Fresco met Johannes van Damascus en Maximus Confessor
(Klooster H. Kruis
Jeruzalem, ca 1200)
Natus est Damasci
in altera parte sæculi VII ex familia christiana. Optime in philosophia
eruditus, monachus factus est in monasterio S. Sabæ prope Ierusalem et
sacerdotio insignitus. Multa scripsit de theologicis doctrinis, præsertim
contra iconomachos. Mortuus est medio sæculo VIII.
Lectio
altera
E Declaratióne
Fídei sancti Ioánnis Damascéni presbýteri
(Cap. 1: PG 95, 417-419)
Vocasti me,
Domine, ad ministrandum alumnis tuis
Tu, Dómine,
eduxísti me de lumbis patris mei; tu me formásti in útero matris meæ; tu in
lucem me púerum nudum edidísti, quia natúræ nostræ leges præcéptis tuis
perpétuo morem gerunt.Tu præparásti per benedictiónem Spíritus Sancti
creatiónem meam et exsisténtiam meam, non ex voluntáte viri, aut desidério
carnis, sed grátia tua, quæ non potest enarrári. Præparásti nativitátem meam
præparatióne, quæ natúræ nostræ leges súperat, me in fílium adoptándo in lucem
emisísti, et ascripsísti inter alúmnos Ecclésiæ tuæ sanctæ et immaculátæ.Tu me
nutrivísti lacte spiritáli, lacte, inquam, divinórum eloquiórum tuórum. Tu me
sustentásti esca sólida córporis Iesu Christi Dei nostri, Unigéniti tui
sanctíssimi, et inebriásti divíno cálice, vivífico scílicet sánguine eius, quem
effúdit pro salúte totíus mundi.Quia, Dómine, dilexísti nos, et substituísti
Fílium tuum unigénitum diléctum pro redemptióne nostra, quam suscépit volens,
nec repúgnans, quinímmo ceu qui destinátus erat ad sacrifícium velut agnus
ínnocens, cum se ipse ad hoc posúerit: quia, cum Deus esset, factus fuit homo
suáque voluntáte humána subiécit se, factus obœdiens tibi Deo Patri suo usque
ad mortem, mortem autem crucis.Sic quidem, o Christe Deus meus, humiliásti
temetípsum, ut me ovem errántem úmeris tuis túleris, paverísque me in loco
virénti, et nutríeris aquis rectæ doctrínæ per manus pastórum tuórum, quos tu
cum ipse páveris, eléctum subínde illi eximiúmque gregem tuum pavérunt.Vocásti
me nunc, o Dómine, per manus pontíficis tui ad ministrándum alúmnis tuis. Qua
vero id providéntia féceris néscio: tu solus id nosti.Verum, o Dómine, levem
fácito sárcinam gravem peccatórum meórum, quibus gráviter delíqui; mentémque et
cor meum munda. Deduc me per viam rectam ceu lucérna lucens.Da mihi sermónem in
apertióne oris, claram expeditámque linguam præbe per ígneam Spíritus tui
linguam, ut præséntia tua me semper inspíciat.Pasce me, Dómine, et pasce mecum,
ne cor meum inclínet me neque ad déxteram, neque ad sinístram, sed Spíritus
tuus bonus dírigat me in viam rectam, méaque ópera secúndum voluntátem tuam
fiant atque última ita fiant.Tu vero, o vertex nóbilis exactíssimæ puritátis, o
cœtus Ecclésiæ præstantíssime, qui auxílium a Deo præstoláris, o tu, in quo
requiéscit Deus, áccipe a nobis doctrínam fídei ab erróre immúnem, qua
roborétur Ecclésia, quemádmodum a Pátribus nostris tráditum fuit.
Inleiding:
Johannes werd te Damascus in de tweede helft van de
zevende eeuw geboren uit christelijke ouders. Na diepgaande studie van de
wijsbegeerte trad hij in het klooster van de heilige Sabbas bij Jeruzalem en
werd later priester gewijd. Hij schreef verschillende theologische werken, met
name ter verdediging van de verering van de afbeeldingen van Christus en de
heiligen. Hij stierf in het midden van de achtste eeuw.
Tweede
lezing
Uit de
"Verklaring van het geloof" van de heilige priester Johannes van
Damascus († 750)
Gij hebt mij geroepen, Heer,
om uw kinderen te dienen.
Heer, Gij hebt mij uit de lendenen van mijn
vader gebracht en mij in de schoot van mijn moeder gevormd. Gij hebt mij als
een naakt kind het levenslicht gegeven, want de wetten van onze natuur zijn
altijd in overeenstemming met uw geboden. Gij hebt door de zegen van de heilige
Geest mijn schepping en mijn aardse bestaan voorbereid, niet uit de wil van een
man of uit de begeerte van het vlees (vgl. Joh. 1, 13) maar door uw
onuitsprekelijke genade. Gij hebt mijn geboorte voorbereid op een wijze die de
wetten van onze natuur te boven gaat. Door mij aan te nemen als uw zoon hebt
Gij mij het licht gegeven en ingeschreven bij de kinderen van uw heilige,
smetteloze Kerk.
Gij hebt mij met
geestelijke melk gevoed, ja, met de melk van uw goddelijke woorden. Gij hebt
mij gesterkt door de vaste spijs van het lichaam van Christus, onze God, uw
allerheiligste eniggeboren Zoon. Gij hebt mij bedwelmd met de goddelijke kelk,
met zijn levenschenkend bloed, dat Hij voor het heil van de hele wereld heeft
vergoten. Heer, Gij hebt ons liefgehad en daarom ook uw enige geliefde Zoon
voor onze verlossing overgeleverd. Hij heeft die taak vrijwillig en zonder
tegenstand aanvaard. Ja, Hij heeft zich hiertoe aangeboden als een onschuldig
lam dat ter slachtbank geleid wordt (vgl. Hand. 8, 32). Want ofschoon Hij God
was, is Hij mens geworden en met zijn menselijke wil heeft Hij zich onderworpen
door aan U, God, zijn Vader, ‘gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood aan
het kruis’ (Fil. 2, 8).Zo hebt Gij U vernederd, Christus, mijn God, om mij, dat
verdwaalde schaap, op uw schouders te nemen, om mij te weiden op een vruchtbare
plaats en mij het water van uw goede leer te laten drinken door de hand van uw
herders, die Gij zelf gevoed hebt en die nu uw uitverkoren, edele kudde weiden.
Heer, Gij hebt mij nu geroepen door de handoplegging van de bisschop om uw
kinderen te dienen. Waarom Gij dat in uw voorzienigheid hebt gedaan, weet ik
niet. Gij alleen weet dat. Heer, verlicht de zware last van mijn zonden,
waardoor ik zwaar heb misdaan. Reinig mijn hart en mijn ziel. Leid mij op de
rechte weg, ga mij voor als een lichtende lamp. Open mijn mond en schenk mij de
gave van het woord. Laat mijn tong helder en duidelijk spreken door de vurige
tong van uw Geest, terwijl uw ogen mij altijd aanschouwen. Weid mij, Heer, en
help mij weiden. Dan zal mijn hart mij niet doen afwijken naar rechts en niet
naar links, maar uw goede Geest zal mij leiden op de rechte weg en mijn daden
zullen geschieden volgens uw wil en dat ten einde toe. Maar gij, edele top van
volmaakte zuiverheid, gij, uitmuntende gemeente van de kerk, die hulp verwacht
van God, gij, in wie God rust, neem de geloofsleer van mij aan, de leer vrij
van dwaling, die de Kerk verstrekt en ons zo door de vaderen is overgeleverd.