donderdag 24 februari 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Hebdomada 7 per annum feria IV Quæ sursum sunt quærite. Zoekt wat daarboven is



Lectio altera

Ex Commentário sancti Hierónymi presbýteri in Ecclesiásten
(PL 23, 1057-1059)
Tweede lezing

Uit de Commentaren op het Boek “Prediker’ van de H. Hiëronymus, priester
(PL 23, 1057-1059)
Zoekt wat daarboven is
Geeft God iemand rijkdom en schatten en stelt Hij hem in staat daarvan te eten, zijn deel daarvan te nemen en van zijn arbeid te genieten: dan is ook dit een gave Gods. Dan denkt hij niet veel aan de kortheid van het leven omdat God zijn hart met vreugde vervult. In vergelijking met die mens, die in duistere zorgen van zijn bezittingen geniet en in grote walg voor het leven vergankelijke dingen vergaart, noemt de Schrift degene beter, die echt geniet van het leven. Deze laatste toch beleeft zeker een kleine vreugde in zijn genietingen, maar de eerste heeft alleen maar een menigte zorgen. En de schrijver geeft ook de redenen aan, waarom het een gave Gods is, te kunnen genieten van zijn rijkdom. Omdat hij dan niet veel denkt aan de kortheid van het leven.
God wenst zijn gedachten daarvan af in e vreugde van zijn hart: hij zal niet in droefheid leven, niet in zijn gedachten gekweld worden, afgeleid als hij is door de vreugde en de genietingen van het moment. Maar toch is het volgens de Apostel beter het geestelijk voedsel en de geestelijke drank, door God geschonken, te begrijpen, en Gods goedheid te zien bij al zijn moeite, want juist met grote moeite en ijver kunnen wij de ware goederen beschouwen. En dat is ons deel, namelijk dat wij ons in onze ijver en moeiten zouden verheugen. Maar hoewel dit al een goed is, is het nog niet het volle goed, zolang Christus, ons leven, nog niet in ons is geopenbaard.
Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond; toch wordt zijn begeerte er niet door vervuld. Wat heeft dan de wijze voor op de dwaas, wat de arme, al verstaat hij de kunst om te leven? Alles wat de mensen in deze wereld door arbeid verkrijgen, wordt met de mond genuttigd, door de tanden vermalen en aan de buik doorgegeven om het te verteren. En als het dan enigszins de eetlust heeft voldaan, schijnt het toch maar zolang genot te verschaffen, als het in de mond blijft.
En na dit alles wordt de ziel niet voldaan van hem die eet: want hij kan opnieuw verlangen naar wat hij gegeten heeft.
Zowel de wijze als de dwaas kan niet zonder voedsel leven, en de arme zoekt niets anders dan hoe hij het instrument van zijn arm lichaam in stand kan houden zonder van honger te sterven. Ook kan het betekenen, dat de ziel geen nut heeft van de verkwikking van het lichaam. Zo betekent voedsel voor de wijze hetzelfde als voor de dwaas en gaat de arme daarheen op zoek, waar hij schatten heeft gezien.
Beter is het, dit woord te begrijpen van de Prediker, die was onderricht in de hemelse schriften alle arbeid is voor zijn mond, maar zijn begeerte wordt niet vervuld, terwijl hij steeds verlangt te leren kennen. En hierin bezit de wijze meer dan de dwaas; omdat, wanneeer hij zich arm voelt (ik bedoel die arme, die in het Evangelie zalig wordt genoemd), zal hij erop uit zijn datgene te vatten, wat tot het (ware) leven behoort, en de smalle en enge weg gaan, die tot het leven leidt; hij is dan arm aan slechte werken, en weet waar Christus, die het leven is, te vinden is.