donderdag 5 augustus 2021

Overweging voor het Thaborfeest : THABORLICHT


Het feest van Jezus’ Gedaanteverandering op de berg Thabor werd reeds in de vijfde eeuw door de oosterse christenen gevierd onder de titel ‘Metamorphosis’ (Grieks voor ‘Transfiguratio’).
In de elfde eeuw zette het zich ook in het Westen door en in 1457 schreef paus Callixtus III het voor als een liturgisch feest op 6 augustus voor de universele Kerk. Dat is de dag van de kerkwijding van de basiliek van de Verheerlijking op de berg Thabor (Israel).
Het feest van de Gedaanteverandering van Jezus werd ingevoerd uit dankbaarheid voor de historische overwinning van de christenen onder leiding van de Hongaarse veldheer Joannes Hunyadi op 22 juli 1456 op de Turken in de slag van Belgrado.
Regelmatig  is reeds gesproken over het grote mysterie van de Gedaanteverandering van Jezus (Luc 9, 28-36; Mt 17, 1-9; Mk 9, 2-9). Daarom vandaag enkele gedachten.

1. “Aan uitverkoren getuigen, [de apostelen Petrus, Johannes en Jacobus] heeft de Zoon van God zijn heerlijkheid laten zien en zijn gestalte, gelijk aan de onze, doen stralen” (cf Prefatie van het feest).

Bijbelse begrippen als ‘verheerlijking’ en ‘heerlijkheid’ zijn wellicht voor buitenkerkelijken moeilijk te plaatsen. Bij het laatste begrip wordt hoogstens gedacht aan een streling van de zintuigen. In het Evangelie staan deze begrippen echter voor ‘verheffing in luister’ en ‘glorieuze uitstraling’.
De Gedaanteverandering van Jezus tijdens zijn gebed - zijn gelaat stralender dan de zon, zijn verblindend witte kleren, de lichtende  wolk, het gesprek met Mozes en Elias, de stem uit de hemel - is de wezenlijke uitdrukking van de goddelijke heerlijkheid in Zijn lichaam. God zelf openbaart Zijn Majesteit in Christus’ Persoon en zending. De apostel Johannes die Jezus’ Gedaanteverandering niet in zijn evangelie opneemt, zegt echter in de Proloog hierop: “En het Woord is Vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, zulk een heerlijkheid als de Eniggeborene van de Vader ontvangt, vol genade en waarheid”  (Jo 1,14).
Wat wij hieruit leren is dat God heeft gewild dat Jezus’ heerlijkheid een voorbeeld en gelijkenis voor ons zou zijn. Want indien het Hoofd heerlijk is, zo zullen de ledematen het ook zijn. Hoe broos en gebroken wij mensen ook mogen schijnen, toch zullen wij in het toekomende leven wonderlijk heerlijk zijn: “De rechtvaardigen zullen schitteren als de zon, in het koninkrijk van hun Vader” (Mt 13, 43). “Wanneer Christus verschijnt, die uw leven is, zult ook gij ook met Hem verschijnen in  heerlijkheid" (Kol 3, 4). “Maar wij weten, dat wanneer Hij zich openbaart, wij aan Hem gelijk zullen zijn,  omdat wij Hem zullen zien zoals Hij is"  (1Jo 3, 2).
Al deze plaatsen tonen ons dat wij zullen delen in de heerlijkheid van de Zoon van God.

Om verheerlijkt te worden moeten wij onszelf willen veranderen! “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld; wordt andere mensen, geleid door een nieuw inzicht” (Rom 12, 2), zegt de Apostel Paulus. De verandering moet in hart en ziel beginnen en vandaar in het lichaam worden overgebracht. Hoop en geloof daarom zó, alsof alles van God afhangt, maar leef en werk zó, alsof alles van uzelf afhangt. De hulpmiddelen hebben we: het Woord van God en de H. Eucharistie. De glans van de genade baant de weg voor de glans van de heerlijkheid. Streven naar gelijkvormigheid met Christus betekent ook omwille van zijn Naam smaad en afwijzing willen dragen (cf Hand 5, 41). Zoek dus de juiste maat in menselijke heerlijkheid, om ontvankelijker te zijn voor de hemelse heerlijkheid.

