vrijdag 14 mei 2021

John Henry Newman [1801-1890] Mei-meditaties 15 – Maria Boodschap: Moeder van Christus


John Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 15 – Maria Boodschap:
Moeder van Christus

Elke titel van Maria heeft zijn eigen bijzondere betekenis en strekking en kan men tot onderwerp maken van een afzonderlijke meditatie. Wij roepen haar aan als Moeder van Christus. Wat is de strekking van deze aanroeping? Met deze aanroeping stellen wij ons voor de geest dat het Maria is die van het begin af werd voorspeld, die verbonden was met de hoop en de gebeden van alle heiligen van allen die “de verlossing verwachten van Israël” (Lc 2,38) in alle tijden die aan de verlossing voorafgaan.

De Heer werd door de Joodse profeten en het Joodse volk de Christus of de Messias genoemd.  De beide woorden Christus en Messias betekenen hetzelfde. Ze betekenen in onze taal de Gezalfde. In die oude tijd waren er drie grote bedieningen of ambten, door welke God tot zijn uitverkoren volk, de Israëlieten of zoals ze later werden genoemd de Joden, sprak, - het ambt van Priester, dat van Koning en dat van Profeet. Degenen die voor een van deze drie ambten door God werden uitgekozen, ontvingen de plechtige zalving met olie; - olie  duidde de Godsgenade aan die hun gegeven werd om hun hoge plichten goed te volbrengen. Maar de Heer was alle drie tegelijk: Hij was Priester en Profeet en Koning – Priester omdat Hij zichzelf aanbood als slachtoffer voor onze zonden; Profeet omdat hij ons de heilige wet van God openbaarde en Koning omdat Hij over ons heerst.  Aldus is Hij de enige ware Christus.

Het was in de verwachting van deze grote Messias dat het uitverkoren volk, de Joden of Israëlieten of Hebreeën (want dit zijn de verschillende namen voor eenzelfde volk), uitzagen van eeuw tot eeuw. Hij zou komen om alle dingen recht te zetten. En op de grote vraag die hun geest bezig hield, wanneer Hij komen zou, volgde onmiddellijk die andere vraag, wie zijn Moeder zou zijn. Van het begin af was hun gezegd, niet dat hij uit de hemel zou komen, maar dat Hij zou geboren worden van een Vrouw. Na de val van Adam had God gezegd dat het zaad van de Vrouw  de kop van de Slang zou verpletteren. Wie zou dan wel die Vrouw zijn die met zoveel nadruk aan het gevallen geslacht van Adam werd aangewezen? Vele eeuwen daarna werd aan de Joden verder geopenbaard dat de grote Messias of Christus, het zaad van de Vrouw, zou geboren worden uit hun volk, en wel uit één bijzondere stam van de twaalf stammen waarin dat volk was verdeeld. Van die tijd af hoopte iedere vrouw van die stam dat zij het grote voorrecht zou hebben zelf de Moeder van de Messias of de Christus te worden.; want het sprak vanzelf dat de Moeder van Een die zo groot was, ook groot en goed en gezegend zou zijn. Om deze reden onder andere was het dat ze zoveel waarde hechtten aan de gehuwde staat; immers, omdat ze geen besef hadden van het geheim van de wonderbare ontvangenis van Christus wanneer Hij werkelijk komen zou, meenden zij dat de huwelijksplechtigheid de noodzakelijke weg was voor zijn komst.

Daarvandaan dat Maria, was zij geweest als de andere vrouwen, naar het huwelijk zou verlangd hebben, omdat daardoor voor haar het uitzicht zou geopend worden de grote koning ter wereld te brengen. Maar voor zulke gedachten was zij te nederig en te zuiver.  Het was haar ingegeven die betere weg te kiezen om God te dienen, die aan de Joden nog niet bekend was gemaakt, de maagdelijke staat. Liever dan zijn Moeder te zijn verkoos zij zijn Bruid te worden. Toen de Engel Gabriël haar dan ook de hoge waardigheid aankondigde waarvoor zij bestemd was,  schrok zij ervoor terug, totdat zij de verzekering kreeg dat zij niet zou verplicht zijn afstand te doen van haar bedoeling God uitsluitend te dienen in de maagdelijke staat.


Zo is zij dan de Moeder van Christus geworden,  niet op de wijze waarop vrome vrouwen Hem zoveel eeuwen lang verwacht hadden, maar terwijl zij zich aan de genade van dat moederschap onttrok, heeft zij het verworven, door middel van een hogere genade. En dit is de volle betekenis van die woorden van de H. Elizabeth toen de Gezegende Maagd haar kwam bezoeken, die wij gebruiken in het Weesgegroet: “Gij zijt de gezegende onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot” (Lc 1,42) en deze begroeting wordt dagelijks als lof en dank aan God vele malen herhaald.