Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
Gevoed
door Uw heilige gaven delen wij voor eeuwig in het geluk van de Heilige Familie
I n l e i d i n g
Op zondag onder het Octaaf van Kerstmis
wordt het Feest van de Heilige Familie gevierd.
Wanneer er geen zondag binnen het
Kerstoctaaf valt, wordt dit feest volgens de Romeinse rubrieken op 30 december
gevierd. Dit relatief jonge feest, in 1921 door paus Benedictus XV ingevoerd,
werd aanvankelijk op de zondag onder het octaaf van de Openbaring des Heren
(Driekoningen) geplaatst en had zodoende
na het Feest van de Besnijdenis (1 januari) en na dat van de H. Drie Koningen
(6 januari) een bepaalde heilshistorische verbinding: men las het Evangelie van
de twaalfjarige Jezus in de tempel. In het kader van de hervorming van het
liturgische calendarium werd het feest onmiddellijk na Kerstmis geplaatst,
binnen de invloedssfeer van het burgerlijke familiefeest (1 januari). Meer dan
in het vroegere calendarium wordt het nu gepresenteerd als een feest van een
bepaald idee, van een bepaald ideaal van het heilige huisgezin. Dit blijkt
onmiddellijk uit het collectegebed waar
het gaat om præclara exempla, om
schitterende voorbeelden die uitdrukkelijk worden genoemd. Het zijn virtutes
en vincula, deugden en duurzame
banden die het kenmerk zijn van een voorbeeldig gezinsleven en daarbovenuit
liefdevolle verbondenheid tussen de huisgenoten. God wordt gevraagd dat de
gelovigen deze voorbeelden navolgen (sectantes)
om langs deze weg een ander heilig (Vader)Huis (domus) te bereiken, God zelf, waar men het eeuwige loon voor een
goed gelukt gezinsleven op aarde ontvangt. Aangenomen kan worden dat paus
Benedictus XV in een tijd waarin het duurzame gezin voor velen minder
vanzelfsprekend werd, de aandacht wilde vestigen op het ideale gezin, de Heilige Familie. Het gebruik van
het begrip imitari, navolgen, in de
Postcommunio onderstreept dat we nooit zonder hulp behoeven te zijn in dit
leven. Wij maken deel uit van een familie, op aarde en ook in de hemel, reeds
gerealiseerd maar nog niet voltooid. Christus wilde deel uitmaken van een
familie toen Hij met zijn verlossingswerk begon en met zijn onderrichting.
Opbouw van het gezin, opbouw van de familie is een edele roeping. We moeten de exempla, ons aangeboden in de Heilige Familie, in de voorbeeldige
levens van hen die ons zijn voorgegaan, ook in onze eigen familie en ook in de
goede pogingen van de mensen om ons heen navolgen en in praktijk brengen. Zo
worden wij met Gods hulp tot heilige mensen en families en daarmee nemen we ook
reeds op aarde de voorbereiding van onze eeuwige woonplaats ter hand.
T e k s t
Missale Romanum [MR]
1970
Quos cælestibus reficis sacramentis,
fac, clementissime Pater,
sanctæ Familiæ exempla iugiter imitari,
ut, post ærumnas sæculi,
eius consortium consequamur æternum.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie 1979
Goede Vader,
Gij voedt ons met uw heilige gaven.
Geef ons de kracht om het voorbeeld van de heilige
Familie altijd na te volgen,
en laat ons na de zorgen van dit leven
voor eeuwig delen in hun geluk.
Werkvertaling
Bewerk, allermildste Vader,
dat zij, die Gij voedt met
de hemelse sacramenten,
de voorbeelden van de Heilige Familie voortdurend navolgen
opdat wij, na de lasten van deze wereld,
hun eeuwig gezelschap
(mogen) bereiken.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
De tekst van MR 1970 is een nieuwe
compositie voor het Misformulier van het in 1921 ingevoerde feest. De
oorspronkelijke vorm van 1921 (ook die van 1962) luidt als volgt:
Quos cælestibus reficis sacramentis,
fac, Domine Iesu,
sanctæ Familiæ tuae exempla
iugiter imitari:
ut, in hora mortis nostrae,
occurrente gloriosa Virgine
Matre tua cum beato Ioseph,
per te in æterna tabernacula recipi mereamur.
