zaterdag 5 februari 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Vijfde zondag door het jaar Eén worden in Christus en met blijdschap vruchten voortbrengen die heilzaam zijn voor heel de wereld.


Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Eén worden in Christus en met blijdschap vruchten voortbrengen die heilzaam zijn voor heel de wereld.

I n l e i d i n g
Net als de Postcommunio van de 2e zondag per annum, die Deo volente het volgend jaar wordt besproken,  heeft de Postcommunio van deze zondag betrekking op de pericope 1 Kor 10, 17:  quoniam unus panis unum corpus multi sumus omnes quidem de uno pane participamus /omdat het brood één is, vormen wij allen tesamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood. In het bewustzijn in Christus een lichaam te zijn, bidt de Kerk om vruchtbaarheid. Dit roept de gelijkenis van de wijnstok op, welke krachtig en beslist de noodzaak benadrukt vruchten voort te brengen. “Ik ben de wijnstok, gij de ranken. Wie in Mij blijft, brengt vele vruchten voort ( . . . ) Als iemand niet in Mij blijft, wordt hij weggeworpen als de rank, en verdort  (Vgl. Jo 15, 5.6). Dat  de oratie het 15e hoofdstuk van het Johannesevangelie voor ogen heeft, blijkt uit de bede “ut fructum afferamus” / opdat wij vrucht dragen - , die letterlijk steunt op het woord van Christus in dezelfde passage: “ Ik heb u de taak gegeven op tocht te gaan en vrucht te dragen: “ut fructum afferatis” (Jo 15, 16). Op deze plaats is er echter geen sprake meer van een gelijkenis, maar richt de Heer zich rechtstreeks tot zijn leerlingen, die nu niet langer dienaren zijn, maar vrienden zijn geworden. Hier is de ‘vrucht’ de arbeid arbeiden van de dienaren/vrienden.
Het vruchten voortbrengen “in blijdschap” (gaudentes) verwijst in de context van de gelijkenis van de wijnstok naar de jubel en de feestelijke vreugde bij de druivenoogst.
De Postcommunio van vandaag kan ook in bijzondere relatie worden gezien met de eucharistische kelk, waarop  de liturgie zo graag het psalmwoord toepast: “Calix meus inebrians quam præclarus est!”/ Hoe voortreffelijk is mijn van bruisende wijn overlopende kelk! (Ps 23, 5 Vulgaat).  Ook verwijzen de gebeden graag naar vers 14 van Psalm 103 (104), het loflied op God als Schepper: “(…) educens panem de terra, et vinum quod lætificat cor hominis” / Brood laat Gij de aarde voortbrengen en wijn, die het hart van de mensen verblijdt.
Niet zonder reden gaat Johannes 15 van de gelijkenis (verzen 1-8) over naar het vrucht opbrengen door de dienaren, die voortaan vrienden worden genoemd. Met de vrucht van de wijnstok worden immers de daadwerkelijke vruchten bedoeld die het leven van de leerlingen van Christus  voortbrengt. Want de vrucht die een leven in vereniging met Christus opbrengt, draagt bij tot het heil van de wereld. Hiertoe immers heeft de Vader zijn Zoon naar de wereld heeft gezonden om de mensheid te verlossen uit de zonde.
De oratie bidt ”zó te leven dat wij één worden in Christus en met blijdschap vruchten voortbrengen die heilzaam zijn voor heel de wereld. Hierbij gaat het dus niet alleen om een bepaald domein van ons leven, bijvoorbeeld waar we zorg dragen voor onze ziel, maar uiteindelijk om heel ons leven, alles wat we zijn en doen. In de H. Communie is niet slechts een fragment van ons bestaan met Christus één geworden, maar héél ons leven en zijn.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Deus, qui nos de uno pane et de uno calice
participes esse voluisti,
da nobis, quaesumus, ita vivere,
ut, unum in Christo effecti,
fructum afferamus pro mundi salute gaudentes.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie 1979
God, wij hebben deel mogen hebben
aan het ene brood en de ene beker.
Wij bidden U: laat ons zó leven
dat wij één worden in Christus
en met blijdschap vruchten voortbrengen die heilzaam zijn voor heel de wereld.
Werkvertaling
God, die hebt gewild dat wij
het ene brood en de ene beker deelachtig zijn,
geef [ons], vragen wij U, zó te leven,
dat wij, in Christus één gemaakt,
met vreugde vrucht voortbrengen voor het heil van de wereld.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De Postcommunio is als een nieuwe compositie opgenomen in het MR 1970 en volgende edities. Het is ‘quiltwerk’ van verschillende bijbelse tekstfragmenten, zie beneden.
Een quilt is een doorgestikte deken. Hij wordt gemaakt van drie lagen textiel die op elkaar genaaid worden door middel van quilten. De top kan een hele lap stof zijn of patchwork (allegaartje van stukjes textiel) . Het woord quilt is afgeleid van het Latijnse culcita, dat gevulde zak betekent.

