zaterdag 9 juli 2022

Reeks “Oratio super munera - Gebed over de gaven” 15e zondag per annum / door het jaar

Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Geef aan Uw gelovigen de genade van een heiliger leven

I n l e i d i n g
“De gaven van de biddende Kerk” zijn allereerst brood en wijn, en hierop heeft de zeer dringende bede: “Zie naar de gaven!” dan ook betrekking. Wanneer voorts wordt gebeden dat God door het genieten van deze gaven de heiligheid van de gelovigen moge verdiepen, dan zijn de gaven ongetwijfeld het Lichaam en Bloed van Christus. Zo schijnt de bede “Zie naar de gaven” reeds te anticiperen op de Consecratie, wanneer de gaven van brood en wijn door de kracht van God Lichaam en Bloed van zijn Zoon Jezus Christus worden.
Als Brood des Levens is de heilige Eucharistie bestemd tot voeding voor onze ziel en bewerkt tegelijk groei van en naar het eeuwige leven. Niets anders betekent dit mysterie dan  “toename in heiligheid” of  “toename van de genade van de verlossing” zoals de priester in het Gebed na de Communie bidt, niets anders dan het ”eeuwig leven”, dat is het delen in het leven van God zelf, de driemaal Heilige.
Christus offert zich aan zijn Vader en de biddende Kerk biedt zijn offer aan – omwille van ons die benauwenis ondergaan (Introitus) en om ons als dwalenden de juiste weg te wijzen (Collectegebed). Wanneer nu het offer op het altaar voltrokken is en wij met heel ons wezen, zowel inwendig als uitwendig, daaraan hebben deelgenomen, dan is het zaad in goede aarde gezaaid en kan het vrucht dragen, dertig-, zestig-, of honderdvoudig (Evangelie Mt, 13, 23).
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Respice, Domine, munera supplicantis Ecclesiæ,
et pro credentium sanctificationis incremento sumenda concede.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, zie naar de gaven van uw Kerk, die tot U bidt.
Geef aan uw gelovigen, die ze als voedsel tot zich nemen, de genade van een heiliger leven.

Werkvertaling
Zie welgevallig neer, Heer, op de gaven van Uw smekende Kerk,
en geef dat deze [gaven] worden genuttigd tot vermeerdering van de heiliging van Uw gelovigen.
L i t u r g i s c h e   a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de oratio super munera van deze zondag vinden we in het ‘Sacramentarium
Pragense’, Codex O. 83,  411, 2, Metropolitaanse Kapttelbiblotheek Praag, vroeger dan 788, met originele tekst uit Regensburg,  waarschijnlijk in opdracht van hertog Tassilo gecodificeerd, vervolgens naar Praag overgebracht. Wordt getypeerd als een gregorianiseerd Gelasianum.
De brontekst is sinds de 8e eeuw in meer dan 50 contemporaine en latere codices verspreid en in gebruik geweest op het Europese vasteland en op het Britse schiereiland.
De versie MR 1962 geeft de brontekst met in plaats van het zinsdeel ” et pro credentium sanctificationis incremento sumenda concede”: “et saluti credentium perpetua sanctificatione sumenda concede”.
Rubriek: Dominica seu hebdomada IVa post (octavam) Pentecosten (IVa post Trinitatem), oratio super oblate seu secreta (Vierde zondag of vierde week na het octaaf van Piinksteren (IVe zondag na Drievuldigheidszondag), gebed over de gaven of secreta.
(E. Moeller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VIII, R-S, Brepols, Turnhout 1996, XXXIX en nr. 5085, Br 979 op p. 61.1810, p. 46).

S t r u c t u u r a n a l y s e  e n  s t i j l f i g u r e n
Het Gebed over de gaven  bestaat uit één enkele hoofdzin, opgebouwd uit twee halfzinnen, verbonden door de coniunctie et. Van beide halfzinnen staat het prædicaat in de imperativusvorm.
Er is sprake van een tweevoudige bede: God wordt gevraagd genadig naar de gaven van de smekende Kerk om te zien en hen die in Hem geloven door het nuttigen van deze gaven te doen groeien in heiligheid. Door het gebruik van het begrip ’supplicantis Ecclesiæ’ wordt de nederigheid van de Kerk tegenover God onderstreept. De Kerk (Ecclesia) is enerzijds in de metafysische dimensie Mystiek Lichaam van Christus en anderzijds in de aardser dimensie de gemeenschap van de gelovigen (credentes), in het hier en nu als in alle tijden en op alle plaatsen (universaliteit).
