Christus ontvangt brood en wijn voor de H. Eucharistie
Geef aan Uw
gelovigen de genade van een heiliger leven
I n l e i d i n g
“De
gaven van de biddende Kerk” zijn allereerst brood en wijn, en hierop heeft de
zeer dringende bede: “Zie naar de gaven!” dan ook betrekking. Wanneer voorts
wordt gebeden dat God door het genieten van deze gaven de heiligheid van de
gelovigen moge verdiepen, dan zijn de gaven ongetwijfeld het Lichaam en Bloed
van Christus. Zo schijnt de bede “Zie naar de gaven” reeds te anticiperen op de
Consecratie, wanneer de gaven van brood en wijn door de kracht van God Lichaam
en Bloed van zijn Zoon Jezus Christus worden.
Als
Brood des Levens is de heilige Eucharistie bestemd tot voeding voor onze ziel
en bewerkt tegelijk groei van en naar het eeuwige leven. Niets anders betekent dit
mysterie dan “toename in heiligheid”
of “toename van de genade van de
verlossing” zoals de priester in het Gebed na de Communie bidt, niets anders
dan het ”eeuwig leven”, dat is het delen in het leven van God zelf, de driemaal
Heilige.
Christus offert zich aan zijn Vader en
de biddende Kerk biedt zijn offer aan – omwille van ons die benauwenis
ondergaan (Introitus) en om ons als dwalenden de juiste weg te wijzen (Collectegebed).
Wanneer nu het offer op het altaar voltrokken is en wij met heel ons wezen,
zowel inwendig als uitwendig, daaraan hebben deelgenomen, dan is het zaad in
goede aarde gezaaid en kan het vrucht dragen, dertig-, zestig-, of
honderdvoudig (Evangelie Mt, 13, 23).
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Respice, Domine, munera supplicantis Ecclesiæ,
et pro credentium sanctificationis incremento sumenda concede.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer, zie naar de gaven van
uw Kerk, die tot U bidt.
Geef aan uw gelovigen, die
ze als voedsel tot zich nemen, de genade van een heiliger leven.
Werkvertaling
Zie welgevallig neer, Heer, op de gaven van Uw
smekende Kerk,
en geef dat deze [gaven] worden genuttigd tot
vermeerdering van de heiliging van Uw gelovigen.
L i t u r g i s c h e
a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de oratio super munera van
deze zondag vinden we in het ‘Sacramentarium
Pragense’, Codex O. 83, 411, 2, Metropolitaanse Kapttelbiblotheek
Praag, vroeger dan 788, met originele tekst uit Regensburg, waarschijnlijk in opdracht van hertog Tassilo
gecodificeerd, vervolgens naar Praag overgebracht. Wordt getypeerd als een
gregorianiseerd Gelasianum.
De
brontekst is sinds de 8e eeuw in meer dan 50 contemporaine en latere
codices verspreid en in gebruik geweest op het Europese vasteland en op het
Britse schiereiland.
De versie MR 1962 geeft de brontekst met in
plaats van het zinsdeel ” et pro credentium sanctificationis incremento sumenda
concede”: “et saluti credentium perpetua sanctificatione sumenda concede”.
Rubriek: Dominica seu hebdomada IVa
post (octavam) Pentecosten (IVa post Trinitatem), oratio super
oblate seu secreta (Vierde zondag of vierde week na het octaaf van Piinksteren
(IVe zondag na Drievuldigheidszondag), gebed over de gaven of
secreta.
(E. Moeller, J.M. Clément en
B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VIII, R-S, Brepols, Turnhout 1996,
XXXIX en nr. 5085, Br 979 op p. 61.1810, p. 46).
S t r u c t u u r
a n a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
Het Gebed over de gaven bestaat uit één enkele hoofdzin, opgebouwd
uit twee halfzinnen, verbonden door de coniunctie et. Van beide halfzinnen
staat het prædicaat in de imperativusvorm.
Er is sprake van een tweevoudige bede: God
wordt gevraagd genadig naar de gaven van de smekende Kerk om te zien en hen die
in Hem geloven door het nuttigen van deze gaven te doen groeien in heiligheid.
Door het gebruik van het begrip ’supplicantis Ecclesiæ’ wordt de nederigheid
van de Kerk tegenover God onderstreept. De Kerk (Ecclesia) is enerzijds in de
metafysische dimensie Mystiek Lichaam van Christus en anderzijds in de aardser
dimensie de gemeenschap van de gelovigen (credentes), in het hier en nu als in
alle tijden en op alle plaatsen (universaliteit).
In zekere zin belijdt de Kerk daarmee dat
zij haar doel nog niet heeft bereikt en dat zij verkeert in de behoefte van
verdere heiliging, maar ook dat zij er op vertrouwt dat zij in de liturgische
aanbidding van God kan komen tot vervulling, in de hoop op verlossing voor de
mensheid en de schepping.
