Elisabeth werd in 1271 geboren als dochter van de koning en koningin van Aragón. Op jeugdige leeftijd uitgehuwelijkt aan de koning van Portugal, werd zij moeder van twee kinderen. Gebed en daadwerkelijke naastenliefde gaven haar de kracht om stand te houden te midden van beproevingen en zorgen. Na de dood van haar man gaf zij haar bezit weg aan de armen en nam het habijt van de derde orde van de heilige Franciscus aan. Tijdens haar pogingen om vrede tot stand te brengen
tussen haar zoon en haar schoonzoon, stierf zij in het jaar 1336.
Uit een preek over de vrede, toegeschreven aan de heilige Petrus Chrysologus († ca. 450)
Zalig die vrede brengen.
De evangelist zegt, dierbare broeders en zusters: ‘Zalig die vrede brengen, want zij zullen kinderen van God genoemd worden’ (Mt. 5, 9). Wie de eensgezindheid van de christelijke vrede in zich draagt, in hem komen met recht de christelijke deugden tot bloei. Alleen zij die vredebrengers genoemd worden, kunnen komen tot de benaming ‘kinderen van God’.
De vrede, dierbaren, bevrijdt de mens van de slavernij. De vrede verleent hem de titel van vrijgeborene. De vrede bewerkt ten overstaan van God een verandering in de situatie van de persoon: zij maakt van een knecht een zoon en van een slaaf maakt zij een vrij man. Dat er onder broeders vrede heerst, is de wil van God; de vrede is de vreugde van Christus; zij is de vervolmaking van de heiligheid, zij is voor de gerechtigheid het richtsnoer, zij is de meesteres van de ware leer, de behoedster van de goede zeden, kortom in alles een prijzenswaardige leidraad. De vrede betekent: een aanbeveling voor onze smeekbeden, de vrede betekent: een gemakkelijke weg voor het verkrijgen van wat wij vragen; in de vrede worden op afdoende wijze al onze verlangens vervuld. De vrede is de moeder van de liefde, zij is de band van de eendracht; zij is het duidelijk bewijs van een zuivere geest, die bij God kan vragen wat hij wil; met die geest kunnen wij vragen wat wij willen, en krijgen wij ook wat wij vragen. Het koninklijk gebod schrijft ons voor dat wij de vrede in stand moeten houden. Want het is onze Heer Jezus Christus zelf die zegt: ‘Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u’ (Joh. 14, 27). Dit wil zoveel zeggen als: in vrede zend Ik u heen, in vrede zal Ik u aantreffen. Christus wilde dus bij zijn afscheid geven, wat Hij bij zijn terugkeer onder allen wilde aantreffen.
Het is een hemels gebod om in stand te houden wat Hij gegeven heeft. Dat betekent hetzelfde als: Ik zal u aantreffen zoals Ik u heb heengezonden. Het is Gods werk de vrede wortel te laten schieten. Het is het werk van de vijand de vrede te ontwortelen. Want zoals de liefde onder mensen van God komt, zo komt de haat van de duivel. Haatgevoelens dienen dan ook veroordeeld te worden. Want er staat geschreven: ‘Ieder die zijn broeder haat is een moordenaar’ (1 Joh. 3, 15).
Zo ziet gij, geliefde broeders en zusters, waarom men de vrede moet liefhebben en men de eendracht moet beminnen. De vrede en de eendracht zijn de oorsprong en de voedingsbodem van de liefde. Verder weet gij dat, volgens de apostel, ‘God liefde is’ (1 Joh. 4, 16). Dus wie geen liefde heeft, is zonder God.
Laten wij dus, broeders en zusters, de geboden in stand houden die van levensbelang zijn. Zorgt dat uw saamhorigheid berust op de verbondenheid in een diep gewortelde vrede. Legt u erop toe dat die saamhorigheid door de heilzame band van de liefde nog versterkt wordt, doordat gij elkaar wederzijds bemint. Op die manier worden allerlei zonden bedekt. Dus moeten wij ons met alle kracht toeleggen op de liefde; want zij brengt evenzovele voordelen als beloningen met zich mee. Boven alle andere deugden moeten wij de vrede in stand houden; want God is overal waar vrede is.
Hebt de vrede lief en alles zal rustig verlopen. Dat is de waarborg voor een beloning voor mij en het betekent voor uzelf vreugde. Moge de kerk van God, gegrondvest op de eenheid van de vrede, haar levenswijze vervolmaakt zien in Christus.