Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
De H. Eucharistie, onderpand van ons
heil
I n l e i d i n g
Het mysterie van de Heilig Eucharistie schenkt ons het
eeuwige leven (vgl. Jo 6,54), maar dit leven is “met Christus verborgen in God”
(Kol 3, 3) en wordt pas definitief wanneer Christus verschijnt. Zichtbaar is
het hier reeds in het teken van het Mysterie en betekent een onderpand (‘pignus’),
dat wil zeggen, bevestiging van het
definitieve eeuwige leven. De Postcommunio bidt om de verwerkelijking in het
toekomstige leven van datgene wat nu reeds als onderpand is gegeven. Omdat het
hier om een Postcommunio gaat ligt het voor de hand te denken aan de H.
Eucharistie als “Bruiloftsmaal van het Lam“; met de woorden “Ecce Agnus Dei,
ecce qui tollit peccata mundi” (Jo 1, 29) Beati qui ad cenam Agni vocati sunt”
(Apoc 19, 9) - (“Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonder der wereld. Zalig zij
die genodigd zijn het bruiloftsmaal van het Lam”) nodigt de priester de
gelovigen uit tot deelname aan de H. Communie, het Lichaam en Bloed van onze
Heer Jezus Christus, het Eucharistische
Brood en het Voedsel ten eeuwigen leven.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Praesta,
quæsumus, omnipotens Deus,
ut
illius salutis capiamus effectum,
cuius
per haec mysteria pignus accepimus.
Altaarmissaal Nederlandse
Kerkprovincie 1979
Almachtige
God, wij bidden U:
laat
ons eens het geluk bezitten
waarvan
wij in deze Eucharistie het onderpand hebben ontvangen.
Werkvertaling
Geef,
zo smeken wij U, almachtige God,
dat
wij eens daadwerkelijk dat heil mogen verwerven,
waarvan
wij door deze geheimen het onderpand hebben ontvangen.
Het
is jammer dat in de vertaling van het Nederlands Altaarmissaal ‘salus’ wordt vertaald met ‘geluk’. Salus is
wel wat meer dan geluk, namelijk ons heil, ons einddoel.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
Deze oratie was,
behoudens enkele minimale wijzingen, de Postcommunio van de Vijfde Zondag die
overbleef na Driekoningen (MR 1962: 940). De zondagen na Driekoningen werden
beschouwd als een naviering van de Kersttijd, maar beter nog als aanvulling die
de Kerstkring organisch verbond met de Paaskring. Tekst: Quaesumus, omnipotens Deus: ut illius
salutaris capiamus effectum, cuius… dus zonder het initium præsta en met
vervanging van salutaris door salutis. De oratio gaat terug tot het
Sacramentarium Gelasianum Vetus, 558, (Vat. Reg. lat. 316) 1e helft 8e eeuw.
B i j b e l s
e c o n t e x t
Het begrip pignus wordt enkele malen gevonden in de Latijnse
editie van het Nieuwe Testament (Vulgaat) en voornamelijk in de Brieven van de
H. Paulus (cf. 2 Kor 1, 22;
2 Kor 5, 5; Ef 1, 14); al deze teksten verwijzen naar het bij het H. Doopsel
ontvangen merkteken of ‘zegel’ dat wij in eerste instantie bij het Doopsel
ontvangen en geïntensiveerd wordt in de andere initiatiesacramenten, het H.
Vormsel en de H. Eucharistie. De pericope 2 Kor 1, 21-22 geeft bijvoorbeeld: “God zelf is het die ons
met u in Christus bevestigt en ons heeft gezalfd. Hij is het ook die op ons zijn zegel heeft
gedrukt en de Geest als een handgeld (pignus) aan onze harten heeft
meegedeeld”.
A n a l y s e e n s
t i j l f i g u r e n
1.
Praesta, quæsumus, omnipotens Deus,
2a.
ut illius salutis capiamus effectum,
2b.
cuius per haec mysteria pignus accepimus.
