenden of kwetsen van de majesteit van het Romeinse volk” is de term voor majesteitsschennis, hoogverraad. In het Engels wordt hetzelfde begrip gebruikt: “lese majesty” en ook het Franse equivalent luidt: “lèse majesté”.
Consummatio is technisch gezien een “optelling, bijeentelling, opsomming, berekening, overzicht” evenals “voltooiing, voleinding, vervulling, verbruik”. Denk aan het laatste woord van Jezus aan het Kruis: Consummatum est–Het is volbracht (Jo 19,30) en aan de connotaties van “consumeren”.
C o m m e n t a a r
Tot de oerchristelijke geloofsbelijdenis behoren niet alleen de elementen van Dood, Verrijzenis en Hemelvaart van Christus, maar ook zijn zetelen aan de rechterhand van de Vader: ”sedet ad dexteram Patris”, een geloofspunt dat in het Credo en ook in de verkorte vorm “de Twaalf Artikelen” onmiddellijk volgt op de uitspraak: “et ascendit in cælum”.
In de Persoon van de Verrezen Heer, de Godmens, is onze mensheid aanwezig aan de rechterhand van God de Vader. De verheffing tot de rechterhand van God is immers ook in het paasmysterie vervat. De originele oratie in het Oude Gelasianum spreekt dan ook van het tronen van Christus –“consedere tecum”- met de Vader in diens Majesteit, terwijl het postconciliaire Missale Romanum zegt: “zoals wij geloven dat de Verlosser van het menselijk geslacht met U in uw heerlijkheid is”. Hoe zeer de christenen ook over de verheffing van de Heer jubelen, deze verheffing schijnt hen toch zwaar omdat de Heer van hen is weggenomen.

Tegenover het gevoel van verlatenheid staan de woorden van de belofte: “Et ecce ego vobiscum sum omnibus diebus, usque ad consummationem sæculi” - Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de wereld (Mt 28,20), waaraan het collectegebed God herinnert. De oratie wantrouwt uiteraard de belofte niet, maar zij vraagt de genade te mogen ondervinden, dat de Heer bij ons is (“sentiamus”). Slechts om die reden ontstaat de indruk van een tegenstrijdigheid tussen “het zitten ter rechterzijde van Gods majesteit in de hoge” (Hebr 1,3)  en de belofte van de scheidende Heer bij Matheus, terwijl in de Hebreeënbrief onbevangen ruimtelijke categorieën worden gebezigd voor een toedracht die geen feitelijke ruimte kent. Dit misverstand wilde het postconciliaire Romeins Missaal kennelijk voorkomen door het beeld van het “tronen” te vermijden. Maar dat ging niet zonder verlies aan expressieve kracht.
Met de belijdenis in het Credo: “Hij zit aan de rechterhand van God“ zijn twee wezenlijke dingen gezegd. Het begrip “aan de rechterhand“ is een beeld voor de ereplaats. Wie aan de rechterzij zit, heeft een ererang, een eervolle voor-rang. En Jezus, die in de hemel is opgenomen, heeft de eervolle voorrang op alle hemelse wezens. Hij is verheven, niet alleen boven alle hemelen, maar ook boven alle schepsels. De Hebreeënbrief benadrukt dat zelfs de Engelen, die toch onlichamelijke geesten zijn, zelfs beneden Jezus staan. “Hij is de afglans van [Gods]  heerlijkheid en het evenbeeld van zijn Wezen en Hij houdt alles in stand door zijn machtig woord. Hij heeft zich neergezet ter rechterzijde van Gods majesteit in den hoge, zoveel groter dan de engelen als Hij hen overtreft in de waardigheid die zijn deel is geworden“ (Hebr 1, 3-4). Hij is boven de engelen verheven, want Hij heeft de naam van Zoon. Tot geen engel heeft God ooit gezegd: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt. En tot geen engel heeft Hij gezegd; Ik zal een Vader voor Hem zijn en Hij Mij een Zoon. Alle engelen moeten Hem veeleer hulde brengen. Hij is de Eerste in de heerlijkheid van de hemel, ook boven zijn Moeder ook boven alle heiligen, ook boven de engelen. Maar dat niet alleen. Hij “zit“ aan de rechterzijde van God. Ook zitten is natuurlijk een beeld, want God heeft noch een rechter-  noch een linkerzijde, God zit of staat ook niet, want God is een Geest. Maar wanneer wordt gezegd dat Christus zit, wordt daarmee iets uitgedrukt. Wie zit of zetelt? In de taal van de Bijbel zit nu eenmaal de koning wanneer zijn onderdanen hem huldigen. Wanneer dus van Jezus wordt beleden dat Hij “zit“ aan de rechterhand van God, worden Hem koninklijke macht en waardigheid toegeschreven. Wie zit verder? Ook de rechter zit. De rechter zit op zijn rechterstoel en spreekt recht. Wanneer Jezus nu het zitten wordt toegekend, wordt daarmee ook uitgedrukt dat Hij de rechterlijke macht bezit, dat Hij de Rechter is, de Rechter van levenden en doden.

De ten hemel opgestegen Mensenzoon bezit koninklijke macht en Hij bezit de macht van Rechter. Hem komt de hoogste macht in de hemel en op aarde toe. Zo schrijft de H. Paulus in de Brief aan de Efesiërs: “De oppermachtige werking van zijn kracht heeft Hij [de Vader] ontplooid in Christus zelf, toen Hij Hem opwekte uit de doden en zette aan zijn rechterhand in de hemelen, hoog boven alle Heerschappijen, Machten, Krachten en Hoogheden en boven elke naam die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomstige eeuw. En alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd, en Hemzelf, verheven boven alles, heeft Hij als Hoofd gegeven aan de Kerk, de Volheid van Hem die het al in alles vervult (cf Ef 1,19-23). Dit is het glorierijke gevolg van Christus’ Hemelvaart.

Als het zo is dat Christus de hoogste macht in hemel en op aarde toekomt dan kan hieruit alleen maar volgen dat iedereen zich aan Hem moet onderwerpen en zijn onderdaan moet zijn. Hij die de gestalte van een knecht had aangenomen, werd door God verheven en heeft van Hem een Naam ontvangen die boven alle namen is, opdat in de Naam van Jezus iedere knie zich buigt, in de hemel, op aarde en onder de aarde, en ieder tong belijdt tot eer van God de Vader: Jezus Christus is de Heer!

Is onze mensheid reeds met Jezus opgestegen en zijn wij reeds daar, toch zijn we nog niet helemaal daar. We moeten wachten tot de voltooiing van de wereld en de eindafrekening om ons bij Hem te mogen voegen in onze definitieve staat van eindeloze aanbidding en comtemplatie van de Drieëne God.

Christus heeft zijn beloften vervuld, Hij vervult zijn beloften en Hij zal zijn beloften vervullen: Hij is met ons in de H. Eucharistie, in de woorden van de H. Schrift, in de persoon van de Priester, in de gemeenschap van de gedoopten.

Christus is bij ons, terwijl Hij ons nog altijd onderricht, leidt en heiligt in zijn H.Kerk waarvan Hij het Hoofd is. Door en in Hem vormen wij het Lichaam, de ledematen, de Kerk.
Wanneer de wereld, ieder ding en iedereen in balans is gebracht en alles door Christus aan de Vader is onderworpen, zodat God alles in allen is, zal Christus, het Hoofd en Christus het Lichaam, zoals Sint Augustinus het stelde, Christus Totus zijn: Christus geheel en al.

(Bewerking van de commentaren en homilie van J. Passcher, G. May en J. Zuhlsdorf)