De vergelijking tussen de oude (1921) en
de nieuwe oratie (1970) biedt
interessante aanknopingspunten. Eerstens wordt in de versie MR 1970 niet meer
de Zoon, maar de Vader aangesproken. Dat komt overeen met de tendens van de
liturgische hervorming terug te gaan naar de oratietaal in een vroeg stadium
van de Romeinse liturgie, die zich overwegend richt tot de Vader.
Een volgend onderscheid lijkt inhoudelijk
belangrijker: versie MR 1921 verraadt nog helemaal de herkomst uit de
volksvroomheid, waaruit het feest tenslotte voortkomt: “…opdat in het uur van
onze dood, de glorievolle Maagd, uw Moeder, en de heilige Jozef ons tegemoet
komen, en wij door U in de eeuwige woontenten mogen worden opgenomen”. Wat
Maria voor een goede dood betekent, vinden we in elk Weesgegroet: “Bid voor ons
zondaars, nu en in het uur van onze dood’.
De H. Jozef geldt als patroon van een goede
dood, omdat hij, zoals de volksvroomheid wil, bij zijn dood door Jezus en Maria
werd bijgestaan, een tafereel dat ontelbare malen in de beeldende kunst en op
gebedsprenten is voorgesteld.
MR 1970 schakelt dit stuk volksvroomheid
uit, maar bidt om de eeuwige gemeenschap met de Heilige Familie, wier voorbeeld
wij in het dragen van de zorgen des levens volgen. MR 1970 had het beeld van
het tegemoetkomen van Maria en Jozef kunnen vervangen door een of andere voorspraakformule,
maar had
kennelijk motieven om dat niet te doen. Mogelijk is de
onbehaaglijke referentie naar de dood er
een van. De moderne mens hoort liever niets over de dood.
Daar tegenover staat dat de tekst van de
Postcommunio MR 1970 in stilistisch opzicht de structuur van de Romeinse oratie
beter en juister weergeeft en deze ook als communiegebed, waarbij begin en
einde nauw met elkaar zijn verbonden, meer recht doet: Laat hen, die Gij met de hemelse sacramenten
verkwikt, de gemeenschap met hen (de H. Familie) voor altijd verwerven. Achter
deze bede wordt de eschatologische belofte uit Jo 6 zichtbaar: “Wie mijn Vlees
eet en mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven en Ik zal hem doen verrijzen
op de Jongste Dag” (Jo 6, 54).
B i j b e l s e
c o n t e x t
Mt 11, 28
Venite ad me omnes, qui laboratis, et onerati estis, et ego reficiam vos.
Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijt en Ik
zal u verkwikken.
Mc 4, 18-19
Et alii sunt qui verbum audiunt, et ærumnæ sæculi, et deceptis divitiarum,
et circa reliqua concupiscentiæ introeuntes soffocant verbum, et sine fructu
efficitur.
En er zijn weer anderen, die het woord wel gehoord
hebben, maar wanneer de zorgen van de wereld, de begoocheling van de rijkdom en
de begeerten naar al het andere binnendringen, verstikken ze het woord en zo
blijft het zonder vrucht.
P e l g r i m a g e
n a a r N a z a r e t h
In januari 1964 pelgrimeerde paus Paulus
VI (1897-1978) naar het H. Land en bezocht op 5 januari Nazareth, met name de
Basiliek van de Boodschap die over het “huisje van Nazareth” is heen gebouwd.
Aan zijn aldaar gehouden toespraak over het ‘Voorbeeld van Nazareth’ zijn de
volgende fragmenten ontleend:
(…)
Het huis van Nazareth is de school waarin wij het
leven van Jezus beter leren begrijpen; het is de school van het evangelie.
