Opnieuw bidt de Kerk in de Advent met op de achtergrond
de eschatologisch gelijkenis van de tien bruidsmeisjes: “De bruidegom komt!
Gaat hem tegemoet!” (Mt 25,6), heeft weerklonken
en de meisjes begeven zich op weg. Festinántes : een dringender oproep
dan in de gelijkenis. Ijlings gaan zij hem tegemoet. De Advent verwijst opnieuw
naar het einde der tijden.
Het gebed zelf heeft twee kanten. Het gaat om het tegemoet
ijlen: dit moet niet verhinderd worden, maar eerder ondersteund worden door de
genade. Ook dit gebed wordt door de dikwijls voorkomende tegenstelling van “aards”
en “hemels” gekenmerkt.
Het “aardse” dat de weg verspert voor degene die
voortijlt, zijn de opera terreni actus, “de werken van aardse activiteit”.
“Zorg of bezigheid in deze wereld” vertaalt het Altaarmissaal voor de
Nederlandse Kerkprovincie in duidelijke taal.
Dat “zorg of bezigheid in deze wereld” een opdracht is
vanuit de schepping die God goed heeft genoemd, neemt niet weg dat deze
eveneens een hindernis kunnen zijn : iedereen die enige religieuze ervaring
heeft is daarmee bekend.
De andere positieve kant van de oratie bidt om het
hemelse: de eruditio cælestis sapientiæ moet de voortijlenden tot
metgezel (consortes) van Christus maken. Hier klinkt ons het
bruiloftslied van Psalm 45 in de oren: “Daarom heeft God, uw God u gezalfd met
vreugdeolie boven uw metgezellen” - præ consortibus tuis - (vers
8). Degenen die voortijlen worden metgezellen van de bruidegom. Bij de
gelijkenis van de bruidsmeisjes blijvend zou men in de metgezellen de
tafelgenoten aan het hemels bruiloftsmaal mogen zien.
Het is de eruditio cælestis sapientiæ die hen tot
tafelgenoten van Christus maakt. Verstaat men dit begrip eerst als “onderricht
in de hemelse wijsheid” dan kan men opnieuw denken aan de hierboven vermelde
tegenstelling op de achtergrond. Van “hemelse wijsheid” wordt gesproken in
tegenstelling tot “aardse wijsheid”, die Sint Paulus “wijsheid van deze wereld”
of “menselijke wijsheid” (1 Kor 2,4.13) noemt. “Onderricht in de hemelse
wijsheid” is de verkondiging, in het bijzonder de verkondiging van het kruis,
ja, verkondiging van Jezus Christus, “die voor ons wijsheid werd van Godswege,
onze gerechtigheid, heiliging en verlossing” (1 Kor 1,30).
Christus werd voor ons wijsheid!
Tenslotte zal men de eruditio cælestis sapientiæ
ook als onderrichting mogen opvatten die persoonlijke wijsheid schenkt, welke
op zeer sterke wijze “hemelse wijsheid” is, zoals zij b.v. spreekt in het Boek
Jezus Sirach: “Uit de mond van de Allerhoogste ben ik voortgekomen” (Sir
23,3) en op 17 december wordt bezongen in de O-antifoon O Sapientia (1) met verwijzing naar de komende
Verlosser.
Missale Romanum 1970
Omnipotens et misericors Deus,
in tui occursum Filii festinantes nulla opera terreni
actus impediant,
sed sapientiæ cælestis erudítio nos faciat eius esse
consortes.
Altaarmissaal voor de Nederlandse Kerkprovincie 1979
Almachtige God en barmhartige God,
laat geen zorg of bezigheid in deze wereld ons hinderen,
nu wij op weg zijn, uw Zoon tegemoet.
Moge de ware wijsheid die wij van U leren, ons verenigen
met Jezus Christus, onze Heer.
Werkvertaling
Almachtige en barmhartige God,
mogen geen enkele werken van aardse activiteit ons
hinderen, terwijl wij ons haasten naar de ontmoeting met uw Zoon,
maar moge het onderricht in de hemelse wijsheid ons
deelgenoot maken van Hem.
