15 juli
In Dedicatione Basilicæ Cathedralis
Sanctissimi Sepulcri Domini Nostri Iesu Christi
Latijns
Patriarchaat van Jeruzalem en Kanunnikessen van het H. Graf vieren de
Kerkwijding van de Basiliek van het Allerheiligste Graf van Onze
Heer Jezus Christus
Op 15 juli van het jaar 1099 viel de stad
Jeruzalem na een moeizame belegering van vijf weken in de handen van de deelnemers aan de Eerste
Kruistocht. De laatste dagen voor de val van Jeruzalem werd een algemene vasten
gehouden en liep men in processie barrevoets, psalmen zingend en onder
trompetgeschal rond de muren van de stad. Tijdens de bestorming van 15 juli
slaagden twee broers uit Doornik, gevolgd door Godfried van Bouillon en de
zijnen erin aan de noordoostkant van de stad op de stadsmuren te komen terwijl
de kruisridder Raymond van Toulouse zich een doorgang aan de westkant baande.
Met de verovering van Jeruzalem op de
dynastie van de Fatimiden werd de grondslag voor het koninkrijk Jerusalem
gelegd, bijna vier jaar na de oproep “Deus
lo vult” – God wil het, en nadat ieder die
het kruis opnam (Mt 10,38) een rood kruis van stof op zijn mantel had
gehecht.
Na het bloedblad wisten de kruisvaarders
zich het bloed af en trokken onder het zingen van dankliederen naar het Graf
van Christus dat nu weer vrij toegankelijk was.
Godfried van Bouillon, die de
koningstitel niet wilde dragen in de stad waar Christus de doornenkroon had
moeten dragen, werd op 22 juli gekroond tot Advocatus
Sancti Sepulcri - "Beschermer van het Heilige Graf”.
Een eeuw die gekenmerkt was door
verschrikkelijke politieke gebeurtenissen en neergang werd met deze
christelijke zege afgesloten.
Bij een beoordeling van de Eerste
Kruistocht – het begrip bestond niet in die tijd – heeft men naast de ontwikkeling van het concept
“rechtvaardige oorlog” de sterke opkomst en zelfs bloei van het fenomeen peregrinatio te wegen welke in
toenemende mate aantrekkelijker werd ook al kon men zich bij een bedevaart naar
het Heilig Graf maar het best goed bewapenen gezien de ervaringen van
bijvoorbeeld bisschop Gunther van Bamberg die in 1064/1065 met een groep van
7000 pelgrims onderweg naar Jeruzalem in de omgeving van Ramla (tegenwoordig
omgeving Tel Aviv) door moslims werden overvallen.
Een kleine eeuw (1099-1187) zou Jeruzalem
weer een christelijke metropool zijn.
Aan de kerk van het Heilig Graf met de
Rotonde en het Aediculum met daarbinnen de plaats van het H.Graf werden in de
volgende decennia in grote stijl verschillende romaanse bouwdelen toegevoegd:
een uitgebreid koor met koorommegang en straalkapellen voor de viering van de
liturgie van de H.Eucharistie en het Goddelijk Officie, een nieuwe gevel in het
zuiden en de klokkentoren, de Golgotha -, de Helenakapel en de onderaards
gelegen kapel van de Kruisvinding als
belangrijkste elementen.
De historische berichten over de
bouwactiviteiten zijn schaars. Onmiddellijk na de verovering van Jeruzalem door
de kruisvaarders werd een nieuwe patriarch benoemd. De Griekse patriarch was
kort tevoren in ballingschap gestorven, zodat een kandidaat van de Latijnse
ritus zonder complicaties de patriarchale zetel kon overnemen en tot het einde
van de kruisvaarderstijd hier kon resideren. De liturgie in de H. Grafkerk werd
toevertrouwd aan een door Godfried van Bouillon ter plaatse geïnstalleerd
kapittel van 20 kanunniken onder de bevoorrechte naam Canonici Ecclesiæ Gloriossimi Sepulcri Domini Nostri Iesu Christi –
kanunniken van de kerk van het glorierijke Graf van O.H. Jezus Christus - die in
1114 die in Regel van de H.Augustinus aannamen en “regulares”- regulier werden.
Zij verbonden zich aldus tot gehoorzaamheid, armoede en kuisheid en leidden een
gemeenschappelijk leven onder leiding van de patriarch of van zijn
plaatsvervanger, de prior van het kapittel.
Gebonden aan de kerk van het Heilig Graf
zagen zij hun taken in dezelfde lijn als die van andere kanunnikenkapittels,
maar nu in de bijzondere, specifieke omgeving van de H.Grafkerk in Jeruzalem,
de materiële plaats van de Dood en de Verrijzenis van Christus genoten zij het
unieke voorrecht de wacht te houden bij
de meest waardevolle Relieken van de christenheid : het Graf en het Kruis van de Heer. Deze
opdracht, in navolging van de Engel op Paasmorgen, bepaalde dan ook de andere
taken en de spiritualiteit van het kapittel van de H.Grafkerk, voor de
christenen immers centrum van bijzondere geestelijke geloofsbeleving,
uitstraling en aantrekkingskracht.
Voor hun leven in gemeenschap werd
voorzien in een kruisgang en belendende conventsruimten.
Van het kanunnikenkapittel in Jeruzalem
stammen alle kanunniken- en kanunnikessen-kloosters in Zuid-, Midden- en
West-Europa af.