De
oratie bestaat uit één compacte, vloeiend lopende zin, samengesteld uit de
openingsregel met adres, prædicaat en tussenzin quæsumus, gevolgd door een
finale of gevolgaanduidende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, in de
coniunctivusvorm waarin de bede wordt geformuleerd. Deze bijzin omvat twee
delen: in het eerste gedeelte illius …effectum wordt om een bepaald effect van
de H. Communie gebeden, dat in de relatieve, afhankelijke zin “cuius …
accepimus “ nader wordt omschreven.
Ad 1
Praesta,
quaesumus, verleen, vragen/smeken wij U –
Praesta,
prædicaat in de imperativusvorm enkelvoud van præstare, gevolgd door een
tussenzin bestaande uit de losse werkwoordsvorm quaesumus, bidden/smeken wij
[U], die de imperativusvorm afzwakt, maar ook een functie vervult in de
ritmische cursus (loop) van de oratie. Beide prædicaatsvormen leiden de bede
die in de ut-zin (r. 2) volgt, in.
Omnipotens Deus, almachtige God – adres in twee congruerende
vocativusvormen van het adiectivum omnipotens en substantivum Deus. Omnipotens
is het bij uitstek God toekomende attribuut, waarop geen enkel schepsel
aanspraak kan maken. In de oraties is de positie van de aanroeping ‘omnipotens
Deus’ dikwijls aan de kop of na de eerste woorden.
Ad 2a
ut illius salutis capiamus effectum,
Finale/doelaanwijzende of consecutieve/gevolgaanduidende
bijzin in de coniunctivusmodus ingeleid door het voegwoord ut met het prædicaat
capiamus, 1e persoon pluralis præsens coniuntivi van capere, cepi,
caprum, opdat wij (mogen) ontvangen.
Effectum illius salutis, object van
capiamus samengesteld uit de accusativusvorm effectum nader geïllustreerd door
de bijvoeglijke bepaling illius salutis in twee congruerende genitivusvormen: illius,
genitivusvorm singularis van het pronomen demonstrativum ille, die, dat, en
salutis, genitivus singularis van salus, - tis, een genitivus obiectivus?
Ad
2b
Relatieve
af afhankelijke bijzin bij de finale/consecutieve bijzin 2a, met het prædicaat
accepimus, 1e pers. pluralis van het perfectum activi in de
indicativus omdat het ontvangen van de H. Communie de gelovigen de feitelijke
zekerheid bevestigt het onderpand voor het eeuwige leven te hebben ontvangen.
Cuius,
pronomen reflexivum in de genitivusvorm enkelvoud dat illius salutis (2a) als
antecedent heeft.
Pignus,
-oris, N. (onzijdig), object bij het prædicaat accepimus.
Per
hæc mysterie, voorzetselvoorwerp bestaande uit de præpositie per gevolgd door
twee congruerende accusativusvormen, bepaald door de præpositie per.
S t i j l f i g u r e n
Drievoudige repetitio van de uitgang – mus in de prædicaten quæsumus,
capiamus en accepimus.
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Pignus, -oris, N. –
In de bekende Lewis & Short Dictionary vinden we voor het onzijdig
zelfstandig naamwoord “pignus” (van de stam gevonden in pango; cf. paciscor);
bevestigen, vastnagelen, en figuurlijk: overeenkomen. een belofte / betaling doen, garantie/
zekerheid/ borg stellen (het kan zowel
betrekking hebben op personen als op zaken). Het is ook het loon van de werkman
en het zijn de onderlinge betrekkingen tussen kinderen, ouders, broers, zussen en verwanten in de zin van belofte van
liefde (die zij elkaar verschuldigd zijn). Het word pignus wordt vaak
aangetroffen in constructies met het verbum capio,
zoals in de Postcommunio die we vandaag bespreken zoals pignus capere: een borg of zekerheid stellen voor betaling; pignora capere kan ook worden gebruikt
bij onderzetten tot zekerheid zoals op
een woning een hypotheek wordt gevestigd tot zekerheid van betaling van de
lening waarmee de aankoop van het huis is gefinancierd. Pignoris capio: eeen procedure tot verpanding van een zaak totdat
een bepaalde schuld is (terug) betaald aaan de schuldeiser (debiteur).