L i t u r g i s c h e a n t e c e
d e n t e n
Het gebed stamt uit de oude gelasiaanse traditie, die
verwijst naar paus Gelasius 492-496, na paus Leo I de belangrijkste paus van de
5e eeuw aan wie o.a. liturgiehervormingen worden toegeschreven. De bron voor
dit collectegebed is het Sacramentarium
Gelasianum Vetus 1153 (zie Corpus
Orationum, VI, 2553). Acht handschriften tussen de 8e-11e
eeuw getuigen dat deze oratio in de Advent werd gebruikt. De revisoren na
Vaticanum II pasten deze oratio lichtjes aan voor het postconciliaire Missaal. (Vgl. ook L.Pristas, The Collects of the Roman Missals, Londen 2013). Het collectegebed behoort tot de reeks “Festinantes enz.” (Notitiæ 240-242, Vol. 22 (1986) nrs. 7-8-9, p.476 [36].
S t
r u c t u u r a n a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
1. Omnipotens et misericors Deus,
2. in tui occursum Filii festinantes nulla opera
terreni actus impediant,
3. sed sapientiæ cælestis erudítio nos faciat eius
esse consortes.
De oratie bestaat uit één enkele hoofdzin, voorafgegaan
door de anaklese omnipotens et misericors Deus, een drievoudige
vocativusvorm, waarmee God in zijn hoedanigheden van almacht en barmhartigheid
wordt aangesproken (r. 1). Regel 2 en 3 zijn twee hoofdzinnen die gekoppeld
worden door het nevenschikkende voegwoord sed dat duidt op een tegenstelling
met het voorgaande.
De gebruikte persoonsvormen in deze hoofdzinnen (impediant en faciat) staan in de coniunctivus praesens en drukken een wens uit (coniunctivus optativus). De gebruikte coniunctivus optativus is een variatie op de in oraties veelvuldig toegepaste imperativus. Men voelt subtiel een verschil in toon; daar waar een imperativus misschien dwingend en dringend overkomt, zo benadrukt de optativus de nederige houding en het vertrouwen in God.
De gebruikte persoonsvormen in deze hoofdzinnen (impediant en faciat) staan in de coniunctivus praesens en drukken een wens uit (coniunctivus optativus). De gebruikte coniunctivus optativus is een variatie op de in oraties veelvuldig toegepaste imperativus. Men voelt subtiel een verschil in toon; daar waar een imperativus misschien dwingend en dringend overkomt, zo benadrukt de optativus de nederige houding en het vertrouwen in God.
Ad 2.
Subject van het verbum impediant zijn de nulla opera
actus terreni: geen [enkele] werken van aardse activiteit, waarbij het
eigenlijke subject nulla opera in de nominativus mervoud van het neutrum nader
verklaard wordt door de genetivusvormen actus terreni (genitivus explicativus).
Het gebruik van het adiectivum nulla roept een sterkere negatie op dan
het ontkennende adverbium non zou doen.
Object van het verbum impediant zijn de festinantes in
tui occursum Filii – wij die ons haasten naar de ontmoeting met uw Zoon. Festinantes,
meervoud van het paricipium præsentis activi, kan zowel met dit tegenwoordig
deelwoord worden vertaald: ons..haastende, zelfstandig gebruikt met een bijzin:
wij die ons haasten of terwijl wij ons haasten. Het in festinantes nog
verzwegen persoonlijk voornaamwoord, wordt afgeleid van het in r. 3 genoemde: nos,
wij. In tui occursum Filii is een bijwoordelijke bepaling
samengesteld uit de constructie in + accusativus (naar de ontmoeting toe, naar
de ontmoeting met) en de woordengroep tui Filii in de genetivus objectivus
hetzij explicativus, letterlijk: van uw Zoon, te vertalen als met uw Zoon.
Een dubbele hyperbaton aan het begin van regel 2 is opvallend. In hoort grammaticaal gezien bij occursum en tui hoort bij Filii. Beide woordgroepen zijn haast niet meer te herkennen doordat ze met elkaar verweven zijn. Het ritme dat hierdoor bij het lezen/uitspreken ontstaat, lijkt een poëtisch metrum te zijn, dat zich echter niet voortzet in het vervolg van de regel.