B i j b e l s e  c o n t e x t  (Vulgaat)
Rom 12, 5: ita multi unum corpus sumus in Christo singuli autem alter alterius membra /
zo zijn wij tesamen één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk zijn wij ledematen over en weer.
1 Kor 10, 17: quoniam unus panis unum corpus multi sumus omnes quidem de uno pane participamur / omdat het brood één is, vormen wij allen tesamen één lichaam want allen hebben wij deel aan het ene brood.
1 Kor 11, 28: probet autem se ipsum homo et sic de pane illo edat et de calice bibat / laat dus een ieder zichzelf onderzoeken en dan eerst eten van dat brood en drinken van de kelk.
Jo 15, 16: non vos me elegistis sed ego elegi vos et posui vos ut eatis et fructum adferatis et fructus vester maneat ut quodcumque petieritis Patrem in nomine meo det vobis / niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb ú uitverkoren; en Ik heb u aangesteld om vrucht te gaan dragen, en wèl de blijvende vrucht, en al wat gij de Vader in Mijn Naam zult vragen, zal Hij u geven.
Jo 17, 11: et iam non sum in mundo et hii in mundo sunt et ego ad te venio Pater sancte serva eos in nomine tuo quos dedisti mihi ut sint unum sicut et nos / Ik ben niet meer in de wereld, maar zij blijven in de wereld, terwijl Ik tot U kom; heilige Vader bewaar hen in Uw Naam opdat zij één mogen zijn, zoals Wij.
Jo 17, 21: ut omnes unum sint sicut tu Pater in me et ego in te ut et ipsi in nobis unum sint ut mundus credat quia tu me misisti / mogen ze allen één zijn, zoals Gij, Vader, het zijt in Mij en Ik in U; mogen ze ook één zijn in Ons opdat de wereld gelooft dat Gij Mij hebt gezonden.

G e t u i g e n i s s e n  v a n  d e  V a d e r s
Ignatius van Antiochie [*35-50 + 110-117]
Leg er u dus op toe één Eucharistie te vieren; want er is maar één Lichaam van Onze Heer Jezus Christus en slechts één Kelk tot eenheid in zijn Bloed, één altaar, zoals er één bisschop is met zijn priestercollege en diakens, mijn mededienaren, opdat gij, wanneer gij de Eucharistie viert dit doen mag volgend God.
Ep. ad Philad. 4
Cyrillus van Jeruzalem [313-387]
Onder het teken van brood wordt u Zijn Lichaam, onder het teken van wijn Zijn Bloed geschonken, opdat u door het nuttigen van het Lichaam en Bloed van Christus één van lichaam en één van bloed met Hem wordt.
Catech. Mystag. 22

Augustinus van Hippo [354-430]
Door middel van brood en kelk heeft Christus ons Zijn Lichaam willen toevertrouwen en Zijn Bloed, dat Hij voor ons vergoot tot vergiffenis van de zonden. Hebt ge het goed ontvangen, dan zijt ge wat ge ontvangen hebt. Want de apostel zegt: wij velen zijn één brood, één lichaam. In dit brood wordt u op het hart gedrukt hoezeer ge de eenheid moet beminnen. […] Ontvangt het dus zo, dat ge er aan denkt de eenheid in uw hart te bezitten en uw hart steeds vastgehecht te houden aan hetgeen boven is.
Sermo 227 in die Paschae IV

Zoals echter uit afzonderlijke graankorrels, die tot één geheel verenigd zijn en zich als het ware door bevochtiging met elkaar vermengen,  één brood ontstaat, zo ontstaat het éne Lichaam van Christus door de eendracht der liefde.
Wat er echter met Christus’ Lichaam geschiedt in de graankorrels, dat geschiedt met zijn bloed in de druiven: de wijn immers vloeit uit de pers, en hetgeen er in die vele druiven afzonderlijk bestond, vloeit samen tot één geheel en wordt wijn. Het mysterie van eenheid is dus zowel in het brood gelegen als in de kelk.
Sermo Guelf. 7,2 de dominica Paschae

