maandag 6 december 2021

Lectio divina linqua latina Liturgia Horarum Feria II Hebdomadæ II Adventus Ad Officium lectionis In Christo Deus nobis locutus est. God heeft in Christus tot ons gesproken.


Lectio altera
Ex Tractátu sancti Ioánnis a Cruce presbýteri De ascénsu montis Carméli
(Lib. 2, cap. 22)
In Christo Deus nobis locutus est
Præcípua causa ob quam in antíqua lege lícitæ erant quæ fiébant Deo interrogatiónes, et cur necessárium erat ut prophétæ et sacerdótes visiónes ac revelatiónes a Deo requírerent, hæc erat, quia nondum tunc témporis ádeo fundáta erat fides, neque lex evangélica stabilíta; unde necessárium erat ut a Deo de rebus sciscitaréntur, et ut Deus modo verbis, modo visiónibus et revelatiónibus, tum figúris et similitudínibus, tum dénique multis áliis significatiónum modis eis loquerétur. Omne enim illud quod respondébat, loquebátur et revelábat, nostræ sacræ fídei mystéria erant, vel certe res ad eam spectántes vel ad eam diréctæ.
At nunc quando fides in Christum est fundáta, et lex evangélica in statu grátiæ promulgáta, non necésse est eum illo modo interrogáre, nec est cur ipse sicut tunc loquátur. Dando quippe nobis, sicut dedit, Fílium suum, qui est únicum solúmque ipsíus Verbum, ómnia nobis simul unáque vice hoc suo único Verbo locútus est et revelávit, neque illi quidquam dicéndum manet.
Et hic est genuínus auctoritátis illíus sensus, qua nítitur sanctus Paulus persuadére Hebræis, ut a prióribus illis antíquæ legis Móysis cum Deo agéndi tractandíque modis abscédant, et óculos ad Christum solum convértant, dicens: Multifáriam multísque modis olim Deus loquens pátribus in prophétis, novíssime diébus istis locútus est nobis in Fílio. Quibus verbis docet Apóstolus tot tántaque dixísse Deum per hoc suum Verbum, ut nihil iam ámplius optándum supérsit; id enim quod ántea per partes loquebátur prophétis, iam nobis totum in ipso dixit, ipsum nobis totum dando, id est, Fílium suum.

Quámobrem ille qui nunc vellet áliquid a Deo sciscitári, vel visiónem áliquam aut revelatiónem ab eo postuláre, viderétur iniúriam Deo inférre, non defigéndo omníno suos óculos in Christum, vel áliam rem aut novitátem extra illum requiréndo.
Posset enim illi Deus hoc modo respondére: Hic est Fílius meus diléctus, in quo mihi bene complácui; ipsum audíte. Iam ómnia locútus sum per Verbum meum: ad illum solum tuos cónice óculos; in ipso síquidem univérsa iam tibi dixi cúnctaque revelávi; immo multo plura in eo repéries quam desideráre aut pétere possis.
Iam ego una cum Sancto meo Spíritu in illum descéndi in monte Thabor, dixíque: Hic est Fílius meus diléctus in quo mihi complácui; ipsum audíte. Non est cur novos doctrínæ ac responsiónum modos requíras; si enim loquébar ántea, id erat Christum promitténdo; si vero áliquid sciscitabántur ex me, dirigebántur interrogatiónes illæ ad postulándum et sperándum Christum, in quo univérsa bona repertúri erant, quemádmodum nunc omnis evangelistárum apostolorúmque doctrína hoc declárat.
Tweede lezing
Uit het Tractaat ‘De bestijging van de berg Carmel’ van de H. Johannes van het Kruis, priester

God heeft in Christus tot ons gesproken.

De voornaamste reden waarom het onder de oude wet geoorloofd was God vragen te stellen en waarom het nodig was dat profeten en priesters visioenen en openbaringen van God vroegen, was deze: omdat in die tijd het geloof nog niet zo gefundeerd was en de wet van het Evangelie nog niet was uitgevaardigd. Daarom was het nodig om God over verschillende kwesties te ondervragen en zo gebeurde het, dat God nu eens door woorden, door visioenen en openbaringen, dan weer onder beelden en gelijkenissen of tenslotte door middel van vele andere symbolische tekenen tot hen sprak. Want alles wat God als antwoord gaf, tot hen sprak of hun openbaarde, waren mysteries van ons heilig geloof of minstens wat daar betrekking op had of daarop gericht was.
Maar nu het geloof in Christus is gevestigd en de Evangelische wet in het tijdperk van de genade is afgekondigd, is het niet meer nodig Hem op deze wijze te ondervragen, noch dat God spreekt zoals toen. Want met ons zijn Zoon te geven, zoals Hij deed, die zijn enkel en enig Woord is, heeft Hij ons alles tegelijk en in een keer gezegd en geopenbaard door dit zijn enig Woord, en blijft er voor Hem verder niets aan ons te zeggen over.
En dit is de eigenlijke betekenis van zijn gezag, waarmee de H. Paulus de Hebreeën ervan tracht te overtuigen, dat zij afstand moeten doen van die vroegere wijzen van omgang met God onder de oude wet van Mozes, en dat zij nu hun blik enkel op Christus moeten vestigen, als hij zegt: Nadat God eertijds vele malen en op velerlei wijzen tot onze vaderen heeft gesproken door de profeten, heeft Hij nu, op het einde der tijden, gesproken door de Zoon. Door deze woorden leert de Apostel, dat God zovele en zo grote dingen heeft gezegd door dit zijn Woord, dat ons verder niets te wensen overblijft. Want wat Hij vroeger bij delen tot zijn profeten had gezegd, heeft Hij nu in zijn geheel door zijn Zoon geopenbaard, toen Hij ons geheel dit (Woord) gaf door zijn Zoon.
Daarom zou iemand, die nu nog iets van God zou willen te weten komen of Hem zou vragen om een visioen of openbaring, Hem in zekere zin beledigen, omdat die mens zijn blikken niet geheel en al op Christus vestigt en iets anders of een nieuwigheid buiten Hem zou verlangen.
Want God zou zo iemand aldus kunnen antwoorden: Dit is mijn welbeminde Zoon, in Wie Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. Ik heb reeds alles gezegd door mijn Woord: vestig uw ogen alleen op Hem, omdat Ik u in Hem al alles heb gezegd en geopenbaard. Ja, ge zult in Hem veel meer kunnen vinden dan ge zoudt kunnen verlangen of vragen.
Tegelijk met mijn Heilige Geest ben Ik al op Hem neergedaald op de berg Thabor, waar Ik zei: Dit is mijn welbeminde Zoon, in Wie Ik mijn welbehagen heb, luistert naar Hem. Er is dus geen reden nieuwe leringen en antwoorden te verlangen, want als Ik vroeger sprak, dan was het om de Christus te beloven, maar als men iets van Mij te weten wilde komen, werden die vragen gesteld om te vragen naar de Christus en om op zijn komst te hopen. In Hem waren alle weldaden te vinden, zoals nu heel de leer van de Evangelisten en de Apostelen dat duidelijk maakt.