Een dubbele hyperbaton aan het begin van regel 2 is opvallend. In hoort grammaticaal gezien bij occursum en tui hoort bij Filii. Beide woordgroepen zijn haast niet meer te herkennen doordat ze met elkaar verweven zijn. Het ritme dat hierdoor bij het lezen/uitspreken ontstaat, lijkt een poëtisch metrum te zijn, dat zich echter niet voortzet in het vervolg van de regel.
Ad
3
Sapientiæ cælestis eruditio, het subject van het predicaat faciat esse consortes,
bestaat uit de nominativus eruditio gevolgd door twee genitivusvormen die het substantivum
eruditio nader toelichten: het onderricht (van) in de hemelse wijsheid. Grammaticaal congrueert het adiectivum cælestis
zowel bij het substantivum eruditio in de nominativus als bij het substantivum
sapientiæ in de genitivus. Caelestis is namelijk zowels nominativus enkelvoud
als genitivus enkelvoud. De plaats van
caelestis tussen sapientiae en eruditio in benadrukt deze dubbele verbinding.
Het betreft een hemelse wijsheid en ook een hemels onderricht. Logisch is echter hier de koppeling met
sapientiæ. Het is immers de onderrichting in de hemelse wijsheid die de weg
baant naar of voorwaarde is voor diepere communicatie met Christus.
Nos faciat eius esse consortes: het gezegde in de a.c.i.-constructie (accusativus cum
infinitivo); letterlijk vetaald: (maar moge het onderricht in de hemelse
wijsheid) bewerken dat wij deelgenoten van Hem zijn/ dat wij zijn deelgenoten
(mogen) zijn of …ons tot zijn deelgenoten maken. Consortes (van consors,-tis:
1. deelachtig 2. deelgenoot,-genote), Consortes kan ook bijvoeglijk worden vertaald:
(…) ons deelachtig maakt aan Hem.
B i j b e l s e c o n t e x t
Mt
24,42-44
Vigilate ergo, quia nescitis qua hora Dominus vester
venturus sit. Illud autem scitote quoniam si sciret paterfamilias qua hora fur
venturus esset, vigilaret utique, et non sineret perfodi domum suam. Ideo et
vos estote parati, quia nescitis hora Fílius hominis venturus est.
Waakt dus, omdat gij
niet weet, op welk uur uw Heer zal komen. Weet dit wel : als de huisvader wist,
op welke uur de dief zou komen, zou hij zeker wakker blijven en niet laten
inbreken in zijn huis. Weest ook gij dus bereid, omdat gij niet weet op welk
uur de Mensenzoon zal komen.
Mt 25,6
Media autem nocte clamor factus est: Ecce sponsus venit,
exite obviam ei.
Midden in de nacht
werd er geroepen: Ziet, de bruidegom komt; gaat naar buiten, hem tegemoet.
Lc
12,43-44
Beatus ille servus quem venerit dominus, invenerit ita
facientem. Vere dico vobis, quoniam supra omnia quæ possidet, constituet illum.
Gelukkig de dienaar,
die de heer bij zijn komst daarmee bezig vindt. Voorwaar, Ik zeg u: Over al
hetgeen hij bezit zal hij hem aanstellen.
1 Kor
9,24
Nescitis quod ii qui in stadio currunt, omnes quidem
currunt, sed unus accipit bravium? Sic currite
ut comprehendatis.
Weet gij niet, dat zij
die in het stadion lopen, wèl allen lopen, maar dat slechts één de prijs
behaalt. Loopt dan zó, dat gij hem grijpt.
1 Kor 15,48-49
Qualis terrenus,
tales et terreni; et qualis cælestis, tales cælestes. Igitur, sicut portavimus imaginem
terreni; portemus et imaginem cælestis.
Welnu, zoals de
[eerste] aardse [mens], zo zijn ook [alle] aardse mensen; zoals de hemelse
[Mens] zullen [al] de hemelsen zijn.
