Opdracht van de Heer in de Tempel, zo heet het feest officieel.
Vandaag wordt de pasgeboren Jezus door zijn ouders naar de tempel in Jeruzalem gebracht om Hem daar aan de Heer op te dragen, toe te wijden. Daarmee vervulden ze het voorschrift van de wet dat alle eerstgeborenen aan de Heer aan de Heer dienen te worden toegewijd: “Alles wat bij de Israëlieten de moederschoot opent, mens of dier, behoort Mij toe” (Ex.13,1), had de Heer bij de uittocht uit Egypte gezegd. Vlak daarvoor had de Heer de Egyptenaren met de ergste plaag die God onder de zon heeft geslagen, namelijk de dood van alle eerstgeborenen, vanaf de eerstgeborene van Farao die hem op de troon zou opvolgen, tot aan de eerstgeborene in de gevangenis; en ook al de eerste geborenen van het vee. Die nacht kwamen Farao en al zijn hovelingen en alle Egyptenaren overeind, en luid geschreeuw klonk over Egypte, want er was geen huis zonder dode” (Ex.12,29-30).
Om aan te geven hoe hoog de prijs voor de vrijlating van de Israëlieten uit de Egyptische slavernij was, bepaalde God dat voortaan alle eerstgeborenen der Israëlieten aan Hem toegewijd zouden zijn. Wat betekent dat: toegewijd? Het betekent in ieder geval niet aan de Heer afgestaan, zoals met de kleine Samuel gebeurde toen zijn moeder die geen kinderen kon krijgen, beloofde haar eerstgeborene aan de Heer te zullen afstaan als ze toch in verwachting zou raken. De kleine Samuel werd ook letterlijk aan de Heer afgestaan om in de tempel dienst te gaan doen (1 Sam.1). Voor de andere eerstgeborenen gold dat ze moesten worden vrijgekocht. “Als U zoon later vraagt wat dit bekent, dan moet U hem antwoorden: met krachtige hand heeft de Heer ons weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. Toen Farao hardnekkig weigerde ons te laten gaan, heeft de Heer alle eerstgeborenen van Egypte gedood, zowel de eerstgeborenen van de mensen als die van het vee. Daarom offer ik al het mannelijke dat de moederschoot opent aan de Heer en koop ik elke eerstgeboren zoon vrij” (Ex.13, 13-15).
Opdat wij nooit zouden vergeten: de hoge prijs die voor onze bevrijding en verlossing betaald is. Of Maria en Jozef zich daarvan bewust zijn geweest, toen ze aan Jezus hun eerstgeborene het voorschrift der wet vervulden, weet ik niet. Wat ik echter wel bijna zeker weet is dat zij toen niet beseften dat Jezus hun eerstgeborene later zijn leven zou geven voor een andere, diepgaandere bevrijding en verlossing. Dat Hij een redder, een bevrijder, een verlosser zou zijn, hadden de engel bij zijn geboorte al met zoveel woorden aan de herders bekend gemaakt: “Heden is U een redder geboren, Christus de Heer” (Luc.2,11). En aan ook al Jozef laten weten dat het ging om redding uit onze zonden. Daarom moest hij Hem ook Jezus noemen (Mt.1,21). ‘Jesjoea’ betekent immers: ‘God redt’ of ‘God is redding’. Jezus: de eerstgeborene die vandaag volgens de wet des Heren wordt vrijgekocht, maar later op zijn beurt anderen zal vrijkopen. Dat geeft het feest van vandaag een diepere betekenis. Vandaag wordt Jezus in de tempel opgedragen, als een verwijzing naar het moment waarop Hij 33 jaar later zichzelf aan God zal opdragen op het altaar van het kruis. “Slachtoffers en gaven hebt gij niet gewild, maar voor mij een lichaam bereid”, die woorden van de psalmist legt de schrijver van de Hebreeënbrief Jezus in de mond; “brand- en zoenoffers konden U niet behagen. Toen zei Ik: Hier ben Ik. Zoals er in de boekrol over Mij geschreven staat: ik ben gekomen. O God, om Uw wil te doen” (Hebr.10,5-7; vgl. ps. 40,7-9). Zo heeft Jezus voor ons mensen en omwille van ons heil zijn leven geven, “als losprijs voor velen” (Mc.10,45).
Opdat wij nooit zouden vergeten: de hoge prijs door voor onze bevrijding en verlossing betaald is. “Gij zijt gekocht en de prijs is betaald” (1 Kor.6,20). Met het lichaam en bloed des Heren is de losprijs betaald en zijn wij van de dood vrijgekocht. Dankzij Jezus’ levensoffer, dankzij Jezus’ lijden en sterven zijn wij voorbestemd te delen in de heerlijkheid van zijn verrijzenis en eeuwig leven. Opdat wij nooit zouden vergeten: wat de God er voor over had “om ons te ontrukken aan het domein der duisternis en over te brengen naar het koninkrijk van zijn geliefde Zoon, in wie onze bevrijding verzekerd is en onze zonden vergeven zijn” (1 Kol.1,13-14).