Johannes Chrysostomus [344-407]
Wij moeten noodzakelijkerwijze, zeer geliefden, het wonderbare der mysterieën leren kennen, wat het is en waarom het gegeven is. Één lichaam worden wij; ledematen, zegt Hij, van Zijn Vlees en van Zijn beenderen. Volgen wij die ingewijd zijn, nu wat er gezegd wordt. Vermengen wij ons dus met Zijn Vlees om niet alleen door de liefde, maar ook in werkelijkheid één te worden met Hem; dit immers geschiedt door de spijs die Hij ons geschonken heeft, omdat Hij Zijn groot verlangen naar ons wilde tonen. Daarom heeft Hij zichzelf met ons vermengd en Zijn Lichaam in ons doen opgaan opdat wij in eenheid zouden zijn als één lichaam met het Hoofd verbonden; dit is het verlangen van degenen die vurig beminnen.
Hom. 46 in Joan.
A n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1. Deus, qui nos de uno pane et de uno calice
participes esse voluisti,
2. da nobis, quaesumus, ita vivere,
3a . ut, 4. unum in Christo effecti,
3b. fructum afferamus pro mundi salute gaudentes.

De oratie bestaat uit een enkele zin, samengesteld uit een hoofdzin (r. 1-2) met adres en relatieve bijzin,  gevolgd door een finale / consecutieve bijzin in de coniunctivus die het inhoudelijke effect noemt van de in regel 2 geformuleerde bede.
 
Ad 1
Deus, God – aanspreekvorm aan de kop van de oratie in de vocativusvorm
Qui..voluisti: relatieve bijzin, die een wilsbesluit van de Vader vermeldt.
Voluisti, U/Gij hebt gewild: prædicaat in de 2e pers. enkelvoud van het perfectum activi van velle – volui gevolgd door de a.c.i. (accusativus cum infinitivo) – constructie: nos… participes esse /  dat wij deelachtig worden aan het ene Brood en de ene kelk. De constructie particeps esse wordt middels het voorzetsel de verbonden met het dubbele object: het ene Brood en de ene kelk.
Ad 2
Da ..vivere , geef/verleen – prædicaat van de hoofdzin in de imperativusvorm gevolgd door de infinitivusvorm vivere. De tussenzin quæsumus, wij bidden/vragen U, is een veel voorkomende vorm in de oraties hetzij om ritmische redenen gebruikt hetzij ter afzwakking van de imperativus ten opzichte van de Majesteit van God. Nobis, [aan] ons – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale nos: dativus commodis (van voordeel).
Ita, zó: eerste lid van de vergelijking ita …ut: zó…dat : bijwoordelijke bepaling
Ad 3a-3b
Finale / doelaanwijzende of consecutieve / gevolghebbende bijzin met het prædicaat afferamus, dat wij opbrengen, in de coniuntivus (optativus /wens of potentialis/mogelijkheid)
Fructum, vrucht – object van het gezegde afferamus in de accusativus enkelvoud van fructus, - us.
Pro mundi salute, voor het heil van de wereld, - bijwoordelijke bepaling samengesteld uit het præpositum pro dat de ablativusvorm salute ten gevolge heeft waartussen de genitivus  (explicativus) mundi is ingeklemd als een bijvoeglijke bepaling. Pro en salute vormen de stijlfiguur hyperbaton..
Gaudentes, met vreugde, ons verheugend: prædicatieve bepaling in de 1e pers. meervoud van het participium præsentis gaudens, -ntis  die het in afferamus opgesloten subject wij nader illustreert.
Ad 4
Effecti unum, één gemaakt: eveneens een prædicatieve bepaling bij het in het gezegde afferamus opgesloten subject wij in de 1e pers. meervoud van het perfectum passivi van efficere, -feci, - fectum, 3, met betekenissen 1. voortbrengen 2. veroorzaken, bewerken  (effect hebben) en 3. maken.  
Unum, adverbium; een praedicatief gebruikt cardinalium, aansluitend bij het in effecti opgesloten subject wij.
Inhoudelijk moet deze bijstelling worden gelezen vóór het gevraagde effect van de bede  in 3b aangezien de gevraagde vruchtbaarheid volgt op de vereniging in eenheid met Christus.  Hier is opnieuw een belangrijk detail in de Nederlandse vertaling verloren gegaan. Uit kracht van de ontvangen H. Communie (het waarachtige Lichaam des Heren) worden de gelovigen tot een eenheid gemaakt.
S t i j l f i g u r e n
Repetitio en alliteratie bij uno…uno…(regel 1) en unum (r. 4)
Eindrijm bij unum (r. 4) en fructum (r. 3b).
Hyperbaton (uiteenplaatsing van bij elkaar behorende begrippen): pro mundi salute
Mooie antithese effecti versus unum: wij (allen) gemaakt tot een.
Dominantie van u-klank: Deus, uno, uno, quæsumus, ut, unum, fructum, mundi, salute, in 9 van de 29 woorden.