In zekere zin belijdt de Kerk daarmee dat zij haar doel nog niet heeft bereikt en dat zij verkeert in de behoefte van verdere heiliging, maar ook dat zij er op vertrouwt dat zij in de liturgische aanbidding van God kan komen tot vervulling, in de hoop op verlossing voor de mensheid en de schepping.
Opmerkelijk is dat deze oratie in haar bewoordingen door het  gebruik van een gerundivumconstructie ([munera] sumenda) een beoogd catechetisch effect heeft, te weten: de biddende gelovige wordt duidelijk gemaakt dat hij de Eucharistische Gaven tot zich moet nemen om te groeien in heiligheid. Het is jammer dat juist dit element in de vertaling van het Nederlandse Altaarmissaal niet meer tot zijn recht komt.
Ad 1
Respice, zie neer/om, - prædicaat in de imperativusvorm van het verbum respicere 3., aan de spits van de oratie, zonder, deze keer, het gebruikelijke quæsumus.
Domine, [o] Heer, - anaklese in de vocativusvorm van Dominus.
Munera supplicantis Ecclesiæ, de gaven van de smekende Kerk, - object van het prædicaat respice, bestaande uit de accusativusvorm van het substantivus munus, - eris, n.  nader toegelicht door de congruerende genitivusvormen supplicantis Ecclesiæ: Ecclesiæ een genitivus subiectivus nader verklaard door een bijvoeglijk gebruikt participium praesentis activi van het verbum supplicare
Ad 2
et pro credentium sanctificationis incremento sumenda concede.
Concede, verleen/ geef, - prædicaat in de imperativusvorm van het verbum concedere 3., dat voor zijn object verwijst naar munera in de voorafgaande halfzin, verbonden met de gerundivumvorm sumenda (moetende worden genuttigd) die met het meervoud onzijdig munera congrueert.
In de oratietaal wordt het gerundivum vaak gebruikt bij werkwoorden die een essentiële eucharistisch rituele betekenis hebben, bijvoorbeeld sacrare, consecrare, celebrare, venerari, dicare, immolare, offerre, sumere (handelingen waar het aardse raakt aan het mysterie). Het gebruik van de gerundivumconstructie benadrukt de eenheid van de cultische handeling, die hic et nunc wordt voltrokken. Genoemde constructie in de gebedstaal is typisch Romeins en komt ook voor in oude niet-christelijke gebedsformuleringen. (Vgl. Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp.S., Remarks on the vocabulary of the ancient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966,p. 103).
Pro credentium sanctificationis incremento, voor/ten behoeve van de groei van de gelovigen tot/in heiligheid, - bijwoordelijke bepaling, opgebouwd door de ablativusconstructie pro … incremento, nader bepaald door twee genitivusvormen in ondergeschikte verhouding, te weten: 1e rang : [pro incremento] sanctificationis, van heiligheid, zijnde een genitivus subiectivus en 2e rang: de heiligheid van wie, credentium:van de gelovigen, een  genitivus subiectivus van een zelfstandig gebruikt participium praesentis activi.
Opmerking
Iedere halfzin behelst een participium præsensvorm, te weten supplicantis en credentium. Zoals de Kerk onophoudelijk blijft smeken (moet blijven smeken), zo moeten de priester en de gelovigen door het nuttigen van de Eucharistische gaven blijven groeien in heiligheid.
In de tweede halfzin: repetitio van het tekstelement cre in credentium en incremento.
Mooie antithese in de plaatsing van de prædicaten: respice aan de spits en concede aan het einde van de oratie.
V o c a b u l a r i u m
Respice > respicere, respexi, respectum 3., 1. omkijken 2. omzien naar, kijken naar, zich bekommereen om, acht slaan op 3. terugdenken aan, komt tweemaal (Zondagen XV, XXX) voor in de Gebeden over de gaven. Het wordt vergezeld met het directe object munera. De oratie van vandaag vraagt God goedgunstig en genegen om te zien naar de aangeboden gaven, die de bron van heiligheid zullen zijn voor hen die deze offeren (Vgl. G. A. Nursey, Suscipe Munera Nostra: A Liturgical Theology From The Prayers Over the Gifts For Sundays in Ordinary Time, Washington, D.C. 2011, 185).
Het verbum respicere komt dikwijls voor in de Vulgaat en drukt de liefdevolle en genadige zorg uit van God voor de mensen: “quia respexit humilitatem ancillæ suæ” (Luc 1,48), genadig heeft Hij omgezien naar de nederigheid van zijn dienstmaagd (Magnificat), om maar een voorbeeld te noemen.