De eerste les die wij hier leren, is
grote aandacht te hebben voor de diepe en geheimvolle zin van deze eenvoudige,
nederige en verheven openbaring van Gods Zoon, deze zin te overwegen en te
begrijpen. Misschien leren wij er geleidelijk hoe wij Hem moeten navolgen.
Hier, in deze school, leren wij waarom
het noodzakelijk is een geestelijke leefregel te hebben, als men het onderricht
van het evangelie wil volgen en leerling van Christus wil worden.
Allereerst een les inzake stilte. Moge
de waardering voor de stilte, als bijzondere en noodzakelijke voorwaarde voor
de geest, bij ons herleven te midden van zoveel overmatig stemgeluid, overal
doordringend lawaai en rumoer waarmee wij bestormd worden in het moderne en
jachtige leven. Moge de stilte van Nazareth ons bezinning leren, innerlijkheid
en bereidheid om te luisteren naar goede ingevingen en naar lessen van echte
leermeesters. Moge die stilte ons de noodzaak en de waarde leren van
persoonlijke voorbereiding, van studie en overweging, van eigen innerlijk leven
en van gebed dat alleen door God in het verborgene wordt gezien.
Vervolgens is er een les over het
gezinsleven. Moge Nazareth ons leren wat het gezinsleven is, zijn
liefdesgemeenschap, zijn oprechte en eenvoudige schoonheid, zijn heiligheid en
onschendbaarheid. Laten wij van Nazareth leren dat de vorming die men thuis
heeft ontvangen, kostbaar en onvervangbaar is. Laten wij leren dat de rol van
het gezin in de maatschappij van het hoogste belang is.
Tenslotte is er een les over de arbeid.
Hier in Nazareth, woonplaats van ‘de zoon van de timmerman’, zou ik gaarne de
strenge en bevrijdende wet van de menselijke arbeid willen verstaan en
verkondigen. Hier zou ik het besef willen versterken dat arbeid edel is; ik zou
willen beklemtonen dat arbeid geen doel in zichzelf kan zijn, en dat de arbeid
zijn vrijheid en adel eerder dankt aan het doel waarvoor hij verricht wordt dan
aan zijn economische waarde. Tot besluit wil ik vanhier, vanuit Nazareth, alle
arbeiders overal ter wereld groeten en hen wijzen op het grote voorbeeld, hun
broeder, de mens geworden God. Hij is de profeet die al hun rechtvaardige
belangen behartigt, Christus onze Heer.
S t r u c t u u r a n
a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
1. Quos cælestibus reficis sacramentis,
fac, clementissime Pater,
sanctæ Familiæ exempla iugiter imitari,
2. ut, post ærumnas saeculi,
eius consortium consequamur æternum.
De oratie omvat een ingewikkelde constructie en wordt
gekenmerkt door de brevitas romana, de Romeinse beknoptheid. Ritmisch gezien vormt
zij daardoor een mooie bede. Zoals de
meeste oraties post communionem is de postcommunio van vandaag eschatalogisch van
karakter: zij overschrijdt de begrenzing van tijd en wereld en focust op de
eeuwigheid, m.a.w. door het ontvangen van het Lichaam van Christus, God en
mens, worden wij in staat gesteld de goede voorbeelden van de Heilige Familie
na te volgen en kunnen wij vanuit dezelfde Krachtbron, na de zorgen van de
wereld, hun gezelschap bereiken.
De imperativus fac in regel 2 leidt de zin in. De
misschien dwingende vorm wordt afgezwakt door de toevoeging’ clementissime Pater’ die van een
passende nederigheid getuigt. Nu wordt
het een complexe constructie: het relativum quos in regel 1, in de accusativus pluralis, mist eigenlijk
een antecedent dat logischerwijs eos zou zijn. Deze accusativus maakt deel uit
van een accusativus cum infinitivo constructie die door de infinitivus imitari
wordt gecomplementeerd.
