zaterdag 11 december 2021

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” Derde zondag van de Advent Vreest niet, onze God komt om ons te verlossen.


Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven”
Derde zondag van de Advent
Vreest niet, onze God komt om ons te verlossen.
I n l e i d i n g

Het Gebed over de gaven van vandaag is een oude Adventsoratie en spreekt van “hostia”, offerdier,  slachtoffer. Ook voor het aanbieden van deze offergave wordt het oude Romeinse cultische “immolare” gebruikt dat eerst en vooral betekent “het met offermeel van vermalen graankorrels bestrooien van het offerdier” en het aldus ten offer brengen. 
In deze oratie wordt ook anders dan anders om de aanvaarding van de gaven gebeden. Op de achtergrond staat de gedachte van Maleachi 1,11: “Overal wordt aan mijn Naam een wierookoffer gebracht en een reine offergave”. De offergave van onze liefde die zich, in navolging van Christus, wil wegschenken is het Lichaam en het Bloed van de Heer, en de Kerk bidt dat deze offergaven overeenkomstig de belofte God voortdurend mogen worden aangeboden. Dan wordt – en ook hierop focust de oratie – de opdracht tot het opdragen van het H. Mysterie - altijd en overal - vervuld en ons heil machtig bewerkt.
De tekst van de oratie is niet eenvoudig: het Latijn is compact en eerder poëzie dan proza.
De korte inhoud is: God komt en brengt de genade der verlossing. Het heilig Offer is de vervulling, rijk aan genade, van de beloften aan de vaderen gedaan en door Jezus in zijn onderricht in de synagoge van Kafarnaüm onderstreept (Jo 6, 26-59). In de heilige Maaltijd, is God, de Heer, ons nabij en in ons midden, “blijft Hij in ons en wij in Hem.”
In de Communiotekst spreken wij door het onderpand van de H. Eucharistie de zekere verwachting uit: “Dicite: Pusillanimes, confortamini et nolite timere: ecce Deus noster veniet en salvabit nos” (Jes 35,4) - Zegt aan de kleinmoedigen: Weest sterk en vreest niet, zie onze God komt om ons te verlossen.
Als u ergens in een kerk bent waar tijdens de H. Mis Gregoriaans wordt gezongen – zoals in onze basiliek – luistert u dan zorgvuldig naar deze antifoon. Antifonen zijn doorgaans beknopt van tekst, maar roepen een uitvoeriger bijbelse tekst in herinnering. Maar soms vindt U de kern van de antifoon niet alleen in de tekst van de antifoon, maar vertolken tekst én melodie de zekerheid van de beloofde redding.

 T e k s t
Missale Romanum – 1970
Devotionis nostræ tibi, Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
quæ et sacri peragat instituta mysterii,
et salutare tuum nobis potenter operetur.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, als teken van onze toewijding
brengen wij U deze gaven.
Wij bidden U: laat ons dit offer altijd zo vieren dat het beantwoordt aan de opdracht die ons gegeven is
en wij de kracht van uw verlossing ervaren.

Werkvertaling
Moge het offer van onze toewijding, [zo] smeken wij U, Heer,
U voortdurend worden opgedragen,
dat én de instelling van dit heilige geheim ten uitvoer moge brengen
én Uw heil krachtig in [letterlijk: voor] ons bewerke.


L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
Een vroegere versie van de oratio super munera / super oblata vinden we in het Sacramentarium Gelasianum (1e helft 8e eeuw) bij de oraties voor de Advent en ook in het Sacramentarium van Verona (Leonianum)  1284, in de maand september, bij de oraties voor de vastendagen (quatertemperdagen) van de zevende maand September (Het Latijnse septem is “zeven”). Deze oratie overleefde de eeuwen en was opgenomen in het Missale Romanum van 1962 als de [oratio] Secreta voor deze zondag. De versie in de Novus Ordo  is in een enkel detail gewijzigd: potenter verving het oudere mirabiliter.   
S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
1.Devotionis nostræ tibi, Domine, quæsumus,
hostia iugiter immoletur,
2a. quæ et sacri peragat instituta mysterii,
2b. et salutare tuum nobis potenter operetur.
