Ex Epístola
Bárnabæ nuncupáta
(Cap. 5, 1-8; 6, 11-16: Funk 1, 13-15.
19-21)
Ubi ígitur nos
renovávit per remissiónem peccatórum, effécit, ut áliam formam haberémus,
ánimam nempe puerórum instar, útpote qui nos reformávit. Nam de nobis Scriptúra
dicit, loquénte Patre ad Fílium: Faciámus hóminem ad imáginem et ad
similitúdinem nostram, et præsint béstiis terræ et volatílibus cæli et píscibus
maris. Et dixit Dóminus, videns pulchrum figméntum nostrum: Créscite et
multiplicámini et repléte terram. Hæc ad Fílium.
Tweede lezing
Uit de zogenaamde
‘Barnabas-brief’
(Cap. 5, 1-8; 6, 11-16: Funk 1, 13-15. 19-21)
De nieuwe schepping
Want daarom heeft de Heer
het verduurd zijn vlees aan de verbrijzeling prijs te geven, opdat wij
geheiligd zouden worden door de vergeving der zonden, die gelegen is in de
besprenkeling van zijn bloed. Want wat er over Hem geschreven staat is zowel
voor Israël als voor ons bestemd. De Schrift zegt toch: Hij werd gewond om onze misdaden en om onze zonden werd Hij gebroken,
door zijn striemen zijn wij genezen. Als een schaap wordt Hij naar de
slachtbank geleid en Hij is als een lam dat verstomt voor zijn scheerders.
Ten zeerste moeten wij dan de Heer danken, omdat Hij ons het verleden toonde,
ons over het tegenwoordige onderrichtte en wij over het toekomstige niet zonder
inzicht zouden zijn. Want de Schrift zegt: Niet
ten onrechte worden netten gespannen voor de vogels. Dat wil zeggen, dat de mens terecht
verloren gaat als hij met kennis van de weg der gerechtigheid zich toch naar de
weg van de duisternis keert.
En ook dit nog mijn
broeders: als de Heer het op Zich nam te lijden voor ons zieleheil, hoewel Hij
de Heer is van heel de wereld tot wie God bij de grondvesting van de wereld
sprak: Laat ons de mens maken naar ons
beeld en gelijkenis, hoe heeft Hij dan geduld om door mensenhanden te
lijden? Leert hieruit. De profeten die van Hem hun gave ontvingen, hebben over
Hem geprofeteerd. Maar omdat Hij in het vlees moest verschijnen om de dood te
vernietigen en om zijn verrijzenis uit de doden te tonen, heeft Hij dat
verduurd, opdat Hij de beloften aan de vaderen zou vervullen en opdat Hij,
terwijl Hij zelf op aarde zich een nieuw volk bereidde, zou aantonen, dat Hij
zou oordelen nadat Hij zijn opstanding zou hebben gewrocht. Verder onderrichtte
Hij Israël en verrichtte Hij zulke grote wonderen en tekenen, niet omdat zij
Hem toejuichten en beminden.
Toen Hij ons nu vernieuwde
door de vergeving der zonden, maakte Hij ons tot een ander soort mensen met een
ziel, gelijk als van kinderen, aangezien Hij ons had omgevormd. Want over ons
zegt de Schrift, als de Vader tot de Zoon spreekt: Laat ons de mens maken als een beeld en onze gelijkenis en hij heerse
over de dieren der aarde, de vogels in de lucht en de vissen in de zee. En
toen de Heer zag dat ons maaksel schoon was, zei Hij: Groeit aan en vermenigvuldig u en vervult de aarde. Dit aangaande
de Zoon.
Opnieuw zal ik u tonen hoe
Hij tot ons spreekt. De tweede schepping heeft Hij in deze laatste tijden
gewrocht. De Heer toch zegt: Zie, Ik maak
de laatste zaken als de eerste. Met het oog hierop voorspelde de profeet: Gaat binnen in het land dat van melk en
honing overvloeit en heerst erover. Ziet dus dat wij opnieuw gevormd zijn,
zoals Hij weer bij een andere profeet zegt: Zie,
zegt de Heer Ik zal voor hen, dit is van hen, die door de Geest des Heren
in de toekomst gezien werden, hun stenen
harten wegnemen en hun harten van vlees instorten. Want een heilige tempel,
mijn broeders, is voor de Heer zijn inwoning in ons hart. Want opnieuw zegt de
Heer: Ik zal u belijden in de vergadering
van mijn broeders en u lofzingen, temidden van de vergadering der heiligen. Zo
dus zijn wij het die Hij in het goede land heeft binnengeleid.