Binnen de accusativus cum infinitivo constructie vinden we de accusativus exempla, pluralis neutrum, die de
rol van objectsaccusativus vervult. Sanctae familiae staat als bijvoeglijke
bepaling als extra aanvulling bij exempla.
In het tweede deel van de zin, ingeleid door ut,
vinden we de bede in de coniunctivusvorm consequamur en door het gebruik van de
eerste persoon pluralis wordt het een persoonlijk gebed.
De woordgroep post aerumnas saeculi, bestaat uit de accusativus pluralis
aerumnas, die vereist wordt door de praepositie post, aangevuld door een
genitivus singularis die een eigenschap
aangeeft. Object van het praedicaat is consortium aeternum dat in een
hyperbaton uiteen is geplaatst. Het pronomen personale eius in de genitivus
singularis verwijst naar de eerder genoemde Heilige Familie.
S t i j l f i g u r e n
Eindrijm op is in reficis
en sacramentis
Gewone congruentieuitgangen in sanctæ Familiæ en consortium
æternum
Hyperbaton (uiteenplaatsing) van consortium . . . æternum
Alliteratie bij consortium consequamur
Antithese van sæculi en æternum
V o c a b u l a r i u m
Occurrere, curri en cucurri, cursum, 3
1. tegemoet snellen, lopen 2.
tegenwerken, optreden tegen 3. stoten op, aantreffen 4.vóór de geest komen,
invallen 5. te hulp komen, tegemoet komen. Herinneren we ons het tekstfragment
van het collectegebed van de Eerste zondag van de Advent : ‘Christo
tuo venienti iustis operibus occurentes’, uw Gezalfde met gerechte werken
tegemoet snellend. Vergelijk ook de frase in de preconciliaire versie van de
Postcommunio van dit feest: ‘ut, in hora mortis nostræ occurente gloriosa
Virgine Matre tua cum beato Joseph’, opdat in het uur van onze dood de
glorievolle Maagd, uw Moeder, en de heilige Jozef ons tegemoet komen’.
Tabernaculum
In de oude Romeinse sacrale taal de naam van de tent buiten
de stadsmuren waar door de augures
(auguren, vogelwichelaars), priesters de auspicia (“auspiciën) werden waargenomen: het aflezen van de wil der goden aan de hand
van de vlucht van de vogels. Het Nederlandse woord voor auspiciën is
vogelschouw (avis: vogel, spícere, zien). Deze observatie placht plaats te
vinden alvoren een comitia werd
gehouden.
De comitia was een vergadering van het gehele volk,
bijeengeroepen met, zoals boven gezegd, inachtneming van de auspicia door een
magistraat die het ius agendi cum populo
bezat, met het doel politieke besluiten te nemen, magistraten te kiezen of
recht te spreken. In de comitia gold de relatieve
meerderheid, behaald in elk van de groepen waarin de comitia waren verdeeld,
als één stem in de groepen kwam de meerderheid door
hoofdelijke, sinds 131 vC geheime, stemming tot stand. Andere vormen van volksvergaderingen waren contiones en concilia.
In het Oud-Testamentische Boek Numeri is tabernakel de
term voor de tent der samenkomst die dienstdeed als plaats van aanbidding
voor de Israelieten en symbool stond voor Gods verblijf in hun midden.genoemd.
Het was een verplaatsbare tent; de Bijbelboeken Exodus, Leviticus en Numeri
verhalen hoe de tent werd vervaardigd en in gebruik genomen
volgens de instructies die Mozes van God had gekregen op
de berg Horeb.
Zoals het tabernakel met de Ark van het Verbond voor de Joden symbool stond voor
‘sjechina’, ofwel Gods tegenwoordigheid, staat het christelijke tabernakel
als vast onderdeel van het kerkinterieur symbool voor de behuizing van Christus' Werkelijke Tegenwoordigheid
(in de vorm van geconsacreerde heilige hosties) en is daarom een van de
heiligste voorwerpen in de kerk. Voor het tabernakel of in de onmiddellijke
nebijheid brandt een godslamp vanwege de aanwezigheid van de H. Eucharistie.