Ad 1
De oratie bestaat uit een hoofdzin (r. 1) en een afhankelijke bijzin (r. 2), beginnende met het reflexivum quæ waarvan hostia in r. 1 het antecedent is. De afhankelijke bijzin is samengesteld uit twee zinsdelen elk voorafgegaan door de coniunctie et waardoor om een tweevoudige uitwerking van de offerande wordt gebeden.
Domine, vocativusvorm van Dominus, Heer. Immoletur, moge worden geofferd - 3e persoon enkelvoud in de coniunctivus passivi vanwege het wenskarakter van het verbum immolare. Tibi, aan U, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm, dativus commodi. Subject van het verbum is hostia, offer, offergave, in de nominativusvorm, nader gepreciseerd in de twee congruerende genitivusvormen devotionis nostræ - van onze toewijding. Quæsumus, wij bidden / bidden wij-  tussenzin, bestaande uit één enkele werkwoordvorm.
Iugiter: bijwoordelijke bepaling, adverbium.
Ad 2a
Quæ is een reflexivum met hostia (r. 2) als antecedent. Het leidt twee afhankelijke bijzinnen in, waarin de uitwerking van de offerande als een volgend verlangen wordt uitgedrukt. Quæ peragat, welke [offergave] moge ten uitvoer brengen/ moge voltooien, 3e pers. enkelvoud in de coniunctivusvorm van het verbum perago, omdat opnieuw een wens wordt uitgedrukt. Het object van peragat is instituta sacri mysterii, de instelling(en) van het heilig mysterie, samengesteld uit de accusativusvorm instituta, nader toegelicht door de congruerende genitivusvormen sacri mysterii. In dit zinsdeel vormen de uiteen geplaatste genitivi sacri en mysterii een hyperbaton. De opsomming et (r. 2a)…et (r. 2b) is een versterking van de dubbele bede
Ad 2b et salutare tuum nobis potenter operetur: de tweede afhankelijke bijzin waarbij het subject van het gezegde operetur verzwegen [hostia quæ] is; operetur , 3e pers. enkelv. van van het reflexivum quæ, afhankelijke bijzin in de coniunctivusvorm van het deponens operari. Voor de betekenissen zie verderop.
Nobis, voor ons – bijwoordelijke bepaling bij operetur in de dativusvorm commodi (van voordeel).  Salutare tuum: object van het gezegde operetur in congruerende accusativusvormen. Naast salus, utis, f. 1. het welvaren, gezondheid 2. heil, behoud, redding 3. redder, 4. heilwens, groet 5. heilzame werking, komt salutare, is, n. voor met de betekenis van heil, hulp, redding. Dit is vooral het geval in de psalmen van de Vulgaatvertaling van Sint Hieronymus, maar ook bij andere christelijke schrijvers zoals Tertullianus, Augustinus, Cyprianus en in de Brief van Clemens aan de Korinthiërs, 18 (“exspectabant salutare Dei Iesum Christum”). In de openingszin van veel prefaties horen we zingen: “vere dignum et iustum est, æquum et salutare…”  - Waarlijk, passend en rechtvaardig is het, billijk en heilzaam.  Hier is salutare echter bijvoegelijk gebruikt (salutaris, -is, heilzaam, reddend)
Potenter, met macht, krachtig, krachtdadig – adverbium, bijwoordelijke bepaling bij het verbum operetur.
Iugiter (r.1) en potenter (r. 2b) hebben eind-, resp. klankrijm in de laatste lettergreep; immoletur (r. 1) en operetur (r. 2b) : klank- en eindrijm op de – e en –u.
V o c a b u l a r i u m
Devotio,-onis f, - 1. toewijding, gehechtheid 2. godsvrucht. Zie de uitleg toelichting bij de Oratio super munera van de 1e zondag van de Advent. Verwante begrippen: het verbum devovere, vovi, votum, 1. aan God toewijden, 2. toewijden. Devotus, -a,-um, 1. aan God gewijd, godvruchtig. Herinner u de aanhef van de aan de H. Thomas van Aquino toegeschreven eucharistische hymne Adoro te, devote, latens Deitas – ik aanbid U godvruchtig, verborgen Godheid. Denkt u ook aan de laat-middeleeuwse spiritualiteit (15e eeuw) van de Moderne Devoten, die een innerlijke geestelijke hervorming nastreefden door een nieuwe oriëntatie op Evangelie en goede mystieke literatuur waardoor ook de ‘gemene’ mens goede daden en beschouwing leerde combineren en niet langer van de waan van de dag afhankelijk behoefde te zijn.