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Affero (ad-ferr), attuli, allatum
betekent basaal aan-, bij, -toebrengen, aandragen, verschaffen, leveren, iets naar een plaats brengen (van draagbare zaken terwijl adduco betekent mensen of dieren met zich ergens heen voeren, - brengen, begeleiden). Het wordt ook gebruikt met betekenissen als: een zaak brengen, dragen bijvoorbeeld nieuws, rapporteren, aankondigen, melden, overbrengen, boodschappen, informeren, openbaar maken en in concepten als “een product voortbrengen”, oogsten, dragen, produceren, zoals ‘vruchten dragen’ (Vgl. Jo 15, 16 boven).
In de verzen 15 en 16 van Psalm 44 (Bruiloftsgedicht voor een koning) komen de begrippen afferentur en adducentur beide voor:
“Afferentur regi virgines proximæ eius, afferentur tibi in lætitia et exsultatione; adducentur in templo regi Domino” – Meisjes worden naar de koning geleid, gezellinnen in haar gevolg, ook zij worden voortgeleid onder vreugde en jubel tot bij de koning in zijn troonzaal. Getoonzet in het Gregoriaans worden deze verzen in de gemeenschappelijke misformulieren ‘van de maagden’ als offertorium (offerandezang) gebruikt.
Afferre heeft ook de betekenis van het aanbieden van een geestelijke of mentale gesteltenis: “Ad mensam cælestis convivii fac nos, Domine, eam mentis et ciorporis puritatem afferre, qui…” / letterl.: Maak, Heer, dat wij die zuiverheid van lichaam en geest naar de tafel van het hemels gastmaal brengen…(Secreta misformulier H. Antonius Maria Zaccaria, 5 juli [MR 1962])
Particeps, - cipis
Als adiectivum: deelnemend, deelachtig
Als substantivum: m. en vr. : deelgeno(o)t(e).
Het substantief wordt zowel voor God gebruikt voor zovere Hij de menselijke natuur heeft aangenomen en met betrekking tot de mensen voor zover deze verheven zijn tot het bovennatuurlijk niveau. Een voorbeeld zagen we reeds in de aanhef van het Gebed over de gaven van de 5e zondag van Pasen in de reeks Orationes Super munera:  Deus, qui nos, per huius sacrificii veneranda commercia, unius summæque divinitatis participes effecisti / God,  die ons, door de vererenswaardige uitwisselingen van dit offer deelgenoot heeft gemaakt van de ene, allerhoogste goddelijkheid…
De H. Augustinus drukt dit zeer toepasselijk uit: Neque enim efficeremur participes divinitatis eius, nisi ipse mortalitatis nostræ particeps fieret (Ennar. in ps. 118, S 16, 16) / Wij zouden niet deelachtig zijn (geworden) aan Zijn Godheid, als Hij niet deelachtig was geworden aan onze sterfelijkheid. In de eucharistische oraties verwijst het begrip gewoonlijk naar de status van deelnemer in de eucharistische handeling: quos tanti mysterii tribuis esse participes  / ons, die Gij laat deelnemen aan een zo groot Mysterie (Postcomm. Dom. 3 Quadrag. [MR 1962]); ut mysterium cuius  nos participes esse voluisti / opdat wij het Mysterie, waaraan Gij ons deelachtig hebt willen maken … (Postcomm. 13 jan. Doopsel van de Heer [MR 1962]). Het begrip staat ook voor de status van de gelovigen nadat zij van hun zonden zijn bevrijd: ut eas a peccatis omnibus exuas, et tuæ redemptionis facias esse participes / opdat Gij hen van alle zonden moogt ontslaan en aan uw Verlossing deelachtig maken (Postcomm. Misformulier: Pro omnibus fidelibus defunctis [MR 1962]).
Het tot dezelfde familie behorende verbum participare betekent deelachtig maken, iemand aan iets laten deelnemen, met iemand delen, berichten, deelachtig worden, deelhebben aan, en het kan geconstrueeerd worden met het præpositum de.
C o m m e n t a a r
De H. Communie is tegelijkertijd een uitwendig teken en een inwendige oorzaak van onze vereniging met Christus. Wij zijn ledematen van het Mystieke Lichaam van de Kerk. Bij het Laatste Avondmaal bad Christus tot de Vader voordat Hij de sacramenten van de Eucharistie en het priesterschap instelde.  Daarna ging Hij uit naar Zijn Lijden en Zijn Offer.
Hij bad: “.. dat zij allen één mogen zijn (ut omnes unum sint), zoals Gij, Vader het zijt in Mij en Ik in U, mogen zij ook één zijn in Ons (ut et ipsi in nobis unum sint)….De heerlijkheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik aan hen gegeven, zodat zij één mogen zijn, zoals Wij één zijn  (ut sint unum sicut nos unum sumus), Ik in hen en U in Mij, opdat zij volmaakt één zijn (ut sint consummati in unum), zodat de wereld zal erkennenm dat Gij Mij hebt gezonden en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad” (Verg. Jo 17, 20-23) .
Deze passage is essentieel  voor het pogen van de Kerk om tot een daadwerkelijke dialoog te komen met de niet-katholieke christenen, een authentieke oecumene.
De H. Vader Johannes-Paulus II schreef een encycliek met de titel Ut unum sint