In het liturgisch taalgebruik wordt het begrip
tabernakel ook gebruikt voor habitaculum of mansio (woning). In Lucas 16, 9 horen we er de echo van: “Zo zeg
Ik u ook: Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige mammon, opdat,
wanneeer die u komt te ontvallen, zij u in de eeuwige tenten opnemen (recipiant vos in aeterna tabernacula)”.
Ærumna
Dit substantief komt van ærúmnula hetgeen een soort frame is om lasten gemakkelijker op de
rug te kunnen dragen. Vandaar betekent het zware, drukkende last, moeite,
kwelling, kommer, verdriet, rampspoed in materiële zin, ofschoon deze
condities ongetwijfeld consequenties hebben voor de ziel.
Consortium
Een samentrekking van cum (“met”) en sors (“lot”, “kans”) Een consortium
is een verzameling, gemeenschap van goederen of verbreed ook een genootschap,
gemeenschap en verbond. In een consortium is sprake van lotsverbondenheid met
een groep met wie je een gemeenschappelijke uitkomst, lot of bestemming
deelt.
Consequor, consecutus sum 3e coniugatie, deponens
Samentrekking van cum “met” en sequor “volgen,
opvolgen, achterna gaan, bijwonen, meegaan, najagen”. Het werkwoord wordt ook
verbreed tot het navolgen van een model, een voorbeeld of een autoriteit in
zin van gezaghebbend person. We kunnen een voorbeeld navolgen of een idee.
Ook kunnen we iemand nabootsen of gehoorzamen. Daarom betekent consequor ook
aan iemand of iets gelijk (willen) worden in een bepaalde eigenschap.
Imitor, imitatus sum, 1e coniugatie, deponens
betekent “imiteren” in gedrag, maar ook in het feitelijk copieren van
iets.
Exemplum
Allereerst: nabootsing, beeld,
portret, transcript (overschrijfsel), copie en daarnaast in juridische zin
“een zaak die moet worden nagebootst, gevolgd in ons gedrag, een precedent”.
De woordkeuze duidt op een krachtig “imiteren, nabootsen” en “navolgen”.
|
C
o m m e n t a a r
Wanneer we naar de kerststal kijken en
het goddelijke, koninklijke Kind in de voederbak, een kribbe van ruw hout, zien
liggen, realiseren we ons dat het hout van de kribbe een voorafschaduwing van het
hout van zijn reddende Kruis. Zijn zelf-ontlediging was een Offer dat onze
verlossing door het Kruis mogelijk maakte. Toen Hij stierf voerde de Heer zijn
Moeder, een weduwe die op het punt stond haar enige Zoon te verliezen, naar een
nieuwe familieband met Johannes, die als het ware in geestelijke zin wees werd
bij de Dood van zijn Heer.
Christus bond hen samen in een nieuwe
familie, een familie van liefde, een familie van Bloed, ofschoon niet van
bloed: “En van dat ogenblik af nam de leerling haar op in zijn huis” (Jo 19,
27). Dit is een christelijke imperatief. Dit is een van Christus’ reddende exempla
waarvan Hij de navolging vraagt.
De zondag van vandaag staat tussen
Kerstmis en zijn octaafdag, het hoogfeest van Maria, Moeder van God, is. De
liturgie van het Kerstoctaaf wordt even onderbroken voor het feest van de
Heilige Familie. Een heel mensenleven en zelfs de eeuwigheid zijn onvoldoende
om het Mysterie van de Menswording bidden te overdenken, maar nu hebben we acht
dagen om onze geest en hart eraan te wijden. Christus werd geboren in deze
wereld om ons te verlossen van onze zonden en ons meer volledig aan onszelf te
openbaren en ons inzicht te geven in onze zeer hoge roeping (cf. Gaudium et spes 22). Door zijn
menswording en geboorte werd de tweede Persoon van de H. Drieëenheid het
volmaakte en zichtbare Beeld van de onzichtbare Vader. In Christus zien wij,
die naar Gods Beeld zijn geschapen, duidelijk wie wij zijn, wat wij moeten en
kunnen zijn. Christus maakt deel uit van de trinitaire goddelijke gemeenschap.
