Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Derde zondag van de Advent
Vreest niet, onze God komt om ons te verlossen.
I
n l e i d i n g
Het
Gebed over de gaven van vandaag is een oude Adventsoratie en spreekt van
“hostia”, offerdier, slachtoffer. Ook
voor het aanbieden van deze offergave wordt het oude Romeinse cultische
“immolare” gebruikt dat eerst en vooral betekent “het met offermeel van
vermalen graankorrels bestrooien van het offerdier” en het aldus ten offer
brengen.
In
deze oratie wordt ook anders dan anders om de aanvaarding van de gaven gebeden.
Op de achtergrond staat de gedachte van Maleachi 1,11: “Overal wordt aan mijn
Naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave”. De offergave van onze
liefde die zich, in navolging van Christus, wil wegschenken is het Lichaam en
het Bloed van de Heer, en de Kerk bidt dat deze offergaven overeenkomstig de
belofte God voortdurend mogen worden aangeboden. Dan wordt – en ook hierop
focust de oratie – de opdracht tot het opdragen van het H. Mysterie - altijd en
overal - vervuld en ons heil machtig bewerkt.
De tekst van de oratie is niet eenvoudig:
het Latijn is compact en eerder poëzie dan proza.
De korte inhoud is: God komt en brengt de
genade der verlossing. Het heilig Offer is de vervulling, rijk aan genade, van
de beloften aan de vaderen gedaan en door Jezus in zijn onderricht in de
synagoge van Kafarnaüm onderstreept (Jo 6, 26-59). In de heilige Maaltijd, is
God, de Heer, ons nabij en in ons midden, “blijft Hij in ons en wij in Hem.”
In de Communiotekst spreken wij door het
onderpand van de H. Eucharistie de zekere verwachting uit: “Dicite:
Pusillanimes, confortamini et nolite timere: ecce Deus noster veniet en
salvabit nos” (Jes 35,4) - Zegt aan de kleinmoedigen: Weest sterk en vreest
niet, zie onze God komt om ons te verlossen.
Als u ergens in een kerk bent waar tijdens
de H. Mis Gregoriaans wordt gezongen – zoals in onze basiliek – luistert u dan
zorgvuldig naar deze antifoon. Antifonen zijn doorgaans beknopt van tekst, maar
roepen een uitvoeriger bijbelse tekst in herinnering. Maar soms vindt U de kern
van de antifoon niet alleen in de tekst van de antifoon, maar vertolken tekst én
melodie de zekerheid van de beloofde redding.
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Devotionis nostræ tibi,
Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
quæ et sacri peragat instituta mysterii,
et salutare tuum nobis potenter operetur.
hostia iugiter immoletur,
quæ et sacri peragat instituta mysterii,
et salutare tuum nobis potenter operetur.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, als teken van onze toewijding
brengen wij U deze gaven.
Wij bidden U: laat ons dit offer altijd zo vieren
dat het beantwoordt aan de opdracht die ons gegeven is
en wij de kracht van uw verlossing ervaren.
Werkvertaling
Moge het offer van onze toewijding, [zo] smeken wij
U, Heer,
U voortdurend worden opgedragen,
dat én de instelling van dit heilige geheim ten
uitvoer moge brengen
én Uw heil krachtig in [letterlijk: voor] ons
bewerke.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
Een vroegere versie van de oratio super munera / super oblata vinden we
in het Sacramentarium Gelasianum (1e helft 8e eeuw) bij
de oraties voor de Advent en ook in het Sacramentarium van Verona (Leonianum) 1284, in de maand september, bij de oraties voor
de vastendagen (quatertemperdagen) van de zevende maand September (Het Latijnse
septem is “zeven”). Deze oratie overleefde de eeuwen en was opgenomen in het Missale Romanum van 1962 als de [oratio]
Secreta voor deze zondag. De versie in de Novus Ordo is in een enkel detail gewijzigd: potenter verving het oudere mirabiliter.
S t r u c t u u r a n a l y s e e n s t
i j l f i g u r e n
1.Devotionis nostræ tibi,
Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
2a. quæ et sacri peragat instituta mysterii,
2b. et salutare tuum nobis potenter operetur.
hostia iugiter immoletur,
2a. quæ et sacri peragat instituta mysterii,
2b. et salutare tuum nobis potenter operetur.