Derhalve, zoals we het beeld van de aardse hebben gedragen, zo zullen wij ook
het beeld dragen van de hemelse Mens.
Gal 5,7-8
Currebatis bene; quis vos impedivit veritati non obedire?
Persuasio hæc non est ex eo qui vocat vos. Gij waart zo goed aan het lopen; wie heeft u gestuit dat
ge aan de waarheid niet meer gehoorzaamt? Deze overreding kwam niet van Hem,
die u roept.
Heb 4,11
Festinemus ergo ingredi in illam requiem, ut ne in idipsum
quis incidat incredulitatis exemplum.
Haasten wij ons dus, om binnen te gaan in die rust, opdat
niemand in dit voorbeeld van ongehoorzaamheid mag vervallen.
Iac
3,17-18
Quæ autem desursum est sapientia, primum quidem pudica est, deinde pacifica, modesta,
suadibilis, bonis consentiens, plena misericordia
et fructibus bonis, non indicans, sine simulatione. De wijsheid, die van boven komt, is vóór alles rein;
vervolgens vredelievend, inschikkelijk, gezeggelijk, vol barmhartigheid en
goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd.
2 Pe 1,3-4
Quomodo omnia nobis divinæ virtutis suæ, quæ ad vitam
et pietatem donata sunt per cognitionem eius qui vocavit nos propria gloria et
virtute, per quem maxima et pretiosa nobis promissa donavit, ut per hæc efficiamini divinæ consortes naturæ, fugientes eius, quæ
in mundo est, concupiscientiæ corruptionem.
Alles toch, wat tot
leven en vroomheid kan strekken, heeft zijn goddelijke macht ons geschonken
door de kennis van Hem, die ons riep door zijn eigen heerlijkheid en kracht.
Hierdoor ook heeft Hij ons de meest kostelijke en heerlijke beloften gedaan:
dat gij door dit alles deelachtig zoudt worden aan Gods natuur, wanneer gij
ontkomen zult zijn aan het zinnelijk bederf van de wereld.
G e t u i g e n i s s e n v a n
d e V a d e r s
Leo Magnus, Sermo 31,3 (PL 54, 237 C)
Per viam veritatis et vitae constanter incedite; nec
vos impediant terrena, quibus
sunt parata cælestia.
Gaat standvastig voort
langs de weg van waarheid en leven; en mogen de aardse dingen u, voor wie
hemelse dingen zijn bereid, niet hinderen. .
Ambrosiaster, Comm. in 1 Cor 15,49 (PL 17, 285 A)
Sicut formam habuimus mortalitatis per peccatum Adae,
servi peccati facti; ita et formam habeamus vitae per iustitiam Salvatoris,
facti servi iustitiæ, non mundi sed Dei; dum ea agimus, quae immortalitate
digna sunt.
Zoals wij het beeld
van de sterfelijkheid door middel van de zonde van Adam hebben gedragen en slaven
van de zonde zijn geworden, laten wij zo ook het beeld van het leven door
middel van de gerechtigheid van de Verlosser dragen, dienaars geworden van de
gerechtigheid, niet van de wereld maar van God; terwijl wij die dingen doen die
de onsterfelijkheid waardig zijn.
Petrus Chrysologus, Sermo 61 (PL 52, 390 C)
Sed orate, fratres, ut veniens [Dominus] nos inveniat
tales, quales regni sui cupit et praecipit esse consortes.
Maar bidt, broeders,
opdat de komende Heer ons zodanig vindt zoals hij voor zijn rijk verlangt en
deelgenoot er van beveelt te zijn.
Petrus Chrysologus, Sermo 60 (PL 52, 516 D)
Consortes cælestis naturæ per Christum, non terræ sed Deo; non morti,
sed vitæ, et Deo fructum asserit deferri non carni...
Deelgenoot geworden van de hemelse natuur door Christus,
niet voor de aarde maar voor God; niet voor de dood, maar voor het leven, heeft
hij vrucht opgeleverd om aan God aan te bieden niet aan het vlees...