2. “Twee mannen waren met Hem in gesprek ; het waren Mozes en Elias, die in heerlijkheid verschenen en spraken over zijn heengaan, dat Hij in Jeruzalem zou voltrekken” (Lc 9, 30-31).

Hier leren we de noodzakelijkheid en de waarde van Jezus’ Dood waardoor het Joodse ongeloof wordt tegengesproken en de christelijke hoop bevestigd.
De dood van Christus en zijn verrijzenis tot onze verlossing vormen het centrale punt van ons christelijk geloof, kernachtig geformuleerd in het Credo, zoals voorzegd en voorafgebeeld door de Wet en de Profeten. Dit is het fundament van onze troost en vrede. “Waarlijk het waren onze ziekten die Hij op zich nam, en onze smarten die Hij heeft gedragen; wij echter beschouwden Hem als een geslagene door God gekastijd en vernederd. Hij werd doorstoken om onze weerspannigheid; om onze zonden gebroken; Hij werd gestraft, ons bracht het vrede, en dank zij zijn striemen is er voor ons genezing” (Jes 53, 4-5).
Christus kwam en stierf om ons van onze gebroken menselijke natuur te verlossen, opdat wij God met blijdschap zouden dienen. Hij is de enige Middelaar die deze schuld kon vereffenen. De H. Paulus trekt de consequentie: “Wij hebben daarom de plicht de gevoeligheid van de zwakken te ontzien, zonder rekening te houden met onszelf. Laat ieder van ons bedacht zijn op het welzijn en de stichting van de naaste. Ook Christus heeft geen rekening gehouden met zichzelf “ (cf Rom 15, 1-3.

3. “Wij bidden U: laat ons gehoor schenken aan de stem van uw beminde Zoon, om met Hem uw erfenis te mogen bezitten” (Uit het Collectegebed 6 augustus).

Naar Hem in wie de Vader geheel zijn welbehagen heeft, door wiens woorden Hij (de Vader) wordt geopenbaard, door wiens nederigheid Hij verheerlijkt wordt, moeten wij zonder aarzelen luisteren, daar Hij onze Middellaar, de Waarheid en het Leven (Phil 2, 6), Gods kracht en wijsheid is (1 Kor 1, 24). Luistert naar Hem die de deur naar de hemel heeft geopend en voor u door Zijn kruisdood een ladder heeft opgericht om op te klimmen naar Zijn rijk (cf Leo Magnus, Sermo  LI de Transfig. Domini).
Vele christenen beweren dat zij zich aan Jezus Christus onderwerpen, maar weinigen doen het werkelijk. Gaan wij oprecht naar Hem om vergiffenis en leven?
Waarderen we het woord van het Evangelie en onderhouden we het met eerbied?
Luisteren wij zó naar Zijn stem dat wij God en Christus en het toekomstige leven verkiezen boven alle zinnelijke genoegens en ijdel vermaak?

Wij zijn als de leerlingen, wakend en slapend, getuigen van Jezus in gebed. Een biddende Jezus  die zijn kruisdood met geloof en overgave tegemoet treedt, terwijl de Vader reeds de mantel van zijn goddelijk licht om Hem heenslaat, als teken van wat komen zal op de morgen van Pasen. Dit licht is voor de leerlingen en voor ons, die met Jezus de berg moeten afdalen en steeds opnieuw moeten leren naar Hem te luisteren, een baken op de weg die voor ons ligt. Het is het teken, dat al wie luistert naar Zijn stem en de weg gaat van deze beminde Zoon en zijn eigen leven durft aanvaarden en uit handen geven, deel zal krijgen aan de heerlijkheid die ligt over het gelaat van Christus (2 Kor 4, 6). Zo moge de H. Geest het ons geven. (cf Th.K.osb, “Met U: in zelftucht, trouw en moed”)