zaterdag 9 juli 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica decima quinta per annum Vijftiende zondag door het jaar Laat in ons de genade van de Verlossing toenemen telkens als wij dit Mysterie vieren.



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Laat in ons de genade van de Verlossing toenemen telkens als wij dit Mysterie vieren.

I n l e i d i n g
Het Mysterie van de H. Eucharistie bewerkt in ons eeuwig heil.
De Kerk heeft de H. Eucharistie ontvangen van Christus, niet als een willekeurige gave, hoe kostbaar ook, maar als zijn meest sublieme gave, want het is zijn zelfgave, de gave van zijn Persoon in zijn heilige mensheid, die voor alle tijden en plaatsen geldt. Als de Kerk de H. Eucharistie viert, de gedachtenis aan de Dood en de Verrijzenis van haar Heer, vindt deze centrale gebeurtenis werkelijk plaats en “wordt het werk van onze verlossing voltrokken” (vgl. Lumen Gentium, 3) Omdat dit Offer zo essentieel is voor de redding van de mensen, heeft Christus ons bij zijn Laatste Avondmaal de gelegenheid gegeven er in te delen, alvorens Hij naar de Vader terugkeerde. Iedere gelovige kan er dus aan deelnemen en er de onuitputtelijke vruchten voor ons heil  (nostræ salutis effectus) van plukken (vgl. Joh.-Paulus II, Enc. Ecclesia de Eucharistia, 17 apr. 2003, 11).

De liturgische teksten benadrukken dikwijls dat God zelf dit heils- of verlossende effect bewerkt. Het Sacrament van de H. Eucharistie werkt vooral –ofschoon niet uitsluitend – door het ontvangen van de H. Communie, waarop de Postcommunio van vandaag doelt (sumptis muneribus). De tekst van de oratie doet denken aan een aansporing van de H. Paus Pius X (1903-1914) tot een veelvuldiger ontvangen van de H. Communie wanneer deze vraagt dat het frequenter ontvangen van de H. Communie in ons de genade, die wij nodig hebben om de zaligheid te verwerven, mag doen toenemen. Opvallend is dat dit gebed minstens tot in de achtste eeuw teruggaat.
God is dichtbij als wij - in de juiste gesteltenis  - Hem verwelkomen in de H. Communie. Hij is werkelijk een God-met-ons, zeker voor ons, christenen, in wie Christus sinds ons Doopsel  leeft. Dit goddelijk leven in ons is echter even teer als sterk. Het verzwakt gemakkelijk bij een onvoorzichtig en al te dicht contact met de zonde. Maar het goddelijk leven kan steeds opnieuw in ons geboren worden én groeien door het dikwijls vieren en het deelnemen aan de H. Eucharistie en het ontvangen van Christus in de H. Communie.

T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970 & 2002
Sumptis muneribus, quæsumus, Domine,
ut, cum frequentatione mysterii,
crescat nostræ salutis effectus.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovncie 1979
Heer, uw gaven hebben wij ontvangen.
Wij bidden U: laat in ons de genade van de verlossing toenemen,
telkens als wij dit mysterie vieren. 
Werkvertaling
Nu wij uw gaven genuttigd hebben, vragen wij U, Heer,
dat door de herhaalde deelneming aan/viering van dit sacramenteel Mysterie,
de werkelijkheid van onze verlossing toeneemt.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De brontekst van de Postcommunio [PC] van deze zondag vinden we in het Sacramentarium Gelasianum Vetus (Vat. Reg. lat. 316) 590, eerste helft achtste eeuw, en in een 45-tal andere codices (A), verspreid over het continent en de Angelsaksische eilanden en daarnaast in een 40-tal manuscripten met kleine tekstvarianten (B).
(E. Mœller, J.M. Clément en B. Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, IX, S-V, Brepols, Turnhout 1996, p. 51-52, nr. 5641).
Rubrieken: PC Vierde zondag van de Advent en PC Tweede zondag na Pinksteren en op andere plaatsen in MR 1962.
T e x t u e l e  a n a l y s e 
1. Sumptis muneribus, quæsumus, Domine,
2. ut, cum frequentatione mysterii,
crescat nostræ salutis effectus.
De oratie is opgebouwd uit één enkele volzin, onder te verdelen in een hoofdzin met het prædicaat “quæsumus” (r. 1), het adres “Domine” en een ablativus absolutus “sumptis muneribus” als incipit, gevolgd door een finale / consecutieve bijzin, ingeleid door het voegwoord ut in de coniunctivusvorm  (crescat) die de eigenlijke bede bevat . Het zinsdeel “cum frequentatione mysterii” , een bijwoordelijke bepaling,  drukt een omstandigheid uit waarvan de toename van de heilseffecten afhankelijk is.
Ad 1
Quæsumus, wij bidden/vragen, vaste gebedsformule, hier in de functie van prædicaat.
Domine, Heer – vocativusvorm van Dominus
Sumptis muneribus, na de gaven te hebben genuttigd – bijwoordelijke bepaling die een omstandigheid uitdrukt, een ablativus absolutus van twee congruerende ablativusvormen.
Ad 2
Ut crescat, op-/zodat moge groeien – finale/doelaanwijzende resp. consecutieve/ gevolgaanduidende bijzin, ingeleid door het voegwoord ut, in de coniunctivusvorm: coniunctivus optativus omdat deze een bede uitdrukt. Crescat, coniunctivus præsentis, 3e persoon enkelvoud van het verbum crescere, crevi, cretum, 3, met betekenissen: 1. groeien 2. wassen 3. toenemen.
Nostræ salutis effectus, het effect, de uitwerking van onze verlossing, - subject bij het prædicaat crescat, samengesteld uit de nominativusvorm effectus (van effectus, -us) vergezeld door de bijvoeglijke bepaling nostræ salutis in twee congruerende genitivusvormen als nadere toelichting van de gevraagde uitwerking , genitivus explicativus.
Cum frequentatione mysterii,  door/met (behulp van)  herhaalde deelneming – bijwoordelijke bepaling gevormd door de ablativusvorm frequentatione (ablativus instrumentalis)  vergezeld door de genitivus explicativus en voorafgegaan door de præpositio cum.
De præpositie cum + albativus bij een zaak is eigen aan laat-, resp. liturgisch Latijn.
In het Middeleeuws Latijn ziet men vaak dat een præpositie wordt gebruikt daar waar in het klassieke Latijn de voorkeur wordt gegeven aan een ablativus. Dit werd in de Middeleeuwen zo gedaan om het lezen van het Latijn te vergemakkelijken. Bij een klassieke ablativus moet je bij het lezen namelijk altijd even nadenken welke præpositie hier in vertaling passend zou kunnen zijn. De præpositie cum wordt in het klassieke Latijn alleen gebruikt in combinatie met een persoon, uitgedrukt door een pronomen personale, door een eigennaam of door een substantivum dat overduidelijk een persoon aanduidt.