Iugiter, een iugum is een juk, waarmee trekdieren twee aan twee worden verbonden. Een iugerum was een Romeinse landmaat en stond gelijk aan wat een span ossen in een juk op één dag ploegde (“morgen”, “bunder”). Iugum is ook de naam van het sterrenbeeld Libra, - Latijn voor “schaal, balans” - dat een balk bevat, een soort juk. Het Romeinse gewicht “pond” heeft nog steeds als afkorting “lbs” = libræ van 327 gram.
Het iugum (juk) was een berucht oud symbool van nederlaag en onderspit. De Romeinen dwongen de overwonnen onder het juk door te gaan, teken dat dezen sub-iugati” waren, onder het juk gebracht, onderworpen.
We horen  iugiter ook in het bekende gebed geschreven door de H. Thomas van Aquino (+ 1274), het collectegebed van Sacramentsdag en tevens gebruikt bij de Zegen met het Allerheiligste: “Heer Jezus Christus, in dit wonderbaar sacrament hebt Gij ons de gedachtenis nagelaten van uw lijden en sterven. Wij bidden U: laat ons de heilige Geheimen van uw Lichaam en Bloed met zo grote eerbied vieren dat wij de genade van uw verlossing voortdurend (iugiter) in ons ervaren.”
Het adiectief  jugis, -e , altijddurend, voortdurend, bestendig, vonden we ook afgelopen week op 7 oktober in de 1e strofe van de hymne “Te gestientem gaudiis” van de Lauden van het Rozenkransfeest: “Te gestientem gaudiis / te sauciam doloribus / te iugi amictam gloria / o Virgo, Mater, pangimus! – U, jubelend van vreugde / U, gewond door smarten / U, bekleed met eeuwige  glorie / U bezingen wij, o Maagd Maria!
Vorige week maandag (Feria II Hebdomadæ II Adventus) was de tekst van antifoon bij het Magnificat: “Ecce Rex venit, Dominus terræ , et ipse auferet iugum captivitatis nostræ”- Zie de Koning komt, Hij die heer is van de aarde, en Hij zal wegnemen het juk van onze ballingschap.
Hostia, æ, f. 1. slachtoffer, offerdier 2. offer 3. offerande, gave 4. hostie 5. H.Hostie (na de Consecratie).
Immolare, avi, atum, (in en mola): het offerdier met offermeel (mola salsa/gezout meel) bestrooien, offeren. Zie de Inleiding.
Perago, egi, actum, heeft betekenissen als 1.ten einde brengen, uitvoeren, voltooien 2. doorbrengen (de tijd), doorleven 3. fungeren, een ambt uitoefenen 4. uiteenzetten, verklaren. Het Latijnse liturgische woordenboek van A. Blaise zegt  dat perago  een voortdurend bewegen of een voortdurende actie kan suggereren. 
Operor, operatus sum, een deponens (verbum in de passieve vorm, maar met actieve betekenis) heeft als basisbetekenis “werken, arbeiden, bezig zijn met”, maar het heeft ook de specifieke religieuze betekenis van “de goden dienen, sacrale riten voltrekken, door middel van offers eer brengen of huldigen“. Hier is operor “werken, werkzaam zijn, uitwerking hebben, actief zijn, verrichten”.  Het Nederlands heeft met dit verbum verwante woorden zoals opera en operatie.
C o m m e n t a a r
Alle katholieken zouden enige notie moeten hebben van het begrip mysterium (μύστηριον - mústêrion). De vroeg christelijke schrijvers beschikten nog niet over een woordenschat om de nieuwe geestelijke realiteiten zo exact mogelijk uit te drukken. In een poging om anderen duidelijk de essentie uit te leggen van hun geloof voegden zij  aan bestaande Griekse en Latijnse concepten nieuwe betekenissen toe. De Grieken, die een lange filosofische traditie hadden en daarmee als het ware een kant en klare voorraad van bruikbare concepten, kwamen met een aantal theologische termen welke Latijnse schrijvers later eenvoudigweg leenden en transcribeerden in het Latijn. Dit is ook het geval met het Latijnse begrip mysterium, dat  het Griekse mysterion weergeeft.