Opmerkelijk is dat
deze oratie in haar bewoordingen door het gebruik van een gerundivumconstructie
([munera] sumenda) een beoogd catechetisch effect heeft, te weten: de biddende
gelovige wordt duidelijk gemaakt dat hij de Eucharistische Gaven tot zich moet nemen om te groeien in heiligheid.
Het is jammer dat juist dit element in de vertaling van het Nederlandse
Altaarmissaal niet meer tot zijn recht komt.
Ad
1
Respice,
zie neer/om, - prædicaat in de imperativusvorm van het verbum respicere 3., aan
de spits van de oratie, zonder, deze keer, het gebruikelijke quæsumus.
Domine,
[o] Heer, - anaklese in de vocativusvorm van Dominus.
Munera supplicantis Ecclesiæ, de gaven
van de smekende Kerk, - object van het prædicaat respice, bestaande uit de
accusativusvorm van het substantivus munus, - eris, n. nader toegelicht door de congruerende
genitivusvormen supplicantis Ecclesiæ: Ecclesiæ een genitivus subiectivus nader verklaard
door een bijvoeglijk gebruikt participium praesentis activi van het verbum
supplicare
Ad 2
et pro credentium sanctificationis incremento sumenda concede.
Concede,
verleen/ geef, - prædicaat in de imperativusvorm van het verbum concedere 3.,
dat voor zijn object verwijst naar munera in de voorafgaande halfzin, verbonden
met de gerundivumvorm sumenda (moetende worden genuttigd) die met het meervoud
onzijdig munera congrueert.
In
de oratietaal wordt het gerundivum vaak gebruikt bij werkwoorden die een
essentiële eucharistisch rituele betekenis hebben, bijvoorbeeld sacrare,
consecrare, celebrare, venerari, dicare, immolare, offerre, sumere (handelingen
waar het aardse raakt aan het mysterie). Het gebruik van de gerundivumconstructie
benadrukt de eenheid van de cultische handeling, die hic et nunc wordt
voltrokken. Genoemde constructie in de gebedstaal is typisch Romeins en komt
ook voor in oude niet-christelijke gebedsformuleringen. (Vgl. Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp.S., Remarks on the vocabulary
of the ancient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966,p.
103).
Pro
credentium sanctificationis incremento, voor/ten behoeve van de groei van de
gelovigen tot/in heiligheid, - bijwoordelijke bepaling, opgebouwd door de
ablativusconstructie pro … incremento, nader bepaald door twee genitivusvormen
in ondergeschikte verhouding, te weten: 1e rang : [pro incremento]
sanctificationis, van heiligheid, zijnde een genitivus subiectivus en 2e
rang: de heiligheid van wie, credentium:van de gelovigen, een genitivus subiectivus van een zelfstandig
gebruikt participium praesentis activi.
Opmerking
Iedere
halfzin behelst een participium præsensvorm, te weten supplicantis en
credentium. Zoals de Kerk onophoudelijk blijft smeken (moet blijven smeken), zo moeten de priester en de gelovigen door
het nuttigen van de Eucharistische gaven blijven groeien in heiligheid.
In
de tweede halfzin: repetitio van het tekstelement cre in credentium en
incremento.
Mooie
antithese in de plaatsing van de prædicaten: respice aan de spits en concede
aan het einde van de oratie.
V o c a b u l a r i u m
Respice > respicere, respexi, respectum 3.,
1. omkijken 2. omzien naar, kijken naar, zich bekommereen om, acht slaan op 3.
terugdenken aan, komt tweemaal (Zondagen XV, XXX) voor in de Gebeden over de
gaven. Het wordt vergezeld met het directe object munera. De oratie van vandaag vraagt God goedgunstig en genegen om
te zien naar de aangeboden gaven, die de bron van heiligheid zullen zijn voor
hen die deze offeren (Vgl. G. A. Nursey, Suscipe
Munera Nostra: A Liturgical Theology From The Prayers Over the Gifts For
Sundays in Ordinary Time, Washington, D.C. 2011, 185).
Het
verbum respicere komt dikwijls voor in de Vulgaat
en drukt de liefdevolle en genadige zorg uit van God voor de mensen: “quia
respexit humilitatem ancillæ suæ” (Luc 1,48), genadig heeft Hij omgezien naar
de nederigheid van zijn dienstmaagd (Magnificat), om maar een voorbeeld te
noemen.
Een
van de concrete toepassingen van deze term was “de blik van de godheid gunstig
te stemmen” over de gaven die geofferd werden. Een welgevallige blik betekende
dat de offers waren aanvaard. Deze symboliek is een van de vroegste en meest
universele concepten bij het offerritueel.
