John
Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 12 – Maria Boodschap:
Zetel van de Wijsheid
Maria wordt met deze titel
in de Litanie begroet, omdat de Zoon Gods, die in de H. Schrift ook het Woord
en de Wijsheid van God wordt genoemd, eens in haar gewoond heeft, en in zijn
eerste levensjaren na zijn geboorte werd gedragen in haar armen, en op haar
schoot was gezeten. Omdat zij dus, als het ware, de menselijke troon was van
Hem die heerst in de hemel, wordt zij genoemd de Zetel van de Wijsheid (1). Naar de woorden van de dichter (Keble):
Zijn troon uw heilige boezem,
o Moeder onbesmet
Die troon is meer dan iets op aarde
Passend voor het godd’lijk Kind.
Maar het bezit van haar
Zoon duurde langer dan zijn eerste kinderjaren – Hij werd door haar bestuurd,
zoals de H. Lucas (2,51) ons zegt, en Hij woonde bij haar in huis, tot Hij
uittrok om te prediken – dus minstens dertig jaren lang. En dit brengt ons tot
een gedachte over haar, verwant aan die waarop wij gisteren werden gebracht
door de titel Spiegel van Rechtvaardigheid. Zoals die nauwe en voortdurende
intimiteit met haar Zoon in haar een onbegrijpelijk grote heiligheid schiep,
moet zij immers ook een hoge wijsheid en wetenschap verworven hebben. Ofschoon
zij een arme vrouw was zonder menselijke gelegenheden to ontwikkeling, moet zij
in die jaren uit zijn gesprekken over het heden, het verleden en de toekomst,
een kennis hebben ontvangen zo uitgebreid en zo diep, zo veelzijdig en zo
grondig, dat zij in haar kennis van de schepping, van het heelal en van de
geschiedenis de grootste geleerden moet overtroffen hebben, in haar kennis van
de theologie de grootste theologen, in haar profetisch inzicht de meest
begenadigde profeten.
Wat anders kan het grote
onderwerp van de gesprekken tussen haar en haar Zoon geweest zijn dan de
natuur, de hoedanigheden, de voorzienigheid en de werken van de almachtige God?
Zou de Heer niet altijd en voortdurend de Vader hebben verheerlijkt die Hem
gezonden had? Zou Hij haar niet de plechtige eeuwige raadsbesluiten hebben
kenbaar gemaakt en de bedoelingen en de wil van God? Zou Hij haar niet van tijd
tot tijd op de hoogte hebben gebracht van de leerpunten die eerst besproken en
daarna afgekondigd zijn in de Kerk, van de tijd der apostelen af tot nu toe, en
van alles wat gebeuren zal tot het einde der tijden, en zelfs nog van veel meer
dan dit? Alles wat duister is, alles wat fragmentarisch is in de revelatie,
moet, voor zover kennis ervan mogelijk is voor de mens, aan haar helder en eenvoudig
zijn voorgelegd door Hem die het Licht van
de wereld is.
En dit betreft ook de
gebeurtenissen die nog komen moeten. God sprak reeds tot de Profeten, de
mededelingen aan hen gedaan vinden we in de H. Schrift. Maar tot hen sprak Hij
in beelden en parabels. Eén is er geweest, nl. Mozes, tot wie Hij zich verwaardigde van aanschijn tot
aanschijn te spreken. “Zo er een profeet onder u is”, zegt God “openbaar Ik mij
aan hem in een visioen en spreek Ik tot hem in een droom. Zo niet met Mozes,
mijn dienaar… Tot hem spreek Ik van mond tot mond, niet in visioenen en
raadsels: hij aanschouwt de Heer in eigen persoon” (Num 12,6-8). Dit was het grote voorrecht van de geïnspireerde
wetgever van de Joden; maar hoe ver stond dat voorrecht nog beneden dat van
Maria! Mozes genoot zijn voorrecht slechts nu en dan, Maria zag en hoorde Hem
dertig jaren achtereen; gedurende al die tijd zag zij Hem van aanschijn tot
aanschijn, en kon zij Hem alle vragen stellen waarover zij uitleg verlangde,
terwijl zij wist dat de antwoorden die zij ontving de antwoorden waren van de
eeuwige God die noch bedriegen kan noch bedrogen kan worden.
(1) In de
meeste gedrukte versies van de Litanie van Loreto wordt de Moeder Gods
aangeroepen als Zetel van Wijsheid. Dit zou betekenen dat de Wijsheid in haar
zetelt, haar vervult en haar bezit is. Alle titels van Maria verwijzen echter
direct of indirect naar Christus. De aanroeping in het Latijn Sedes Sapientiæ kan vertaald worden als
Zetel van Wijsheid of als Zetel van de Wijsheid (met bepalend lidwoord).
De laatste vertaling geeft aan dat Maria de Zetel, de Draagster is van de Wijsheid
bij uitstek, Christus Zelf, zoals kardinaal Newman het ziet. Christus wordt met
deze titel ook wordt aangeroepen in de eerste O-antifoon in de Vespers van 17
december wanneer het tweede gedeelte van de Advent begint: O Sapientia (Jes 11,2). Iconografisch wordt deze titel van Maria
uitgebeeld als Maria zittend op een troon met het Jezuskind op haar schoot,
maar met de blik van haar afgewend en de mensen toegewend. Ook uit bovenstaande
dichterlijke regels van Keble blijkt dat Maria de Draagster van de Wijsheid is,
hier van het Goddelijk Kind.