In de oratietaal van de Postcommuniones heeft pignus capere vaak de betekenis: het ontvangen, het bezit genieten van en in het
bezit komen van een onderpand tot zekerheid van de toekomstige belofte na het
dit aardse leven eens te komen tot de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar alle
leed geleden is en wij bij God zullen zijn.
Capere, cepi, captum, 3,
betekent gewoonlijk 1.
grijpen, nemen 2. begrijpen, verstaan. Als bijna exclusief begrip in de
Postcommuniones kan capere geïnterpreteerd worden in de betekenis van de
effectu capiendi, het ontvangen van het effect/ de uitwerking. Het frequent
gebruik van de term in de Postcommuniones kan beïnvloed zijn door het feit dat capere
ook speciaal werd gebruikt in de betekenis van “voedsel tot zich nemen”. Frasen
als : Quod ore sumpsimus … pura mente capiamus / [Heer], laat ons in een zuiver hart
opnemen, wat wij met de mond hebben genuttigd (gebed in silte door de priester
bij de reiniging van de kelk) en Cælestia dona capientibus / De hemelse
gaven ontvangend…onderbouwt de veronderstelling
dat capere in de bovennatuurlijke orde aanduidt wat sumere
in de uitwendige ritus betekent. Capere is een technische uitdrukking
voor “ontvangen, in het bezit komen van, het bezit genieten van”, toegepast op
de H. Eucharistie maar ook in bredere sacramentele context zoals capere
gratiam redemptionis / de genade van de verlossing ontvangen, capere
veritatem rerum /, de waarheid der dingen.
Effectus, -
us m. -
een handeling, bewerking, maar met het oog op het
resultaat van een handeling betekent het: resultaat, uitwerking, effect,
strekking, doel. Het verwante verbum efficere, effeci, effectus 3, heeft betekenissen
als voortbrengen, veroorzaken, bewerken, maken, tot stand brengen. Afleidingen
in het Nederlands: effect, effectief en ook efficiënt (ontleend aan
efficientis, genitief van het participium præsens efficiens).
Lette men er op dat de vorm effectus kan
zijn: 1. het substantivum met bovengenoemde betekenissen en 2. effectus, -a, -
um, participium perfecti passivi van efficere met betekenis bewerkt [zijnde]
enz.
C o m m e n t a a r
Diverse gedachten komen op als deze oratie wordt gebeden. Bij de
bespreking van de verschillende oraties kwam het thema dat we leven in een
status van het ‘reeds, maar nog niet’ al aan de orde. Met de Verrijzenis van de
Heer is het werk van onze verlossing voltooid, in de Verrezen Christus bevindt
onze mensheid zich aan de rechterhand van de Vader, maar wij wachten nog op
onze uiteindelijke voltooiing.
Wanneer wij op het moment van de H. Communie het onderpand, het
handgeld, voor onze ontmoeting van aangezicht tot aangezicht met de almachtige
Vader ontvangen, zijn we zo dicht als maar mogelijk is in ons leven als mens,
genaderd tot deze uiteindelijke bestemming. Tweedens refereert een van de
betekenissen van pignus naar andere mensen, dichtbij, onze naasten, die
tekens zijn van iets waardevols, iets wat wij later in een groter extensie
zullen ontvangen.
Het tweevoudig gebod van Christus, God en onze naaste te beminnen (Mt
19, 19), is ons bekend. We kennen ook allen de parabel waarin Christus het lot
beschrijft van hen die bezorgd zijn voor hun behoeftige naasten en van hen die dezen
verwaarlozen (Mt 25, 31-46). Onze naasten zijn een eschatologisch teken voor
ons (in het Grieks: ta eschata ‘de laatste dingen’-– eschatologie is de studie
van de ‘laatste dingen’, onze dood en het vonnis dat over ons wordt geveld, het
einde van de wereld en zijn voltooiing wanneer God ‘alles in allen’ (verg. 1 Kor
15) zal zijn).