Gangbaar bij de heidenen, vinden we deze evengoed in de H. Schrift. In
de Vulgaatvertaling van de Bijbel wordt van het offer van Abel gezegd:
“Respexit Dominus ad Abel et ad munera ejus (Gen 4, 4-5), God zag met
welgevallen neer op Abel en op zijn offers. Ook in de oraties super munera komt
respicere in deze striktere betekenis met betrekking tot de gaven voor. In de
slotzin van deze oraties wordt de aanwezigheid van de “welgevallige blik van
God” dikwijls uitgewerkt als een heiligend effect (Vgl. Ellebracht, 89).
Afleidingen
in het Nederlands: respect, respectievelijk enz.
Despicere,
despexi, despectum, 3, is het tegenovergestelde van respicere. In het 2e
Boek Samuel (6, 16) staat de bekende passage over het feestelijk binnenvoeren
van de Ark van het Verbond in Jeruzalem: “Toen de Ark van de Heer de stad van
David was binnengedragen, zag Michol, de dochter van Saul, [die aan David ten
huwelijk was gegeven] koning David springend en dansend voor de Ark uitgaan en
zag smalend op hem neer” (despexit eum in corde suo).
Supplicare, nederig, deemoedig smeken. Verwante
begrippen zoals supplex (dom. IV Quadrag, Super munera en dom. 28
per annum Collecta), supplicatio (dom. IV
Quadr. Super munera, dom. VII Paschæ Collecta en dom. II per annum Collecta) suppliciter
(dom. IV Quadrag. Super munera) werden reeds
eerder besproken Het werkwoord supplicare en bovengenoemde connotaties
suplicatio, “smeking, deemoedig gebed, plechtig smeekgebed”, het bijwoord
suppliciter, en het onzijdige substantief supplicium, “smeekbede, smeekoffer,
maar ook doodstraf, straf, lijden, pijn, foltering, samengesteld uit het
voorzetsel sup/sub- en –plic… , wijzen plastisch op de houding van een
smekeling: in gebogen deemoedige houding, geknield en onderdanig, met een, als
het ware “gevouwen” of “geplooid” lichaam waarbij de smekeling dikwijls de
knieën van degene tot wij hij smeekt
vast omklemd houdt.
Als
‘vervoegd’ werkwoord komen we het niet tegen in de oraties, hoogstens als
variant wanneer een ander verbum voor gebed reeds is genoemd. Dus ‘supplicandi
affectum’ is eenvoudig “de wens om te bidden”. In alle andere gevallen komt het
verbum voor in de participium præsens-vorm in combinatie met bijvoorbeeld
populus, famulus, n0s, familia, of Ecclesia zoals in de oratie van vandaag.
In de 1e strofe van het
Attende, Domine (gezang voor de Vastentijd) komen we een zelfstandige gebruikte
adiectivum-vorm tegen van het participium præsentis van verbum supplicare: (…)
Exaudi, Christe, supplicantum preces, verhoor, Christus, de beden van hen die
[tot U] smeken.
Incrementum,
-i, n., (increscere) heeft als basisbetekenis wasdom, toeneming, het
aangroeien, groei. Dit woord komt zelden voor in de Gebeden over de gaven en
wordt dus ook weinig besproken in de commentaren. We hebben het voorbeeld van
het Postcommunio-gebed van 27 aug. (MR 1962) waar de genitivusvorm pietatis
incrementum vergezelt: “(…) ut semper proficiamus pietatis incrementum”, dat
wij steeds meer mogen toenemen in liefde.
C o m m e n t a a
r
Wat betekent de H. Mis voor ons?
Vindt u het juiste antwoord dat namelijk in
de H. Mis het Kruisoffer van Jezus Christus in de vorm van een maaltijd onder
ons tegenwoordig komt? De beide kernwoorden zijn Offer en waarachtige
tegenwoordigheid. De grootste gebeurtenis in de geschiedenis van de
mensheid vond plaats op Goede Vrijdag, ’s middags rond drie uur, op de
Calvarieberg. Christus heeft daar zijn leven geofferd voor het leven van de
wereld, tot verlossing van de zonde. Christus is voor ons allen, voor ieder van
ons het negende uur van Goede Vrijdag binnen gegaan. Niets is voor ons
belangrijker - vanaf het begin tot het einde van de wereld – niets belangrijker
dan onze ouders, onze opvoeding, onze vorming, ons beroep. dan het Kruisoffer
van Jezus Christus.
