Geschokt door de moord in Frankrijk gisteren waarbij een hoogbejaarde priester tijdens de H. Mis om het leven kwam, bidden wij voor alle slachtoffers van geweld, gericht tegen christenen. Onderstaande tekst van Titus Brandsma is hierbij onverminderd toepasselijk.
Wij zullen onze liefde niet prijsgeven.
Men zegt dat wij leven in een grote tijd, een tijd van grote mannen en vrouwen. Wij zouden misschien beter kunnen zeggen, dat wij leven in een tijd van diepe inzinking, maar waarin zich een reactie begint af te tekenen en men uitziet naar verdediging van de dierbaarste en heiligste panden. En daarom roept men om de sterke man. Maar een held willen wij, strijdend voor een heilige zaak, een ideaal gebaseerd op Gods plan, en niet alleen op menselijke kracht.
Het nieuwe heidendom beschouwt heel de natuur als een emanatie van de godheid, rijk en veelvuldig als de rassen en volkeren der aarde, zo is het ene ras edeler en zuiverder dan het andere. Naarmate het meer licht in zich draagt, heeft het ook tot taak, dat licht uit te stralen en te doen schijnen over de wereld. Het kan dit slechts, als het alle vreemde elementen afscheidt, als het van alle smetten vrij is. Daarom de cultus van ras en bloed, de verering van de helden van het eigen volk.
Hoe kan een verkeerd uitgangspunt toch op noodlottige dwaalwegen voeren. Is het niet jammer, dat zoveel geestdrift en energie gesteld worden in dienst van zulk een verkeerd begrepen en onzuiver gesteld ideaal? Maar ‘laten wij leren van de vijand’, om ons eigen ideaal zuiverder en beter te stellen, om evenveel liefde voor ons ideaal te koesteren, er evenveel geestdrift voor aan de dag te leggen, offervaardigheid om ervoor te leven en te sterven, moed om het in onszelf en in anderen te verwezenlijken.
Ook wij belijden onze voortkomst uit God. Ook wij willen, wat Hij wil. Maar wij aanvaarden geen emanatie en vergoddelijken onszelf niet. Wij erkennen voortkomst in afhankelijkheid. En als wij roepen en bidden om de komst van zijn rijk, dan is dat niet in een differentiatie van ras en bloed, maar dan zijn alle mensen onze broeders, zelfs zij, die ons haten en bestrijden. In vereniging met Hem, die zijn zon doet opgaan over goeden en kwaden.
Wij willen niet hervallen in de zonde van het paradijs, ons met God gelijk maken. Wij willen geen heldenverering baseren op een vergoddelijking van de menselijke natuur.
Wij erkennen een wet Gods en onderwerpen ons daaraan. Wij wensen onze afhankelijkheid van het hoogste wezen, dat ons het aanzijn gaf niet te verdoezelen in een onjuist begrepen zucht om onszelve te zijn. Maar als wij de wet Gods in ons erkennen, ervaren wij evenzeer, dat er in ons een wet om gelding vraagt, die begeert tegen de Geest Gods. Soms komt ook in ons als in Paulus het verlangen op, dat het anders zou zijn; wij hebben er moeite mee, onze onvolmaaktheid en tegenstrijdigheid te erkennen. Wij zouden beter willen wezen, uiteraard, in aanleg en natuur. En soms zelfs menen wij te zijn, wat wij zouden willen wezen.
In de beste ogenblikken echter erkennen wij onze onvolmaaktheid. Maar dan weten we toch, dat we beter zouden kunnen zijn. Wij kunnen de overtuiging niet verdrijven, dat wij veel volmaakter zouden kunnen wezen, als wij er slechts de moed toe hadden. Het gaat niet zonder moeite, niet zonder harde strijd. In diezelfde goede ogenblikken treuren wij niet langer over onze lamlendigheid of die van anderen, maar herinneren we ons het antwoord aan Sint Paulus innerlijk gegeven: ‘Mijn genade is u genoeg’ (2 Kor. 12, 9). In vereniging met Mij kunt gij alles.
Wij leven in een wereld, waarin men zelfs de liefde veroordeelt en een zwakheid noemt die moet worden opgeruimd, waar de mens overheen moet. Geen liefde, maar eigen krachtsontwikkeling. Laat elk zo sterk mogelijk zijn, laat de zwakken ondergaan. Het christendom met zijn liefdeprediking heet uit de tijd en moet vervangen worden door de oude Germaanse kracht.
Al wil het nieuwe heidendom de liefde niet meer, wij zullen, de geschiedenis indachtig, toch met de liefde dat heidendom overwinnen en onze liefde niet prijsgeven. De liefde zal ons weer het hart der heidenen doen winnen. De natuur gaat boven de leer. Laat de theorie de liefde verwerpen en veroordelen, haar een zwakheid noemen, de praktijk van het leven zal haar altijd weer een kracht doen zijn, die de harten der mensen overwint en gevangen houdt.