Bij diverse gelegenheden sprak paus Benedictus VI over het Sacrament van eenheid:
Christus, die we hier in het H. Sacrament ontmoeten is hier in Bari dezelfde als in Rome, in Europa, in Azië , Amerika of Oceanië. Het is een en dezelfde Christus die overal op de wereld in het Eucharistische Brood aanwezig is. En dat betekent dat wij Hem slechts samen met alle anderen kunnen ontmoeten. We kunnen Hem alleen in eenheid ontvangen zoals de Apostel Paulus zojuist in de lezing zei:  Het is één Brood. Daarom vormen wij, velen, één lichaam; want allen hebben wij deel aan het éne Brood” (1 Kor 10, 17).   De consequentie is duidelijk: We kunnen niet met de Heer communiceren, als we niet onderling communiceren. Als we voor Hem willen verschijnen, moeten we ons ook naar anderen toe bewegen en elkaar tegemoet gaan. Daarom moeten we de grote les van de vergeving leren: niet langer in het hart gevoelens van wrok koesteren, maar grootmoedig het hart openen, de ander aanhoren, met  begripvol hart hem tegemoet gaan, mogelijkerwijs zijn verontschuldigingen aannemen  en de onze edelmoedig aanbieden.
Uit de homilie in de Eucharistieviering bij de afsluiting van het Eucharistisch Congres, Bari 29 mei 2005.
De H. Eucharistie is – we herhalen het – het Sacrament van de eenheid. Maar helaas zijn de christenen juist in dit Sacrament van de eenheid onderling verdeeld. Des te meer moeten wij ons, gedragen door de H. Eucharistie, aangespoord voelen met alle krachten naar de volle eenheid te streven, die Christus in de zaal van het Laatste Avondmaal zo vurig heeft gewenst.
Uit dezelfde preek.
Door de H. Eucharistie schenkt de Heer de zijnen niet alleen Zichzelf, maar ook de werkelijkheid van een nieuwe onderlinge gemeenschap die voortduurt in de tijd “totdat Hij komt” (vgl 1 Kor 11, 16). Door de Eucharistie worden zijn leerlingen tot zijn levend huis, dat in de loop van de tijd uitgroeit tot de nieuwe en levende Tempel van God in deze wereld.
Uit de homilie bij de H. Mis op het hoogfeest van de HH. Petrus en Paulus, 29 juni 2006.
Denk na over de manier waarop je met je omgeving omgaat. Misschien  kan je voorbeeld en uitnodiging leiden tot een werkelijke vereniging met Christus  zodat we uiteindelijk een mogen zijn in Christus.