Overweging op het Hoogfeest van Hemelvaart (2)
De Heer is de hemel ingegaan. Ik
aanbi9d U, Zoon van Maria, Jezus Emmanuel, mijn God en mijn Zaligmaker. Ik mag
U aanbidden, mijn Zaligmaker en mijn Broeder, want Gij zijt God. Ik volg U in
gedachten, o Eerstgeborene van ons geslacht, zoals ik eenmaal met Uw genade
hoop U te volgen in eigen persoon. Naar de hemel gaan is naar God gaan. Daar is
God en God alleen; want daar is volmaakte
blijdschap en niets anders, en niemand kan volmaakt gelukkig zijn tenzij hij
gedrenkt en verborgen en opgenomen is in de heerlijkheid van de goddelijke
natuur. Alle heilige schepselen zijn voor de Allerhoogste slechts een gewaad,
waarin Hij zich voor eeuwig heeft gekleed, en dat schittert van zijn
ongeschapen licht. Op aarde bestaan velerlei dingen, en ieder van die dingen is zijn eigen
middelpunt; maar hierboven wordt slechts één Naam genoemd. Die van God alleen.
Dit is het ware bovennatuurlijk leven, en als ik een bovennatuurlijk leven op
aarde wil leiden en het eeuwig bovennatuurlijk leven in de hemel wil bereiken,
dan staat mij maar één ding te doen en dat is:
hier op aarde mij dagelijks voeden met de gedachte aan God. Leer mij
dit, o God; geef mij Uw bovennatuurlijke genade om dit ook werkelijk te doen;
zodat mijn rede, mijn voorkeur, mijn bedoelingen en plannen geheel doordrongen
en beheerst worden door de liefde tot U, ondergedompeld en gedrenkt in het zien
van U alleen.
Hierboven is er maar één Naam en
één gedachte; hier beneden zijn er vele gedachten. En het aardse leven dat tot
de dood leidt, bestaat hierin, dat men die talloze oogmerken en bedoelingen en
inspanningen en ontspanningen volgt die nagestreefd worden door de mensen op
aarde. Zelfs het goede dat hier beneden bestaat, leidt niet tot de hemel; het
wordt reeds bij het eerste gebruik bedorven, het gaat te niet door het gebruik;
het heeft geen vastheid, geen volledigheid, geen stevigheid. Het verloopt tot
kwaad voordat het afgelopen is, zelfs voordat het begonnen is echt goed te zijn.
Op z’n best is het ijdelheid, meestal iets ergers. Meestal ligt het zaad van de
zonde er reeds in. Mijn God, ik erken dit alles. Heer Jezus, ik erken en ik
weet dat Gij alleen de ware zijt, de Schone en de Goede. Gij alleen kunt mij
helder en heerlijk maken en naar boven leiden in Uw gevolg. Gij zijt de weg, de
waarheid en het leven, en niemand anders dan Gij. De aarde zal mij nooit ten
hemel leiden. Gij alleen zijt de Weg; Gij alleen.
Mijn God, zou ik ook maar een
ogenblik in twijfel verkeren omtrent het pad dat vóór mij ligt? Zou ik niet
terstond U kiezen als mijn erfdeel? Tot wie anders zou ik gaan? Gij hebt de
woorden van het eeuwig leven. Gij zijt op aarde gekomen, om datgene te doen wat
niemand anders hier op aarde voor mij doen kon. Slechts Hij die in de hemel is,
kan mij in de hemel brengen. Heb ik wel enige kracht om de hoge berg te
bestijgen? Al dien ik de wereld ook nog zo goed, al doe ik volgens menselijk
spraakgebruik mijn plicht voor haar, wat zal de wereld dan nog voor mij kunnen
doen, al deed hij ook nog zo haar best?
Al vervulde ik al mijn beroepsplichten ten volle, al deed ik alle goed
aan mijn medemensen, al had ik een goede naam, en stond ik hoog in aanzien, al
volbracht ik grote daden en won ik beroemdheid, al werd ik zelfs een beroemd
man in de geschiedenis, hoe zou dit alles mij dan nog in de hemel kunnen
brengen? Daarom verkies ik U als mijn enig erfdeel, want Gij leeft, Gij sterft
niet. Alle schijnbeelden verwerp ik. Ik geef mij geheel aan U. Ik smeek U mij
te onderrichten, mij te leiden, mij krachten te geven en mij tot U te nemen.