zie voetnoot |
Sunt Angli, sint Angeli!
27 mei
H. Augustinus van Canterbury- Apostel van de Angelsaksen
Martyrologium Romanum:
De heilige Augustinus, bisschop van Canterbury in Engeland, die samen met andere monniken door de heilige paus Gregorius de Grote was uitgezonden om het Woord van God te verkondigen aan het volk van de Angelen en door koning Aedilbertus van Kent welwillend werd ontvangen. In navolging van het apostolisch leven van de oudste Kerk bekeerde hij de koning zelf en velen tot het christelijk geloof en hij richtte in dit land verschillende bisschopszetels op. Hij stierf op 26 mei 604.
Van de H. Paus Gregorius is met het oog op zijn voornemen de Britse eilanden te kerstenen een aardige anekdote bewaard: Hij zou toen hij op een slavenmarkt in Rome blond-rossige mannen met blauwe ogen zag, gevraagd hebben: Qui hi sunt? Waarop het antwoord kwam: Angli sunt. En Gregorius weer: sunt Angli, sint Angeli! – Het zijn Angelen, mogen het Engelen zijn!
Tweede lezing in het goddelijk officie op de gedachtenis van de H. Augustinus van Canterbury
Uit de Brieven van de H.Gregorius de Grote (Lib.9,36: MHG, Epistolæ 2,305-306)
“Eer aan God in de hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil”, omdat de graankorrel in de aarde is gevallen en is gestorven, opdat Hij niet alleen in de hemel zou heersen, door Wiens dood wij leven, door Wiens zwakte wij gesterkt worden, door Wiens lijden wij van lijden worden verlost, door Wiens liefde wij in Brittannië broeders zoeken die wij niet kennen, door Wiens genade wij hen vinden die wij zochten, terwijl wij ze niet kenden.
Wie immers is in staat de grote vreugde te beschrijven die is opgekomen in het hart van alle gelovigen, omdat het volk der Angelen door de werking van de genade van de almachtige God en door uw werk, broeder, de duisternis van de dwaling heeft verdreven en met het licht van het geloof is overgoten, zodat het met hart en ziel de afgodsbeelden vertrapt, waaraan het voorheen in een waanzinnige vrees was onderworpen; zodat het zich nu, gezuiverd van hart, voor de almachtige God ter aarde werpt en door de richtlijnen van heilige prediking wordt weerhouden opnieuw in zonde te vallen; zodat het van harte is onderworpen aan Gods geboden en ook door inzicht wordt gesteund; zodat het zich in gebed tot op de grond vernedert en niet meer aan het aardse gehecht is.
Wiens werk is dit anders dan van Hem die zei: “Tot op de dag van vandaag is mijn Vader voortdurend aan het werk en ook Ik houd niet op met werken”?
Om duidelijk te maken dat de wereld zich bekeert, niet door de wijsheid van mensen, maar door de goddelijke kracht, heeft Hij ongeletterde mensen uitgekozen om ze als predikers de wereld in te zenden. En dat doet Hij ook nu, want door zwakke mensen heeft Hij zich gewaardigd machtige daden te verrichten onder het volk van de Angelen.
Voor deze hemelse gave, moeten wij, dierbare broeder, in grote vreugde ten zeerste huiveren.
Want ik weet dat de almachtige God door uw liefde grote wonderen bewerkt in het volk, dat Hij wilde uitkiezen. Daarom is het noodzakelijk, dat gij u in vrees verheugt over dezelfde hemelse gave en in vrede deze angstig behoedt. Wees blij, omdat de zielen van de Angelen door uitwendige wonderen worden getrokken tot de inwendige genade; maar vrees terecht dat uw zwakke ziel bij de wonderen die gebeuren zich in hoogmoed verheft. Wat een reden is voor uiterlijke eer, laat dat geen oorzaak zijn van innerlijke ijdele glorie.
Wij moeten ons immers blijven herinneren dat de leerlingen die in blijdschap terugkeerden van de prediking en tot hun hemelse Meester zeiden: “Heer, in uw Naam hebben wij ook de duivels onderworpen”, terstond te horen kregen: “Gij moet u niet daarover verheugen, maar verheugt u eerder dat uw namen staan opgeschreven in de hemel”.