Er is geen contemporaine verhalende bron
bekend van de wijding van het nieuwe gebouw. Slechts uit een fragmentarisch
overgeleverde inscriptie is bekend, dat op 15 juli 1149 een wijding plaatsvond
– precies vijftig jaar na de verovering van Jeruzalem door de kruisvaarders.
De wijdingstekst bevindt zich boven de
Golgothakapel, aan de gevel van de Calvarieberg dus,
en heeft ook qua inhoud op deze kapel
betrekking: “Est locus iste sacer,
sacratus sanguine Christi / Per nostrum sacrare sacro nichil addimus isti. /
Sed domus huic sacro circum superedificata / Est quinta decima Quintilis luce
sacrata / Cum reliquis patribus a Fulcherio patriarcha, / Cuius tunc quartus
Patriarchatus annus; / Septem septies capta
et semel uns ab urbe, / Quæ similis puri fulgebat stamina auri, / Ex
ortu Domini numerabantur novemque / …iudices…” welke vertaald luidt: “Deze
plaats is heilig, geheiligd door het Bloed van Christus, / Door onze wijding
hebben wij niets aan zijn heiligheid toegevoegd. / Maar het huis, dat rondom en
boven deze geheiligde plaats werd gebouwd, / werd op de 15e juli
gewijd. / Met andere aanwezige Vaders / door patriarch Fulcher, / die toen
juist in het vierde jaar van zijn patriarchaat was, / in het vijftigste jaar
sinds de inname van Jeruzalem. / Dat toen als zuiver goud schitterde / vanaf de
Geboorte van de Heer gerekend / elfhonderd en negenenveertig jaar…
Het Kerkwijdingsfeest van de H.Grafbasiliek
stond in de oudste kalendaria van de H.Graforde op de 15e juli
genoteerd “quam solemniter celebramus juxta voluntatem et præceptum D.
Fulcherii, patriarchæ” - dat wij naar wens en voorschrift van Heer Fulcher,
patriarch, plechtig vieren”- samen met de gedachtenis “In liberatione S.
Civitatis Jerus. de manibus Turcorum” – de gedachtenis van de Bevrijding van de
H. Stad Jeruzalem uit handen van de Turken. Hiervan getuigen het Handschrift
Barberini (1160) en het 15e eeuwse Antiphonarium van het
kanunnikenklooster te Sint Odiliënberg.
Over de betekenis van Kerkwijding als
liturgisch ritueel is veel te zeggen, ook over die vroegere Inwijding van de H.
Grafkerk op 13 september 335 bij welke plechtigheid het H.Kruis werd getoond
dat ter verering werd opgeheven en waaraan het feest van Kruisverheffing op 14
september zijn naam dankt.
Katholieke kerken onderscheiden zich door
hun bezieling vanwege de aanwezigheid van Christus Zelf. Die mysterievolle
aanwezigheid maakt de ruimte heilig, vervuld van Christus, vervuld van Gods
liefdevolle `zijn`, vol aandacht voor iedere mens.
Het katholieke kerkgebouw heeft dus een
grote symbolische betekenis: het is het beeld van “Gods woning onder de mensen” (Apoc
21,3) en verwijst naar het ‘mysterie van de tempel’ dat tot stand is gekomen
-
in
het Lichaam van Christus (vgl. Joh
2,21: “Jezus sprak over de tempel van zijn lichaam”),
-
in
de kerkgemeenschap (vgl. 1 Pe 2,5:
“Laat ook u zelf als levende stenen voegen in de bouw van de geestelijke
tempel”) en
-
in
de individuele gelovigen (vgl. 1 Kor 3,16-17: “Weet gij niet, dat gij Gods
tempel zijt en de Geest van God in u woont? Als iemand de tempel van God te
gronde richt, zal God hem te gronde richten. Want de tempel van God is heilig,
en die tempel zijt gij”; 1 Kor 6,19:
“Gij weet het, uw lichaam is een tempel van de heilige Geest, die in u woont,
die gij van God hebt ontvangen” en 2 Kor
6,16: ‘Welnu, de tempel van de levende God, dat zij n wij. God heeft het zelf
gezegd: Ik zal onder hen wonen en met hen
omgaan. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn”.
Zo is dus de hoogste en uiteindelijke woning
onder de mensen de verrezen Christus Zelf (vgl. Joh 2, 18-21); Apoc
21,22) rondom Wie de gemeenschap van de leerlingen, die op haar beurt het
nieuwe huis van de Heer is, zich verzamelt en organiseert (vgl. 1 Pe 2,5 en Ef 2,19-22).
Wanneer wij als kanunnikessen van het
H.Graf de Kerkwijding van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem vieren, bindt ons de
spirituele afstamming van het kapittel dat in 1099 aldaar werd geïnstalleerd om
tot lof van God en tot heil van de mensen de H.Eucharistie en de Getijden te
vieren, maar bindt ons vooral de heiligheid van deze plaats waar Jezus Christus,
als het ware bijna tastbaar, heeft geleden, is gekruisigd, is gestorven, is
begraven en is verrezen. Het zijn de fundamentele mysteries van het katholiek
geloof die onlosmakelijk verbonden zijn met de plaats van de Heilig Grafkerk. “Sepulcrum eius erit gloriosum” – Zijn Graf
zal heerlijk zijn (Jes 11,10) – dood
en verrijzenis komen er immers samen: de dood is door de Dood en de Verrijzenis
definitief overwonnen.*
*Bij het schrijven van dit artikel is gebruik gemaakt van een groot aantal bronnen waarvan het buiten het bestek van deze weblogbijdrage valt die hier allemaal te noemen