John
Henry Newman [1801-1890]
Mei-meditaties 13 – Maria Boodschap:
Poort van de hemel
Maria wordt de Poort van de hemel genoemd, omdat de Heer door
haar van de hemel naar de aarde is gekomen. Sprekend over Maria zegt de profeet
Ezechiël: “Deze poort moet gesloten blijven, ze mag niet geopend worden en
niemand mag er binnen gaan; want de Heer God van Israël is er door gekomen; dus
moet ze gesloten blijven; alleen de Vorst, de Vorst zelf, mag er plaats nemen”
(Ez 44,2-3).
Deze voorspelling nu is vervuld,
ten eerste omdat de Heer het vlees heeft aangenomen van haar, en haar Zoon was;
maar ten tweede ook omdat zij een bijzondere plaats had in het heilsplan van de
Verlossing; evengoed als in haar lichaam is de voorspelling vervuld in haar
geest en haar wil. Eva had een bijzondere plaats in de val van de mens, al was
het Adam die ons vertegenwoordigde en ons door zijn zonde tot zondaars heeft
gemaakt. De H. Schrift zegt: “de vrouw had bemerkt hoe goed de boom was om van
te eten; hoe hij een lust was voor de ogen, en hoe verleidelijk, en ze plukte
van zijn vrucht en at, en gaf er ook van aan haar man, en ook hij at ervan” (Gen 3,6). Zoals de ondergang van de
wereld dus begonnen was door de vrouw, zo was het in Gods barmhartigheid
passend, dat ook het herstel zou beginnen met de vrouw; zoals Eva de weg had
geopend voor de noodlottige daad van de eerste Adam, zo was het passend dat
Maria de weg zou openen voor het grote werk van de tweede Adam, onze Heer Jezus
Christus, die de wereld kwam verlossen door op het kruis te sterven. Daarom
wordt Maria dan ook door de heilige Vaders een tweede en betere Eva genoemd;
zij immers heeft de eerste stap gedaan voor de redding van de mensheid, zoals
Eva dat had gedaan voor ons bederf.
Hoe en wanneer heeft Maria
dan die stap, die eerste stap, gezet voor het herstel van de wereld? Het is
geschied toen de engel Gabriël bij haar kwam om haar de grote waardigheid aan
te kondigen die haar deel zou zijn. De H. Paulus bezweert ons “onze lichamen
aan te bieden aan God, als een levend, heilig aan God welgevallig offer” (Rom 12,1). We moeten niet alleen bidden
met de lippen, niet alleen vasten en uitwendige boete doen en kuis zijn in ons
lichaam; maar we moeten gehoorzaam zijn en zuiver van geest. En nu was het voor
de H. Maagd ook Gods Wil dat zij het bereidwillig en met volle begrip op zich zou nemen de Moeder te worden van de Heer; dat
zij niet louter passief tussenpersoon zou zijn met een moederschap zonder
verdienste en zonder beloning. Hoe hoger genade wij ontvangen, des te zwaarder
zijn onze plichten. Het was geen lichte levenstaak, zo nauw verbonden te zijn
met de Verlosser van de mensen, zoals zij later ondervond toen zij met Hem
leed. Daarom vroeg en wikte zij de woorden van de engel alvorens ze te
beantwoorden en vroeg zij eerst of zulk een hoge taak het verlies zou betekenen
van die maagdelijkheid die zij plechtig beloofd had. Toen de engel haar dan
verzekerd had van niet, sprak zij met de volle instemming van haar volle hart –
vol van Gods liefde voor haar en van haar eigen nietswaardigheid – de woorden:
“Zie de dienstmaagd des heren, mij geschied naar uw woord” (Luc 1,38).
Door deze instemming was
het dat zij de Poort des Hemels werd.