Een van de concrete toepassingen van deze term was “de blik van de godheid gunstig te stemmen” over de gaven die geofferd werden. Een welgevallige blik betekende dat de offers waren aanvaard. Deze symboliek is een van de vroegste en meest universele concepten bij het offerritueel.  Gangbaar bij de heidenen, vinden we deze evengoed in de H. Schrift. In de Vulgaatvertaling van de Bijbel wordt van het offer van Abel gezegd: “Respexit Dominus ad Abel et ad munera ejus (Gen 4, 4-5), God zag met welgevallen neer op Abel en op zijn offers. Ook in de oraties super munera komt respicere in deze striktere betekenis met betrekking tot de gaven voor. In de slotzin van deze oraties wordt de aanwezigheid van de “welgevallige blik van God” dikwijls uitgewerkt als een heiligend effect (Vgl. Ellebracht, 89).
Afleidingen in het Nederlands: respect, respectievelijk enz.

Despicere, despexi, despectum, 3, is het tegenovergestelde van respicere. In het 2e Boek Samuel (6, 16) staat de bekende passage over het feestelijk binnenvoeren van de Ark van het Verbond in Jeruzalem: “Toen de Ark van de Heer de stad van David was binnengedragen, zag Michol, de dochter van Saul, [die aan David ten huwelijk was gegeven] koning David springend en dansend voor de Ark uitgaan en zag smalend op hem neer” (despexit eum in corde suo).
Supplicare, nederig, deemoedig smeken. Verwante begrippen zoals supplex (dom. IV Quadrag, Super munera en dom. 28  per annum Collecta), supplicatio (dom. IV Quadr. Super munera, dom. VII Paschæ Collecta en dom. II per annum Collecta) suppliciter (dom. IV Quadrag.  Super munera) werden reeds eerder besproken Het werkwoord supplicare en bovengenoemde connotaties suplicatio, “smeking, deemoedig gebed, plechtig smeekgebed”, het bijwoord suppliciter, en het onzijdige substantief supplicium, “smeekbede, smeekoffer, maar ook doodstraf, straf, lijden, pijn, foltering, samengesteld uit het voorzetsel sup/sub- en –plic… , wijzen plastisch op de houding van een smekeling: in gebogen deemoedige houding, geknield en onderdanig, met een, als het ware “gevouwen” of “geplooid” lichaam waarbij de smekeling dikwijls de knieën van degene tot wij  hij smeekt vast omklemd houdt.
Als ‘vervoegd’ werkwoord komen we het niet tegen in de oraties, hoogstens als variant wanneer een ander verbum voor gebed reeds is genoemd. Dus ‘supplicandi affectum’ is eenvoudig “de wens om te bidden”. In alle andere gevallen komt het verbum voor in de participium præsens-vorm in combinatie met bijvoorbeeld populus, famulus, n0s, familia, of Ecclesia zoals in de oratie van vandaag.
In de 1e strofe van het Attende, Domine (gezang voor de Vastentijd) komen we een zelfstandige gebruikte adiectivum-vorm tegen van het participium præsentis van verbum supplicare: (…) Exaudi, Christe, supplicantum preces, verhoor, Christus, de beden van hen die [tot U] smeken.
Incrementum, -i, n., (increscere) heeft als basisbetekenis wasdom, toeneming, het aangroeien, groei. Dit woord komt zelden voor in de Gebeden over de gaven en wordt dus ook weinig besproken in de commentaren. We hebben het voorbeeld van het Postcommunio-gebed van 27 aug. (MR 1962) waar de genitivusvorm pietatis incrementum vergezelt: “(…) ut semper proficiamus pietatis incrementum”, dat wij steeds meer mogen toenemen in liefde.
C o m m e n t a a r
Wat betekent de H. Mis voor ons?
Vindt u het juiste antwoord dat namelijk in de H. Mis het Kruisoffer van Jezus Christus in de vorm van een maaltijd onder ons tegenwoordig komt? De beide kernwoorden zijn Offer en waarachtige tegenwoordigheid. De grootste gebeurtenis in de geschiedenis van de mensheid vond plaats op Goede Vrijdag, ’s middags rond drie uur, op de Calvarieberg. Christus heeft daar zijn leven geofferd voor het leven van de wereld, tot verlossing van de zonde. Christus is voor ons allen, voor ieder van ons het negende uur van Goede Vrijdag binnen gegaan. Niets is voor ons belangrijker - vanaf het begin tot het einde van de wereld – niets belangrijker dan onze ouders, onze opvoeding, onze vorming, ons beroep. dan het Kruisoffer van Jezus Christus.
