Memoria ad libitum
Ad
Officium lectionis
Introductio
Nata est in
regione Darfur Sudaniæ prope vicum Jebel Agilere circa annum
1868. Adhuc puellula rapta et pluries in mercatibus servorum vendita, crudelem
servitutem passa est. Demum liberata, Venetiis (Venezia) christiana et
religiosa apud Filias Caritatis Canossianas facta est ac reliquam vitam in urbe
Schio in agro Vicentino Italiæ ómnibus suppeditans degit, ubi mortem
obiit anno 1947.
Lectio altera
(Sermo 53, 1-6: Revue bénédictine 104,
1994, 21-24)
Zij werd geboren in de streek Darfur in Sudan, nabij
het dorp Jebel Agilere rond het jaar 1868. Ontvoerd toen ze nog een jong meisje
was, werd ze verschillende keren op een slavenmarkt verkocht en had te lijden
onder een wreed slavenbestaan. Uiteindelijk bevrijd, werd ze christen in
Venetië en religieuze bij de Dochters van de Liefde Canossianessen. Zij bracht
de rest van haar leven door in de stad Schio in de streek rond Vicenza
(Italië). Daar leidde zij een leven van hulpvaardigheid jegens ieder en stierf
zij in het jaar 1947.
Tweede
lezing
Uit de preken van de heilige
bisschop Augustinus
Zalig de zuiveren van
hart, want zij zullen God zien
Als iemand
de beloning op prijs stelt, laat hij de strijd dan niet afwijzen en laat zijn
geest door de toezegging van de beloning ontvlammen om ’t werk vol ijver te
beginnen. Dat wat we willen en verlangen, dat waar we naar streven, zal later
wel komen; wat we echter omwille van wat later komen zal, bevolen worden te
doen, dient nu te geschieden.
Begin er mee
u Gods uitspraken in herinnering te roepen en de voorschriften alsook de gaven
uit het Evangelie: ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der
hemelen’. Later zal het rijk der hemelen u behoren; wees nu eerst arm van
geest. Wilt gij dat het rijk der hemelen u later zal behoren? Zie dan nu eerst
aan welk rijk gij zelf toebehoort. Wees arm van geest. Gij vraagt me wellicht
wat dat inhoudt ‘arm van geest te zijn’? Alwie ‘opgeblazen’ is, is niet arm van
geest; arm van geest is dan ook de nederige. Het rijk der hemelen is verheven;
maar wie zich vernedert, zal verheven worden.
Let op wat
volgt: ‘Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen het land beërven.’ Wilt gij nu
reeds het land bezitten? Zie er dan op toe dat het land u niet bezit. Gij zult
het bezitten als ge zachtmoedig zijt, zijt ge niet zachtmoedig, dan zal het u
bezitten. Wanneer ge hoort dat de beloning die u in het vooruitzicht wordt
gesteld, erin bestaat dat gij ‘het land zult bezitten’, zet dan niet de zakken
van de hebzucht wijd open, de hebzucht die maakt dat gij het land nu wilt
bezitten, waarbij ge uw buurman, koste wat het kost, van dit bezit wilt
uitsluiten: laat deze waangedachte u niet misleiden. Alleen dan zult ge
werkelijk het land bezitten, wanneer gij u zult hebben gehecht aan Hem die
hemel en aarde gemaakt heeft. Zachtmoedig zijn betekent immers dit: geen weerstand
bieden aan uw God; zo kan in dat wat gij aan goeds doet, Hij u behagen en gij
niet aan uzelf; in het kwaad dat gij terecht ondergaat, zal Hij u niet
mishagen, maar gij wel aan uzelf. En het is toch gering: door niet te behagen
aan uzelf, zult ge Hem behagen; en gij zult Hem mishagen door te behagen aan
uzelf.
En dan de
volgende taak met zijn gave: ‘Zalig die hongeren en dorsten naar de
gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden’. Gij wilt verzadigd worden.
Waarmee? Als gij vlees naar verzadiging verlangt, zult ge, na de verzadiging
verteerd te hebben, opnieuw honger lijden. Christus zegt: ‘Wie van dit water
drinkt, zal opnieuw dorst krijgen’. Een medicijn dat op de wond wordt
aangebracht, zal na de genezing geen pijn meer doen. Het medicijn tegen de
honger is het voedsel. Het wordt op zo’n manier toegediend dat het maar een
korte tijd verlichting brengt. Is de verzadiging voorbij, dan keert de honger
weer. Er is wel dagelijks een geneesmiddel tegen de honger, maar de wond die de
ziekte veroorzaakt, wordt er niet mee genezen. Laten we dus honger lijden,
laten we dorsten naar de gerechtigheid om zo verzadigd te worden door de
gerechtigheid zélf, waar we nu naar hongeren en dorsten. Straks zullen we
immers verzadigd worden niet datgene, waar we nu naar hongeren en dorsten. Laat
ons innerlijk dus maar honger en dorst lijden: het heeft immers z’n voedsel en
z’n drank. Christus zegt: ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is neergedaald’.
Zie hier het brood voor wie honger heeft; verlang nu ook naar de drank voor wie
dorst heeft, want ‘bij U is de bron die leven geeft’.
Let op wat
volgt: ‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’. Dit is het
einddoel van onze liefde; het einddoel waardoor we de volmaaktheid vinden, niet
het einddoel waardoor we worden verteerd. Voedsel en de kleding kennen een
‘voltooiing’: het voedsel vindt zijn ‘einde’ daar het genuttigd wordt, de
kleding wordt door het weven ‘voltooid’. Zowel het één als het ander komt tot
een einddoel, maar het eerste heeft te maken met een vertering, het tweede met
een voltooiing. Wat we ook doen - maar wel góéd doen - waar we ons ook voor
inspannen, alles waar we op lovenswaardige wijze brandend naar uitzien, alwat
we onschuldig verlangen, wanneer het zover gekomen zal zijn dat we God aanschouwen,
dan zullen we het niet meer verlangen. Wat immers zou iemand nog kunnen
verlangen die in aanwezigheid van God zelf is? Of wat zou genoeg zijn voor hem,
voor wie God niet genoeg is? Wij willen God zien, we verlangen God te zien, we
branden van verlangen God te zien. En wie niet? Maar zie wat er gezegd wordt:
‘Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien’. Tref die
voorbereidingen, waardoor gij in staat zijt Hem te zien. Om immers even volgens
het vlees te spreken: wat zoudt ge nou naar de zonsondergang verlangen, als ge
ontstoken ogen hebt? Zijn uw ogen in goede gezondheid, dan zal ook dat licht u
een vreugde zijn; zijn ze dat niet, dan zal dat licht een foltering zijn. Gij
zult immers niet in staat worden gesteld met een onzuiver hart te zien, wat
slechts met een zuiver hart gezien kan worden. Gij zult verdreven worden,
teruggewezen, ge zult het niet zien.