Ad 1
De oratie bestaat uit een hoofdzin (r. 1) en een
afhankelijke bijzin (r. 2), beginnende met het reflexivum quæ waarvan hostia in
r. 1 het antecedent is. De afhankelijke bijzin is samengesteld uit twee
zinsdelen elk voorafgegaan door de coniunctie et waardoor om een
tweevoudige uitwerking van de offerande wordt gebeden.
Domine,
vocativusvorm van Dominus, Heer. Immoletur, moge worden geofferd - 3e
persoon enkelvoud in de coniunctivus passivi vanwege het wenskarakter van het
verbum immolare. Tibi, aan U, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm,
dativus commodi. Subject van het verbum is hostia, offer, offergave, in
de nominativusvorm, nader gepreciseerd in de twee congruerende genitivusvormen devotionis
nostræ - van onze toewijding. Quæsumus, wij bidden / bidden
wij- tussenzin, bestaande uit één enkele
werkwoordvorm.
Iugiter: bijwoordelijke bepaling, adverbium.
Ad 2a
Quæ is een reflexivum met hostia (r. 2) als antecedent. Het leidt twee
afhankelijke bijzinnen in, waarin de uitwerking van de offerande als een
volgend verlangen wordt uitgedrukt. Quæ peragat, welke [offergave] moge ten
uitvoer brengen/ moge voltooien, 3e pers. enkelvoud in de coniunctivusvorm van
het verbum perago, omdat opnieuw een wens wordt uitgedrukt. Het object van
peragat is instituta sacri mysterii, de instelling(en) van het heilig
mysterie, samengesteld uit de accusativusvorm instituta, nader toegelicht door
de congruerende genitivusvormen sacri mysterii. In dit zinsdeel vormen de
uiteen geplaatste genitivi sacri en mysterii een hyperbaton. De opsomming et
(r. 2a)…et (r. 2b) is een versterking van de dubbele bede
Ad 2b et salutare tuum nobis potenter operetur: de
tweede afhankelijke bijzin waarbij het subject van het gezegde operetur verzwegen
[hostia quæ] is; operetur , 3e pers. enkelv. van van het
reflexivum quæ, afhankelijke bijzin in de coniunctivusvorm van het deponens
operari. Voor de betekenissen zie verderop.
Nobis, voor ons –
bijwoordelijke bepaling bij operetur in de dativusvorm commodi (van voordeel). Salutare tuum: object van het
gezegde operetur in congruerende accusativusvormen. Naast salus, utis, f. 1. het
welvaren, gezondheid 2. heil, behoud, redding 3. redder, 4. heilwens, groet 5.
heilzame werking, komt salutare, is, n. voor met de betekenis van
heil, hulp, redding. Dit is vooral het geval in de psalmen van de
Vulgaatvertaling van Sint Hieronymus, maar ook bij andere christelijke
schrijvers zoals Tertullianus, Augustinus, Cyprianus en in de Brief van Clemens
aan de Korinthiërs, 18 (“exspectabant salutare Dei Iesum Christum”). In de
openingszin van veel prefaties horen we zingen: “vere dignum et iustum est,
æquum et salutare…” - Waarlijk, passend
en rechtvaardig is het, billijk en heilzaam.
Hier is salutare echter bijvoegelijk gebruikt (salutaris, -is, heilzaam,
reddend)
Potenter, met macht, krachtig,
krachtdadig – adverbium, bijwoordelijke bepaling bij het verbum operetur.
Iugiter (r.1) en potenter (r. 2b) hebben eind-, resp. klankrijm in de
laatste lettergreep; immoletur (r. 1) en operetur (r. 2b) : klank- en eindrijm
op de – e en –u.
V o c a b u l a r i u m
Devotio,-onis f, - 1. toewijding, gehechtheid 2. godsvrucht. Zie de
uitleg toelichting bij de Oratio super munera van de 1e
zondag van de Advent. Verwante begrippen: het verbum devovere, vovi, votum, 1.
aan God toewijden, 2. toewijden. Devotus, -a,-um, 1. aan God gewijd,
godvruchtig. Herinner u de aanhef van de aan de H. Thomas van Aquino toegeschreven
eucharistische hymne Adoro te, devote, latens Deitas – ik aanbid U godvruchtig,
verborgen Godheid. Denkt u ook aan de laat-middeleeuwse spiritualiteit (15e
eeuw) van de Moderne Devoten, die een innerlijke geestelijke hervorming
nastreefden door een nieuwe oriëntatie op Evangelie en goede mystieke
literatuur waardoor ook de ‘gemene’ mens goede daden en beschouwing leerde
combineren en niet langer van de waan van de dag afhankelijk behoefde te zijn.