Van de H. Paus Gregorius is met het oog op zijn voornemen de Britse eilanden te kerstenen een aardige anekdote bewaard: Hij zou toen hij op een slavenmarkt in Rome blond-rossige mannen met blauwe ogen zag, gevraagd hebben: Qui hi sunt? Waarop het antwoord kwam: Angli sunt. En Gregorius weer: sunt Angli, sint Angeli! – Het zijn Angelen, mogen het Engelen zijn!
Tweede lezing in het goddelijk officie op de gedachtenis van de H. Augustinus van Canterbury
Uit de Brieven van de H.Gregorius de Grote (Lib.9,36: MHG, Epistolæ 2,305-306)
“Eer aan God in de hoge en op aarde vrede aan de mensen van goede wil”, omdat de graankorrel in de aarde is gevallen en is gestorven, opdat Hij niet alleen in de hemel zou heersen, door Wiens dood wij leven, door Wiens zwakte wij gesterkt worden, door Wiens lijden wij van lijden worden verlost, door Wiens liefde wij in Brittannië broeders zoeken die wij niet kennen, door Wiens genade wij hen vinden die wij zochten, terwijl wij ze niet kenden.
Wie immers is in staat de grote vreugde te beschrijven die is opgekomen in het hart van alle gelovigen, omdat het volk der Angelen door de werking van de genade van de almachtige God en door uw werk, broeder, de duisternis van de dwaling heeft verdreven en met het licht van het geloof is overgoten, zodat het met hart en ziel de afgodsbeelden vertrapt, waaraan het voorheen in een waanzinnige vrees was onderworpen; zodat het zich nu, gezuiverd van hart, voor de almachtige God ter aarde werpt en door de richtlijnen van heilige prediking wordt weerhouden opnieuw in zonde te vallen; zodat het van harte is onderworpen aan Gods geboden en ook door inzicht wordt gesteund; zodat het zich in gebed tot op de grond vernedert en niet meer aan het aardse gehecht is.
Wiens werk is dit anders dan van Hem die zei: “Tot op de dag van vandaag is mijn Vader voortdurend aan het werk en ook Ik houd niet op met werken”?
Om duidelijk te maken dat de wereld zich bekeert, niet door de wijsheid van mensen, maar door de goddelijke kracht, heeft Hij ongeletterde mensen uitgekozen om ze als predikers de wereld in te zenden. En dat doet Hij ook nu, want door zwakke mensen heeft Hij zich gewaardigd machtige daden te verrichten onder het volk van de Angelen.
Voor deze hemelse gave, moeten wij, dierbare broeder, in grote vreugde ten zeerste huiveren.
Want ik weet dat de almachtige God door uw liefde grote wonderen bewerkt in het volk, dat Hij wilde uitkiezen. Daarom is het noodzakelijk, dat gij u in vrees verheugt over dezelfde hemelse gave en in vrede deze angstig behoedt. Wees blij, omdat de zielen van de Angelen door uitwendige wonderen worden getrokken tot de inwendige genade; maar vrees terecht dat uw zwakke ziel bij de wonderen die gebeuren zich in hoogmoed verheft. Wat een reden is voor uiterlijke eer, laat dat geen oorzaak zijn van innerlijke ijdele glorie.
Wij moeten ons immers blijven herinneren dat de leerlingen die in blijdschap terugkeerden van de prediking en tot hun hemelse Meester zeiden: “Heer, in uw Naam hebben wij ook de duivels onderworpen”, terstond te horen kregen: “Gij moet u niet daarover verheugen, maar verheugt u eerder dat uw namen staan opgeschreven in de hemel”.
Afbeelding: The Saint Petersburg Bede (Saint Petersburg, National Library of Russia, lat. Q. v. I. 18), formerly known as the Leningrad Bede, is an early surviving illuminated manuscript of Bede's 8th century history, the Historia ecclesiastica gentis Anglorum (Ecclesiastical History of the English People). It was taken to the Russian National Library of Saint Petersburg at the time of the French Revolution. Although not heavily illuminated, it is famous for containing the earliest historiated initial (one containing a picture) in European illumination. The opening three letters of Book 2 of Bede are decorated, to a height of 8 lines of the text, and the opening h contains a bust portrait of a haloed figure carrying a cross and a book. This is probably intended to be St. Gregory the Great, although a much later hand has identified the figure as St. Augustine of Canterbury.