zaterdag 23 juli 2022

Lectio divina lingua latina Liturgia Horarum Ad Officium lectionis Dominica XVII per annum Superabundo gaudio in omni tribulatione. Ik vloei over van blijdschap bij al mijn wederwaardigheden.


  

Lectio altera
Ex Homilíis sancti Ioánnis Chrysóstomi epíscopi in Epístolam secúndam ad Corínthios (Hom. 14, 1-2: PG 61, 497-499)
Tweede lezing

Uit de Homilieën op de Tweede Brief aan de Korintiërs, van de H. Johannes Chrysostomus, bisschop
(Hom. 14, 1-2: PG 61, 497-499)

Ik vloei over van blijdschap bij al mijn wederwaardigheden

Wéér begint Paulus over de liefde te spreken, terwijl hij de hardheid van zijn gegeven berisping tracht te verzachten. Want als hij ze eerst voor ogen houdt en ze om die reden berispt, dat zij, door hem bemind, hem niet hun wederliefde hadden geschonken maar zich hadden losgerukt uit zijn liefde en overgelopen waren naar bedorven mensen, verzacht hij de bitterheid van zijn berisping, zeggend: Gunt ons een ruime plaats in uw hart,  dit is ‘Bemint ons’. Hij vraagt hun om een weldaad, die allerminst veel kost, en die voor hen, die deze geven, van groter nut zou kunnen zijn dan voor hen, die hem ontvangen. Ook zegt hij niet ‘Bemint ons’, maar wat meer leek op een klacht: gunt ons een ruime plaats in uw hart.

Wie heeft ons toch, zegt hij, uit uw hart gedreven? wie ons daaruit gebannen; wat is er de oorzaak van, dat wij minder voor u gaan betekenen? Want omdat hij hierboven gezegd heeft: Zelf zijt gij niet ruimhartig genoeg verklaart hij dit hier nog eens openlijker met: Gunt ons een ruime plaats is uw hart, en tracht hij op die grond hen weer tot zich te trekken. Er is immers niets, wat zo tot beminnen beweegt, als dat hij, die bemind wordt, inziet, dat zijn minnaar vurig naar wederliefde verlangt.

Want zegt hij, al eerder heb ik u gezegd: u heb ik in mijn hart gesloten, wij horen bij elkaar in leven en dood. Dat is wel de grootste kracht van de liefde, dat ze, ook al wordt ze zelf veracht, toch met deze geliefde wil leven en sterven. Want gij zijt niet zo zonder meer in ons hart, maar zó als ik het u gezegd heb. Want het kan voorkomen, dat iemand bemint en toch bij gevaren de vlucht neemt; maar zo is het niet met ons.

Dit vervult mij met troost. Met welke? Met die namelijk, die van u uitgaat: omdat gij u weer bezonnen hebt en mij met uw werken hebt verblijd. Want het is een minnaar eigen, zich ofwel erover te beklagen, dat hij niet bemind wordt, ofwel te vrezen dat hij bij zijn verwijten te ver gaat en de andere daardoor bedroeft. Daarom zegt Paulus: Dit vervult mij met troost, en doet mij overvloeien van vreugde.

Alsof hij wilde zeggen: ‘Ik was om u zeer bedroefd, maar toch hebt gij mij overvloedig tevreden gesteld en troost gebracht: want ge hebt niet alleen de oorzaak van mijn droefheid bij mij weggenomen, maar mij ook doen overvloeien van vreugde’.

En dan toont hij zijn grootheid, niet hierdoor alleen, omdat hij zei: Ik vloei over van vreugde, maar ook hierdoor, dat hij eraan toevoegt: Bij al mijn wederwaardigheden. Hij wilde zeggen: zó groot was de vreugde, die gij mij bezorgd hebt, dat die zelfs niet door zo’n grote droefheid verduisterd kon worden, maar door haar uitbundigheid alle moeilijkheden, die ons treffen, te boven kwam, en wij ons daardoor niet lieten bedroeven.