Iugiter, een iugum is een juk, waarmee
trekdieren twee aan twee worden verbonden. Een iugerum was een Romeinse
landmaat en stond gelijk aan wat een span ossen in een juk op één dag ploegde
(“morgen”, “bunder”). Iugum is ook de naam van het sterrenbeeld Libra,
- Latijn voor “schaal, balans” - dat een balk bevat, een soort juk. Het
Romeinse gewicht “pond” heeft nog steeds als afkorting “lbs” = libræ van
327 gram.
Het iugum (juk) was een berucht oud symbool van
nederlaag en onderspit. De Romeinen dwongen de overwonnen onder het juk door te
gaan, teken dat dezen sub-iugati” waren, onder het juk gebracht,
onderworpen.
We
horen iugiter ook in het bekende gebed geschreven door de H.
Thomas van Aquino (+ 1274), het collectegebed van Sacramentsdag en tevens
gebruikt bij de Zegen met het Allerheiligste: “Heer Jezus Christus, in dit
wonderbaar sacrament hebt Gij ons de gedachtenis nagelaten van uw lijden en
sterven. Wij bidden U: laat ons de heilige Geheimen van uw Lichaam en Bloed met
zo grote eerbied vieren dat wij de genade van uw verlossing voortdurend
(iugiter) in ons ervaren.”
Het
adiectief jugis, -e , altijddurend, voortdurend, bestendig, vonden
we ook afgelopen week op 7 oktober in de 1e strofe van de hymne “Te
gestientem gaudiis” van de Lauden van het Rozenkransfeest: “Te gestientem
gaudiis / te sauciam doloribus / te iugi amictam gloria /
o Virgo, Mater, pangimus! – U, jubelend van vreugde / U, gewond door smarten /
U, bekleed met eeuwige glorie / U bezingen wij, o Maagd Maria!
Vorige
week maandag (Feria II Hebdomadæ II Adventus) was de tekst van antifoon bij het
Magnificat: “Ecce Rex venit, Dominus terræ , et ipse auferet iugum captivitatis
nostræ”- Zie de Koning komt, Hij die heer is van de aarde, en Hij zal wegnemen
het juk van onze ballingschap.
Hostia,
æ, f. 1. slachtoffer, offerdier 2. offer 3. offerande,
gave 4. hostie 5. H.Hostie (na de Consecratie).
Immolare,
avi, atum, (in en mola):
het offerdier met offermeel (mola salsa/gezout meel) bestrooien, offeren. Zie
de Inleiding.
Perago, egi,
actum, heeft betekenissen als 1.ten einde brengen, uitvoeren, voltooien 2.
doorbrengen (de tijd), doorleven 3. fungeren, een ambt uitoefenen 4. uiteenzetten,
verklaren. Het Latijnse liturgische woordenboek van A. Blaise zegt dat perago
een voortdurend bewegen of een voortdurende actie kan suggereren.
Operor,
operatus sum, een deponens (verbum in de passieve vorm, maar met
actieve betekenis) heeft als basisbetekenis “werken, arbeiden, bezig zijn met”,
maar het heeft ook de specifieke religieuze betekenis van “de goden dienen,
sacrale riten voltrekken, door middel van offers eer brengen of huldigen“. Hier
is operor “werken, werkzaam zijn, uitwerking hebben, actief zijn, verrichten”.
Het Nederlands heeft met dit
verbum verwante woorden zoals opera en operatie.
C o m m e n t a a r
Alle katholieken zouden enige notie moeten hebben van het begrip
mysterium (μύστηριον - mústêrion). De vroeg christelijke schrijvers
beschikten nog niet over een woordenschat om de nieuwe geestelijke realiteiten zo
exact mogelijk uit te drukken. In een poging om anderen duidelijk de essentie
uit te leggen van hun geloof voegden zij
aan bestaande Griekse en Latijnse concepten nieuwe betekenissen toe. De
Grieken, die een lange filosofische traditie hadden en daarmee als het ware een
kant en klare voorraad van bruikbare concepten, kwamen met een aantal
theologische termen welke Latijnse schrijvers later eenvoudigweg leenden en
transcribeerden in het Latijn. Dit is ook het geval met het Latijnse begrip
mysterium, dat het Griekse mysterion
weergeeft.