In Hem zijn wij allen broeders en zusters geworden en noemen en hebben wij God
tot hemelse Vader. In Christus bezitten wij ons volmaakte voorbeeld, niet alleen als individu, maar ook als groep
en volk met een gemeenschappelijke roeping tot heiligheid. De menswording van
Jezus Christus werd ons geschonken dank zij het ‘Fiat’ van Maria. Zij is de
Moeder van heel de Persoon van Jezus, God en mens, en bijgevolg Moeder van God.
Tijdens dit kerstoctaaf bidden we tot we
Christus met Maria en zijn aardse vader Jozef in het hart van het gezin van
Nazareth. Onze familie en gezin vormen ons en is de bouwsteen voor de relatie
tussen man en vrouw, geschapen naar Gods Beeld en gelijkenis, gemaakt om te leven
zoals Hij.
Wij zijn allen kinderen van Adam en Eva,
wier godsgelijkheid door de zondeval was misvormd. Door het onverkort aannemen
van de menselijke natuur heeft Jezus, God-Mens , zich in zekere zin met iedere
mens verenigd. Wij zijn kinderen geworden van God de Vader.
Van de ene kant herinnert de
Postcommunio ons aan onze gevallen natuur, van toen en ook van nu, met al zijn
moeilijkheden (ærumna) en waarvoor we ook de kracht vragen deze dapper te
verdragen: “da nobis, Domine, ærumnas vitæ fortiter sustinere”, bidt de Kerk in
de Preces van de Lauden op het feest van de H. Stephanus. Van de andere kant raakt
onze gevallen natuur onze hemelse familie, wordt er door hersteld en geheiligd.
Jezus heeft ons niet alleen een voorbeeld gegeven, hoe wij in zijn voetspoor
kunnen treden, maar Hij heeft ons ook een weg gebaand en voor ons het leven verdiend door ons te
ontrukken aan de dienstbaarheid aan zonde en duivel.
De terminologie van de
Postcommunio die op imitatio focust onderstreept, zoals boven gezegd, dat we niet
zonder hulp in dit leven behoeven te zijn. We maken deel uit van een aardse en
hemelse familie, reeds gerealiseerd maar nog niet voltooid. Christus verkoos te
leven in een gezin toen Hij zijn werk van verlossing begon. Door
navolging en praktijk ontwikkelen we deugden, bouwen we ons met Gods hulp op
tot volwassen en heilige personen en gemeenschappen. Er zijn bitterheden, zorgen, eenzaamheid en ook de lasten van
anderen te dragen, roep daarbij echter niet alleen het hout van de kribbe maar
ook het hout van het kruis in herinnering.
De familie en het
gezin zijn gebonden aan de vreugde van de Geboorte van Christus maar ook aan
zijn Offer op Calvarië. Wij, christenen,
“werpen ons lot” met ieder ander (consortium),
dragen elkanders lasten (ærumna). Terwijl de soldaten het lot wierpen over het kleed van Jezus en Hij alleen was, zoals niemand alleen was
geweest, bracht Hij zijn Moeder en de geliefde leerling samen in een nieuwe
familie, een familie van liefde. Dat is het voornaamste gebod en het
voornaamste exemplum dat Jezus ons
heeft gegeven en tot navolging oproept.
Laten we op de
vooravond van Nieuwjaar, dat begint met het Hoogfeest van Maria, Moeder van
God, het Te Deum naar Romeinse traditie bidden of zingen, een uitermate
geschikte manier om te erkennen dat alle
goede gaven van God komen.