Tertullianus (+ rond 250) vertaalde het Griekse mysterion naar het voorbeeld van het Latijnse sacramentum. Sacramentum heeft zijn oorsprong in sacer, welke een religieuze implicatie heeft (sacerdos, priester in het Latijn en sacraal, Godgewijd, heilig, in onze taal) In juridisch teksten betekende sacramentum een verbond of een inititatie bekrachtigd door een eed. Deze vorm van sacramentum is terug te voeren op de opname in de militaire dienst, en de eed gezworen door de soldaat. Sacramentum kreeg uiteindelijk twee betekenissen. De eerste had de betekenis van het Doopsel, als de eed en de geloofsbelijdenis, afgelegd door de catechumenen wanneer  zij werden gedoopt en opgenomen in de Kerk. Ten tweede refereerde het naar de inhoud van het geloof dat beleden werd door middel van de mysteriën van onze verlossing, de betekenis van de woorden en daden van Christus uitgelegd in een liturgische context, de liturgische feesten zelf, en de riten voor de opname in de Kerk (Doopsel, Vormsel en Eucharistie). De H. Augustinus (+430) gebruikte de term sacramentum ook voor het huwelijk, het opleggen van de handen bij de wijding, het zalven van de zieken en de vergeving van boetelingen. In oude liturgische gebeden verwijst sacramentum niet alleen naar het sacrament van de H. Eucharistie, maar ook naar boetetijden zoals de Veertigdagentijd met de disciplines van vasten en boete. Boeteoefeningen zijn, wanneer uitgevoerd door een gelovige met de juiste instelling, een mysterieuze bevestiging van het sacrale verbond tussen Christus en ons.
Wij moeten weten en horen wat de Kerk wil dat wij bidden en bemediteren, net zoals wij lucht nodig hebben om te kunnen ademen en voedsel om te eten.
De oratie van vandaag was, zoals we hierboven konden lezen, een van de vele die gebruikt werden om mensen aan te sporen om te vasten gedurende de zevende maand. We hebben oude preken over deze september-vastentijd (de zogenaamde “Quatertemperdagen” die na de liturgische hervorming door Vaticanum II niet meer op de Romeinse kalender werden genoteerd), net zoals over de Advent, de vastentijd van de “tiende maand”. (De tijd werd toentertijd op een andere manier berekend, omdat de kalender geleidelijk veranderde en er maanden bijkwamen). 
We hebben, bijvoorbeeld, de wijze preken van de H. Leo I, paus, (+460), bijgenaamd de Grote, over de Advent als vastentijd. “Wat kan meer reddend zijn voor ons dan het vasten, door welk gebruik we dichter bij God komen, en standvastig kunnen zijn tegenover de duivel en de valsheden waartegen we moeten strijden. Want vasten was altijd het voedsel van de deugden. Door de onthouding worden de gedachten zuiver, de beslissingen juist en de raadgevingen heilzaam. En door vrijwillig lijden ver-sterft het vlees de ongeordende verlangens, en neemt de geest sterk toe in geestelijke wijsheid en goede deugd. Maar omdat de redding van onze zielen niet alleen afhangt van het vasten, moeten we dit aanvullen met het geven van aalmoezen aan de armen onder ons. Laten we alles wat we graag doen, omvormen tot deugd. Laat hetgeen waarvan wij ons onthouden het diner zijn voor de armen”.
”Een andere grote heilige die ook hamerde op het geven van aalmoezen tijdens de Advent  was de H. Basilius van Caesarea (+379), ook bijgenaamd de Grote. “Het gebod is duidelijk: de hongerige man sterft momenteel, de naakte man bevriest momenteel,  de persoon met schulden wordt momenteel geslagen - en u wilt wachten tot morgen?” In de oude Kerk, was het onthouden van de goede dingen in het leven nauw verbonden met het doen van goede werken voor de armen, waaronder vooral het geven van aalmoezen. Dat gold toen, dat geldt vandaag voor ons niet minder.