Tertullianus
(+ rond 250) vertaalde het Griekse mysterion naar het voorbeeld van het
Latijnse sacramentum. Sacramentum heeft zijn oorsprong in sacer, welke een
religieuze implicatie heeft (sacerdos, priester in het Latijn en sacraal,
Godgewijd, heilig, in onze taal) In juridisch teksten betekende sacramentum een
verbond of een inititatie bekrachtigd door een eed. Deze vorm van sacramentum
is terug te voeren op de opname in de militaire dienst, en de eed gezworen door
de soldaat. Sacramentum kreeg uiteindelijk twee betekenissen. De eerste had de
betekenis van het Doopsel, als de eed en de geloofsbelijdenis, afgelegd door de
catechumenen wanneer zij werden gedoopt
en opgenomen in de Kerk. Ten tweede refereerde het naar de inhoud van het
geloof dat beleden werd door middel van de mysteriën van onze verlossing, de
betekenis van de woorden en daden van Christus uitgelegd in een liturgische context,
de liturgische feesten zelf, en de riten voor de opname in de Kerk (Doopsel, Vormsel
en Eucharistie). De H. Augustinus (+430) gebruikte de term sacramentum ook voor
het huwelijk, het opleggen van de handen bij de wijding, het zalven van de
zieken en de vergeving van boetelingen. In oude liturgische gebeden verwijst
sacramentum niet alleen naar het sacrament van de H. Eucharistie, maar ook naar
boetetijden zoals de Veertigdagentijd met de disciplines van vasten en boete.
Boeteoefeningen zijn, wanneer uitgevoerd door een gelovige met de juiste
instelling, een mysterieuze bevestiging van het sacrale verbond tussen Christus
en ons.
Wij
moeten weten en horen wat de Kerk wil dat wij bidden en bemediteren, net zoals
wij lucht nodig hebben om te kunnen ademen en voedsel om te eten.
De
oratie van vandaag was, zoals we hierboven konden lezen, een van de vele die
gebruikt werden om mensen aan te sporen om te vasten gedurende de zevende
maand. We hebben oude preken over deze september-vastentijd (de zogenaamde “Quatertemperdagen”
die na de liturgische hervorming door Vaticanum II niet meer op de Romeinse
kalender werden genoteerd), net zoals over de Advent, de vastentijd van de “tiende
maand”. (De tijd werd toentertijd op een andere manier berekend, omdat de kalender
geleidelijk veranderde en er maanden bijkwamen).
We hebben, bijvoorbeeld, de wijze preken
van de H. Leo I, paus, (+460), bijgenaamd de Grote, over de Advent als vastentijd.
“Wat kan meer reddend zijn voor ons dan het vasten, door welk gebruik we
dichter bij God komen, en standvastig kunnen zijn tegenover de duivel en de
valsheden waartegen we moeten strijden. Want vasten was altijd het voedsel van
de deugden. Door de onthouding worden de gedachten zuiver, de beslissingen
juist en de raadgevingen heilzaam. En door vrijwillig lijden ver-sterft het
vlees de ongeordende verlangens, en neemt de geest sterk toe in geestelijke
wijsheid en goede deugd. Maar omdat de redding van onze zielen niet alleen
afhangt van het vasten, moeten we dit aanvullen met het geven van aalmoezen aan
de armen onder ons. Laten we alles wat we graag doen, omvormen tot deugd. Laat hetgeen
waarvan wij ons onthouden het diner zijn voor de armen”.
”Een andere grote heilige die ook hamerde op het geven
van aalmoezen tijdens de Advent was de
H. Basilius van Caesarea (+379), ook bijgenaamd de Grote. “Het gebod is
duidelijk: de hongerige man sterft momenteel, de naakte man bevriest
momenteel, de persoon met schulden wordt
momenteel geslagen - en u wilt wachten tot morgen?” In de oude Kerk, was het
onthouden van de goede dingen in het leven nauw verbonden met het doen van
goede werken voor de armen, waaronder vooral het geven van aalmoezen. Dat gold
toen, dat geldt vandaag voor ons niet minder.