H.Leo I, de Grote, paus.
De Kerk van Christus rijst op, gegrondvest op het geloof van Petrus
Uit heel de wereld
wordt Petrus alleen uitgekozen, om zowel de leiding te hebben bij de roeping
van alle volken, als aan het hoofd te staan van alle Apostelen en Vaders van de
Kerk. Hoewel er onder het volk Gods veel priesters en herders zijn moest toch
Petrus eigenlijk allen besturen, die allereerst ook door Christus worden
bestuurd. Groot en bewonderenswaardig, zeer geliefden, is het deelgenootschap
in zijn macht, dat God zich verwaardigde aan deze mens te verlenen. En als Hij
gewild heeft, dat andere kerkvorsten iets met hem gemeen zouden hebben, heeft
Hij dat, wat Hij anderen niet weigerde, nooit aan hen gegeven tenzij door
middel van Petrus.
Tenslotte vraagt de
Heer aan alle Apostelen, wat de mensen van Hem denken; en zolang blijft het
bekende woord van diegenen die antwoorden, als de onzekerheid blijft van de
menselijke onwetendheid, die hier tot uiting komt.
Maar waar naar de
gevoelens van de Apostelen gevraagd wordt, is hij de eerste in de belijdenis
van de Heer, die de eerste is in apostolische waardigheid. Toen deze gezegd
had: Gij zijt de Christus, de Zoon van de
levende God, antwoordde Jezus hem: Zalig
zijt gij, Simon, zoon van Jona, omdat niet vlees en bloed u dit geopenbaard
hebben, maar mijn Vader in de hemel; dit is, daarom zijt gij zalig, omdat
mijn Vader u onderricht heeft, en geen aardse mening u in dwaling bracht, maar
de hemelse ingeving u leerde; en niet vlees en bloed, maar Hij heeft Mij aan u
geopenbaard, wiens Eniggeboren Zoon Ik ben.
En Ik, zei Jezus, zeg u:
dit is, zoals mijn Vader u mijn Godheid heeft geopenbaard, zo maak Ik ook u uw
waardigheid bekend: Want gij zijt Petrus:
dit is, ofschoon Ik de onschendbare rots ben, Ik de hoeksteen, die van beide één maak, Ik het fundament ben,
buiten Wie niemand een ander fundament kan leggen, zijt gij ook een rots, omdat
gij door mijn kracht wordt bevestigd, opdat, wat Mij door mijn macht eigen is,
ook gij bezit door deelname met Mij.
En op deze rots zal Ik mijn Kerk bouwen, en de poorten van de hel
zullen niets tegen haar vermogen. Op deze sterkte, zegt Hij, zal Ik mijn
eeuwige tempel bouwen, en de verhevenheid van mijn Kerk, die in de hemel
ingelijfd moet worden, zal opstijgen in de kracht van dit geloof.
De poorten van de hel
zullen deze belijdenis niet overweldigen, en de boeien van de dood zullen haar
niet binden: want die stem is de stem van het leven. En zoals die stem zijn
belijders tot in de hemel verheft, zo zal ze ook haar bestrijders in de hel
dompelen.
Daarom zegt Hij tot de
allerzaligste Petrus: U zal Ik de
sleutels geven van het Rijk der hemelen. En wat gij zult binden op aarde, zal
ook in de hemel gebonden zijn; en wat gij zult ontbinden op aarde, zal ook in
de hemel ontbonden zijn.
Ook aan de andere
Apostelen gaf Hij recht op die macht, en de kracht van dit besluit is
overgegaan op alle bestuurders van de Kerk. Maar niet zonder reden wordt aan
één toevertrouwd, wat op allen is overgegaan. Want aan Petrus wordt dit
afzonderlijk toevertrouwd, omdat zijn beeld aan alle bestuurders van de Kerk
wordt voorgehouden.
Sermo 4 de Natali ipsius, 2-3:
PL 54, 149-151