En dit Kruisoffer wordt in iedere H. Mis geactualiseerd. Het Kruisoffer van toen wordt binnen het hier en nu getrokken, niet onder een uitwendige vorm van bloedvergieten en smart, maar in zijn kern, in zijn wezen, namelijk in de offerende overgave van Christus aan de Wil van de Vader voor ons.
Nooit heeft Christus ons zo bemind als op Goede Vrijdag aan het kruis. Deze liefde wil zich in iedere H. Mis aan ons geven. Hoe weten wij dit?  Staat dat in de Bijbel? Ja: “Dit is mijn Lichaam, dat voor u gegeven wordt, dit is de kelk van het Nieuwe Verbond in mijn Bloed, dat voor u vergoten wordt. Blijft dit doen om mij te gedenken” (vgl. Lc 22, 19 e.v. en par. pl.). Begrijpen we deze woorden?  In onze omgangstaal verwijst het woord ‘denken aan’  naar iets in het verleden. We moeten het echter begrijpen, zoals Christus het Zelf heeft begrepen. Dan betekent het méér dan alleen eraan denken of gedenken. Het is een religieuze en liturgische handeling waardoor en waarin de gebeurtenis op Calvarië onder ons actueel en opnieuw toegankelijk wordt gemaakt. Brood en wijn, die in de H. Mis tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus worden, zijn werkzame tekenen van de overgave van Jezus Christus in zijn Offer op het kruis. Ion de H. Mis wordt de Calvarië geactualiseerd. Waarachtig tegenwoordig komt de grenzenloze liefde van Jezus Christus voor ons, de liefde tot in de dood.
Deelname aan de H. Mis op zondag, de dag des Heren en eerste dag van de week, de dag waarop de Verrijzenis van Jezus wordt herdacht, getuigt daarom van dankbaarheid. Wanneer we alle subjectieve overwegingen en behoeften terzijde laten moeten we erkennen en misschien wel opnieuw ontdekken wat de H. Mis is. Zij is het in de vorm van een Maaltijd actuele verlossende Kruisoffer van Jezus Christus. Dit is belangrijk voor hen die slechts van een Maaltijd spreken en niet meer van een Offer. De vier Eucharistische Gebeden spreken duidelijk van het Offer van Jezus. 
Wat kunnen wij doen waanneer het ons duidelijk wordt waarvan wij als Christenen eigenlijk leven, namelijk vanuit het Offer van Christus? We moeten eerst ons hart openen, zo wijd als we kunnen, om de liefde van God en zijn vergeving binnen te laten. Wie bemint, wil denken en handelen als de geliefde. Degene die Jezus Christus, degene die de grootsheid van zijn liefdedaad aan het kruis in het H. Misoffer hier en nu geactualiseerd,  erkent, wil met Hem mede offeren. Bij de bereiding van de Eucharistische gaven maken we niet we niet enkel brood en wijn voor het Offer van Christus gereed , we maken ons zelf gereed.  We schenken Hem, onder het symbool van de gaven, ons zelf. In het brood, symbool voor onze arbeid, schenken wij Hem onze arbeid. In de wijn, die – uit druiven geperst – symbool voor ons lijden is, schenken we Christus alle zweet en tranen van de voorbije en komende week. We kunnen niets beters en niets belangrijkers doen dan bij de aanbieding van de gaven onszelf met Christus aan de Vader aan te bieden, en door Hem, zoals deze gaven, worden veranderd, opdat Christus steeds meer in ons leeft.
Kortom: het belangrijkste ins ons leven als Christen is de viering van de H. Mis. Deze erkenning mogen we niet uit de weg gaan. Het is goed ons opnieuw op de waarde van de H. mis te bezinnen met een besluit tot vastberaden terugkeer tot de H.Mis op zondag. Halfslachtigheden ten opzichten van het Kruis van Christus stellen niets voor. Al te veel Christenen hebben de H.Mis uit hun wenscatalogus geschrapt en menen evengoed christelijk te kunnen leven. Niets minder is waar. De belijdenis van de 49 Christenen, die op 12 februari 304 in Carthago ter dood werden veroordeeld, moet ons wakker schudden. 30 Mannen, 18 vrouwen en een priester hadden tegen het uitdrukkelijk verbod van keizer Diocletianus in deelgenomen aan de Eucharistieviering op zondag. Op de vraag van de rechter:  “Waarom zijn jullie, tegen het verbod van de keizer in, samen gekomen?” antwoordden de Christenen: “Omdat de viering van de Dag des Heren niet achterweg mag blijven. Omdat het ons zo is geboden. We kunnen zonder de H. Mis niet leven”.
Inderdaad: zonder het H. Misoffer kan een Christen niet leven.
(Ontleend aan Bischof [kardinaal Dr.] Franz