Door ons Doopsel en de inwoning van de Heilige Geest,
kunnen we de H. Communie ontvangen. Door ons Doopsel zijn we in staat deeel te
nemen aan de H. Mis met ‘volle, bewuste en aktieve deelname’, anders gezegd met
actieve ontvankelijkheid. ‘Actieve deelname’ bereikt haar volmaaktheid in
een goede H. Communie. De H. Communie is, zoals we al eerder zagen, nooit
geïsoleerd van de rest van ons leven. Onze status als gedoopten vordert van ons
dat de effecten van onze Communie maar ook de voorbereiding op het ontvangen
van de H. Communie, ons hele leven, hier en nu en op alle niveaus, gelden.
Dagdagelijks en met iedere H. Communie zouden wij, katholieken, er bewust naar
moeten streven niet alleen in de H. Hostie maar ook in onze naaste een onderpand
moeten zien van hetgeen ons is beloofd. De H. Eucharistie bezit hiertoe
het privilege of de levensregel, want de H. Eucharistie is van alle sacramenten
het sacrament dat Hèm be-tekent. Alleen
de H. Eucharistie is van al hetgeen we ontmoeten en ervaren in ons leven waard te worden aanbeden. Niettemin
heeft onze Heer en onze Verlosser Jezus Christus ons geboden onze opofferende
liefde, naar zijn voorbeeld ook onze naasten doen geworden. Een blijvend impact
voor ons.
L i t u r g i s c
h e r f g o e d
De
antifoon O sacrum convivium bij het
Magnificat in de IIe Vespers van het Hoogfeest van het Lichaam en Bloed van
Onze Heer Jezus Christus bezingt het mysterie van de Eucharistie als volgt: O sacrum convívium, in quo
Christus súmitur: recólitur memória passiónis eius, mens implétur grátia et
futúræ glóriæ nobis pignus datur, allelúia. (O heilig
Gastmaal, waarin Christus wordt genuttigd, de gedachtenis aan zijn lijden wordt
gevierd, de ziel van genade wordt vervuld en van de toekomstige heerlijkheid ons
het onderpand wordt gegeven). Als de Eucharistie de gedachtenis van het
Paasmysterie van de Heer is, als wij door he nuttigen van zijn Lichaam en Bloed
‘met hemelse zegen en genade verzadigd worden’ (Eucharistisch Gebed I, Romeins
Missaal), dan is het eucharistisch Mysterie ook een anticipatie op de hemelse
heerlijkheid.
De H.
Eucharistie is – zoals in de Inleiding gezegd - derhalve het middel waardoor de
mensen de eeuwige heerlijkheid van de aanschouwing van God bereiken. “Wie Mijn
vlees eet en Mijn Bloed drinkt, heeft het eeuwige leven: en Ik zal hem doen
opstaan op de jongste dag” (Jo 6, 54)
zo beloofde Jezus. Dit sacrament geeft de mensen niet onmiddellijk deze
heerlijkheid, maar geeft hen Christus,
het onderpand, door Wie zij deze glorie kunnen verwerven. De Eucharistie geeft
de ziel de kracht van het lijden van Jezus en zo is zij is een krachtige
Teerspijs, als Viaticum, onderweg.
“Das eucharistische Mahl ist für uns eine reale Vorwegnahme des
endgültigen Festmahles, das von den Propheten angekündigt (vgl. Jes 25, 6-9)
und im Neuen Testament als ‘Hochzeitsmahl des Lammes’ (vgl. Apoc 19, 7-9)
beschrieben wird; es soll in der Freude der Gemeinschaft der Heiligen gefeiert
werden” / De eucharistische maaltijd is voor ons werkelijk een vooruitlopende
deelname aan het definitieve feestmaal, dat door de profeten is aangekondigd
(vgl. Jes 25, 6-9) en in het Nieuwe Testament beschreven wordt als het
‘bruiloftsmaal van het Lam’(vgl. Apoc 19, 7-9), te vieren in de vreugde van de
gemeenschap der heiligen.
Benedictus XVI, Postsynodale apostolische
Exhortatie Sacramentum Caritatis, 22
februari 2007, nr. 31.