En dit Kruisoffer wordt in iedere H. Mis
geactualiseerd. Het Kruisoffer van toen wordt binnen het hier en nu getrokken,
niet onder een uitwendige vorm van bloedvergieten en smart, maar in zijn kern,
in zijn wezen, namelijk in de offerende overgave van Christus aan de Wil van de
Vader voor ons.
Nooit heeft
Christus ons zo bemind als op Goede Vrijdag aan het kruis. Deze liefde wil zich
in iedere H. Mis aan ons geven. Hoe weten wij dit? Staat dat in de Bijbel? Ja: “Dit is mijn
Lichaam, dat voor u gegeven wordt, dit is de kelk van het Nieuwe Verbond in
mijn Bloed, dat voor u vergoten wordt. Blijft dit doen om mij te gedenken”
(vgl. Lc 22, 19 e.v. en par. pl.). Begrijpen we deze woorden? In onze omgangstaal verwijst het woord
‘denken aan’ naar iets in het verleden.
We moeten het echter begrijpen, zoals Christus het Zelf heeft begrepen. Dan
betekent het méér dan alleen eraan denken of gedenken. Het is een religieuze en
liturgische handeling waardoor en waarin de gebeurtenis op Calvarië onder ons
actueel en opnieuw toegankelijk wordt gemaakt. Brood en wijn, die in de H. Mis
tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus worden, zijn werkzame tekenen van de
overgave van Jezus Christus in zijn Offer op het kruis. Ion de H. Mis wordt de
Calvarië geactualiseerd. Waarachtig tegenwoordig komt de grenzenloze liefde van
Jezus Christus voor ons, de liefde tot in de dood.
Deelname aan de H.
Mis op zondag, de dag des Heren en eerste dag van de week, de dag waarop de
Verrijzenis van Jezus wordt herdacht, getuigt daarom van dankbaarheid. Wanneer
we alle subjectieve overwegingen en behoeften terzijde laten moeten we erkennen
en misschien wel opnieuw ontdekken wat de H. Mis is. Zij is het in de vorm van een Maaltijd actuele verlossende Kruisoffer
van Jezus Christus. Dit is belangrijk voor hen die slechts van een Maaltijd
spreken en niet meer van een Offer. De vier Eucharistische Gebeden spreken
duidelijk van het Offer van Jezus.
Wat kunnen wij doen waanneer het ons
duidelijk wordt waarvan wij als Christenen eigenlijk leven, namelijk vanuit het
Offer van Christus? We moeten eerst ons hart openen, zo wijd als we kunnen, om
de liefde van God en zijn vergeving binnen te laten. Wie bemint, wil denken en
handelen als de geliefde. Degene die Jezus Christus, degene die de grootsheid
van zijn liefdedaad aan het kruis in het H. Misoffer hier en nu
geactualiseerd, erkent, wil met Hem mede
offeren. Bij de bereiding van de Eucharistische gaven maken we niet we niet
enkel brood en wijn voor het Offer van Christus gereed , we maken ons zelf
gereed. We schenken Hem, onder het
symbool van de gaven, ons zelf. In het brood, symbool voor onze arbeid,
schenken wij Hem onze arbeid. In de wijn, die – uit druiven geperst – symbool
voor ons lijden is, schenken we Christus alle zweet en tranen van de voorbije
en komende week. We kunnen niets beters en niets belangrijkers doen dan bij de aanbieding
van de gaven onszelf met Christus aan de Vader aan te bieden, en door Hem,
zoals deze gaven, worden veranderd, opdat Christus steeds meer in ons leeft.
Kortom: het belangrijkste ins ons leven als
Christen is de viering van de H. Mis. Deze erkenning mogen we niet uit de weg
gaan. Het is goed ons opnieuw op de waarde van de H. mis te bezinnen met een
besluit tot vastberaden terugkeer tot de H.Mis op zondag. Halfslachtigheden ten
opzichten van het Kruis van Christus stellen niets voor. Al te veel Christenen
hebben de H.Mis uit hun wenscatalogus geschrapt en menen evengoed christelijk
te kunnen leven. Niets minder is waar. De belijdenis van de 49 Christenen, die
op 12 februari 304 in Carthago ter dood werden veroordeeld, moet ons wakker
schudden. 30 Mannen, 18 vrouwen en een priester hadden tegen het uitdrukkelijk
verbod van keizer Diocletianus in deelgenomen aan de Eucharistieviering op
zondag. Op de vraag van de rechter:
“Waarom zijn jullie, tegen het verbod van de keizer in, samen gekomen?”
antwoordden de Christenen: “Omdat de viering van de Dag des Heren niet
achterweg mag blijven. Omdat het ons zo is geboden. We kunnen zonder de H. Mis
niet leven”.
Inderdaad: zonder
het H. Misoffer kan een Christen niet leven.
(Ontleend aan Bischof
[kardinaal Dr.] Franz