Ad Officium
lectionis
Lectio altera
Ex Tractátu sancti Basilíi
Magni epíscopi De Spíritu Sancto
(Cap. 9, 22-23: PG 32, 107-110)
Tweede lezing
Uit het Tractaat over de
Heilig Geest van de H. Basilius de Grote, bisschop
(Cap. 9, 22-23: PG 32, 107-110)
De werkingen van de Heilige Geest
Als men de benamingen voor
de H. Geest heeft gehoord, wie verheft dan niet zijn geest tot de verhevenste
gedachten over diens natuur? Hij immers
wordt de Geest Gods genoemd en de Geest der waarheid, die van de Vader
voortkomt; de goede Geest, de hoogste Geest, de Heilige Geest is zijn
eigenlijke en bijzondere naam.
Alles, wat heiliging nodig
heeft, keert zich tot Hem. Alles wat deugdzaam leeft, verlangt naar Hem, door
wiens aanblazing zij a.h.w. worden besproeid en geholpen, om tot hun eigen en
natuurlijke doel te geraken.
De Geest is de bron van de
heiliging, het verstandelijk licht. Aan ieder geestelijk wezen geeft Hij uit Zichzelf een zekere verlichting om de waarheid te kleren kennen.
Van nature is Hij
ontoegankelijk, maar door zijn eigen welwillendheid kan hij gevat worden. Alles
vervult Hij met zijn macht, maar alleen aan die het waardig zijn, kan Hij zich
meedelen. Aan hen deelt Hij zijn kracht niet in dezelfde mate uit, maar deze verleent Hij naarmate er geloof
aanwezig is.
Enkelvoudig is hij van
wezen, verscheiden in zijn vermogens. Hij is bij ieder wezen geheel aanwezig en
ook geheel overal. Hij verdeelt zich zo, dat Hijzelf niet minder wordt. Aan Hem
hebben allen zó deel, dat hijzelf onaangetast blijft, evenals bij een
zonnestraal, waarvan de weldadigheid er schijnbaar voor één wezen is, dat ervan
geniet en toch wellicht die straal aarde en zee en vermengt zich met het licht.
Zo ook de Heilige Geest, Hij
is bij eenieder van hen, die er bevattelijk voor zijn, alsof Hij dit is voor
hen alleen, terwijl hij tegelijk aan allen zijn toereikende en volle genade
schenkt. Alles wat deel aan Hem heeft, geniet van Hem voor zover dit van nature
mogelijk is, niet voorzover Hij kan.
Door Hem worden de harten
omhoog gericht, worden de zwakken aan de hand geleid, worden de gevorderden
vervolmaakt. Voor hen, die van alle smet gezuiverd zijn, begint Hij op te
lichten, Door de gemeenschap die zij met hem hebben, maakt Hij hen geestelijk.
En zoals heldere en
doorzichtige voorwerpen, als zij worden bestraald, zelf bovenmate schitterend
worden en nog een glans naar buiten uitstralen, zo worden ook de zielen, die de
Geest in zich dragen en door de Geest verlicht worden, zelf geestelijk en
brengen de genade over op anderen.
Vandaar de kennis van
toekomstige dingen, het inzicht in mysteries, het begrijpen van het verborgene,
de verscheidenheid in gaven, hemelse gesprekken en de reidans met de engelen.
Vandaar ook een nooit eindigende vreugde, vandaar de volharding in de liefde
Gods, vandaar de gelijkenis met God en het meest verhevene dat men maar
verlangen kan, vandaar dat ge wordt als god.