woensdag 12 mei 2021

John Henry Newman [1801-1890] Mei-meditaties 13 – Maria Boodschap: Poort van de hemel


John Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 13 – Maria Boodschap:
Poort van de hemel

Maria wordt de Poort van de hemel genoemd, omdat de Heer door haar van de hemel naar de aarde is gekomen. Sprekend over Maria zegt de profeet Ezechiël: “Deze poort moet gesloten blijven, ze mag niet geopend worden en niemand mag er binnen gaan; want de Heer God van Israël is er door gekomen; dus moet ze gesloten blijven; alleen de Vorst, de Vorst zelf, mag er plaats nemen” (Ez 44,2-3).

Deze voorspelling nu is vervuld, ten eerste omdat de Heer het vlees heeft aangenomen van haar, en haar Zoon was; maar ten tweede ook omdat zij een bijzondere plaats had in het heilsplan van de Verlossing; evengoed als in haar lichaam is de voorspelling vervuld in haar geest en haar wil. Eva had een bijzondere plaats in de val van de mens, al was het Adam die ons vertegenwoordigde en ons door zijn zonde tot zondaars heeft gemaakt. De H. Schrift zegt: “de vrouw had bemerkt hoe goed de boom was om van te eten; hoe hij een lust was voor de ogen, en hoe verleidelijk, en ze plukte van zijn vrucht en at, en gaf er ook van aan haar man, en ook hij at ervan” (Gen 3,6). Zoals de ondergang van de wereld dus begonnen was door de vrouw, zo was het in Gods barmhartigheid passend, dat ook het herstel zou beginnen met de vrouw; zoals Eva de weg had geopend voor de noodlottige daad van de eerste Adam, zo was het passend dat Maria de weg zou openen voor het grote werk van de tweede Adam, onze Heer Jezus Christus, die de wereld kwam verlossen door op het kruis te sterven. Daarom wordt Maria dan ook door de heilige Vaders een tweede en betere Eva genoemd; zij immers heeft de eerste stap gedaan voor de redding van de mensheid, zoals Eva dat had gedaan voor ons bederf.

Hoe en wanneer heeft Maria dan die stap, die eerste stap, gezet voor het herstel van de wereld? Het is geschied toen de engel Gabriël bij haar kwam om haar de grote waardigheid aan te kondigen die haar deel zou zijn. De H. Paulus bezweert ons “onze lichamen aan te bieden aan God, als een levend, heilig aan God welgevallig offer” (Rom 12,1). We moeten niet alleen bidden met de lippen, niet alleen vasten en uitwendige boete doen en kuis zijn in ons lichaam; maar we moeten gehoorzaam zijn en zuiver van geest. En nu was het voor de H. Maagd ook Gods Wil dat zij het bereidwillig en met volle begrip op zich zou nemen de Moeder te worden van de Heer; dat zij niet louter passief tussenpersoon zou zijn met een moederschap zonder verdienste en zonder beloning. Hoe hoger genade wij ontvangen, des te zwaarder zijn onze plichten. Het was geen lichte levenstaak, zo nauw verbonden te zijn met de Verlosser van de mensen, zoals zij later ondervond toen zij met Hem leed. Daarom vroeg en wikte zij de woorden van de engel alvorens ze te beantwoorden en vroeg zij eerst of zulk een hoge taak het verlies zou betekenen van die maagdelijkheid die zij plechtig beloofd had. Toen de engel haar dan verzekerd had van niet, sprak zij met de volle instemming van haar volle hart – vol van Gods liefde voor haar en van haar eigen nietswaardigheid – de woorden: “Zie de dienstmaagd des heren, mij geschied naar uw woord” (Luc 1,38).

Door deze instemming was het dat zij de Poort des Hemels werd.