B e k n o p t v
o c a b u l a r i u m
Impediant, 3e pers. meerv. coniunctivus van
het præsens; van impedire: eig. voetboeien aanleggen, vandaar 1.
Verstrikken, verwikkelen, versperren en 2. Verhinderen, storen, belemmeren en
aanverwante betekenissen. In het Nederlands de afleiding impedimenten.
Occursum, acc.
enkelv. van occursus,-us = ontmoeting; van occursare, tegemoet gaan, tegengaan,
naderen: een verbum intensivum (drukt
een intensiever nadrukkelijk herhalen van een bepaalde actie uit; b.v.
volitare, rondvliegen, fladderen = intensivum van volare, vliegen; verg. in het
Nederlands: vliegeren en fladderen naast vliegen).
Festinantes
participium praesentis activi nominativus en accusativus meervoud: zich
haastend. Van festinare: 1. zich haasten, voortijlen 2. verhaasten. De
werkwoordsvorm “festina” is bekend bij allen die het officiegebed in het Latijn
bidden: het antwoordvers op de openingsformule ”Deus, in adiutorium meum
intende”- God, kom mij te hulp – luidt “Domine ad adiuvandum me festina”- Heer,
haast U mij te helpen. En in een ander kader in de wapenspreuk van Venlo:
“Festina lente cauta fac omnia mente”Haast je langzaam. doe alles met rijp
overleg!
Eruditio, -onis:onderrichting,
vorming, beschaving, van erudire (ex en
rudis): van ruwheid onrtdoen, polijsten, onderrichten, leren, beschaving
bijbrengen. Vgl. in het Nederlands de concepten eruditie, erudiet.
M e d i t a t i e
Tegenover de toenemende vervlakking en de verminkte
voorstellingen van de Advent en de Kersttijd, is vanuit het geloof binnen de
Kerk zelf een levendig verlangen naar de werkelijke Advent ontwaakt : het
ongenoegen over stemming en sfeer, over gevoelens, al zijn ze nog zo mooi, is
te bespeuren; wij verlangen opnieuw naar die kern, naar die vaste en sterke
voeding van de Geest, wiens laatste glimp ons in het vrome en verheffende
gevoel van de “zalige, blijde Kersttijd” is overgebleven.
Advent vieren betekent de verborgen aanwezigheid van God
in ons tot leven wekken.
Dat gebeurt wanneer wij de weg van de ommekeer, van
herbezinning gaan, in het loskomen van het zichtbare naar het onzichtbare.
Wanneer wij deze weg gaan worden onze ogen geopend voor het wonder van de
genade en leren wij inzien dat er geen helderder vreugde voor de mens en de
wereld bestaat dan de genade die in Christus is verschenen.
De wereld is geen uitzichtloze bedrijvigheid van
beslommeringen en leed, maar alle noden van de wereld zijn geborgen in een
liefdevol erbarmen, zijn gevangen en overtroffen door de vergevende en reddende
genade van onze God.
Die op deze wijze Advent viert, zal met recht kunnen
spreken over de blijde, zalige en genade brengende Kersttijd. En hij zal weten
hoeveel méér waarheid deze term bevat, dan zij voor wie Kerstmis slechts een
romantisch gevoel of alleen maar een soort vereenvoudigde carnavalsviering is,
geloven of kunnen vermoeden.
Uit: Joseph kardinaal Ratzinger, Dogma und
Verkündigung, p. 369, 377 e.v., opgenomen in Mitarbeiter der Wahrheit.
Gedanken für jeden Tag (van dezelfde auteur). Pfeiffer, München 1979, p.
370.
(1)
O Sapiéntia, quæ ex ore
Altíssimi prodísti, attíngens a fine usque ad finem, fórtiter suavitérque
dispónens ómnia: veni ad docéndum nos viam prudéntiæ [Liturgia Horarum 1985, Vol. I, p. 284.
O Wijsheid, die uit de
mond van de Allerhoogste zijt voortgekomen, reikt gij van het ene einde tot het
andere, regelt alles krachtig en [toch] met zachtheid, kom om ons de weg van de
wijsheid te leren.