S t i j l f i g u r e n
Ablativus absolutus: sumptis muneribus (regel 1)
Gewone congruentieregel: sumptis muneribus (r. 1) en nostræ salutis (r. 2)
Domine aan het eind van regel 1 is een benadrukking van de Heer tot wie wij onze toevlucht nemen. Bij het zingen is dat voelbaar. Met de laatste adem die we aan het eind van de regel hebben, wordt de Heer aangeroepen. Symbolisch; dit zou ieders laatste woord moeten zijn.

G e t u i g e n i s s e n  v a n  d e  V a d e r s
Augustinus van Hippo  (354-430)
“Ik denk aan mijn belofte. Aan u, die gedoopt zijt, beloofde ik immers een preek waarin ik u een uiteenzetting zou geven over het Sacrament van de dis des Heren, Sacrament dat gij hier nu aanschouwt en waaraan gij afgelopen nacht deelachtig zijt gworden. Gij moet wéten wat ge ontvangen hebt, wat gij zúlt ontvangen en wat gij dagelijks móet ontvangen”.
Uit Sermo 227, In die Paschæ IV

“Christus is gestorven; laten wij dood zijn voor de zonde. Christus is verrezen; laten wij leven voor God. Christus ging vanuit deze wereld naar de Vader; dat ons hart niet hier blijve hangen, maar Hem volge. Christus heeft op het kruishout gehangen; laten we onze vleselijke eigenliefde kruisigen. Hij heeft in het graf gelegen; laten wij – met hem begraven - vergeten wat achter ons ligt. Heel de opbouw van onze vrede ligt bij Hem door wiens striemen wij genezen zijn (Jes 53, 5).
Daarom, geliefden, moet de dagelijkse viering van Pasen voor ons een volgehouden bezinning op dit alles zijn. (…) Niet voor niets hebben wij zijn Lichaam en Bloed als onze dagelijkse spijs”.
Uit Sermo Wilmart 9, 1-2

“Het eucharistisch  Brood zal ons dagelijks Brood zijn, dat nodig is voor dit leven. Wanneer we bij Christus zelf gekomen zijn, is het niet langer nodig de H. Eucharistie te ontvangen… De Eucharistie is dus voor ons Brood voor elke dag.Maar dan moeten wij haar ook zó ontvangen, dat wij daardoor niet alleen lichamelijk weer op krachten komen, maar ook geestelijk. Want de kracht die door de Eucharistie  te verstaan wordt gegeven is de eenheid; dat wil zeggen, nadat we in het Lichaam van Christus opgenomen zijn en zijn ledematen geworden zijn, zijn wij wat we ontvangen. Slechts dan zal de Eucharistie werkelijk Brood voor ons zijn. Wat ik u preek, is ook uw dagelijks brood. En de lezingen die gij elke dag in de kerk hoort, zijn ook uw dagelijks brood. En de hymnen die gij hoort en zegt, zijn eveneens dagelijks brood voor u. Al deze dingen zijn noodzakelijk voor onze huidige tocht door het leven. Maar wanneer wij het einddoel bereikt hebben, hoeven we toch niet meer te luisteren naar een boek, dat voorgelezen wordt? Wij zullen het Woord zelf zien, en horen, en eten, en drinken…de Waarheid zelf.”
Sermo 57,  7, 7.

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Zelfs voor beginnende studenten in het Latijn is de woordenschat van deze oratie goed te overzien. Niettemin kunnen we nog eens kijken naar enkele woorden met behulp van onze onmisbare reeks woordenboeken, die we al zo vaak hebben genoemd dat we het nu niet doen!.

Frequentatio, onis, vr.
heeft betekenissen als  frequentie, frequent gebruik, frequente samenkomst. Als stijlfiguur in de retorica is het een beknopte recapitulatie van reeds apart aangevoerde argumenten, een samenvatting of résumé. 
Dit zelfstandig naamwoord komt van het verbum ‘frequentare” dat betekent “dikwijls doen/maken, dikwijls bezoeken, een rituele viering voltrekken, een liturgisch feest vieren of bijwonen in grote getale.
Dit werkwoord heeft sinds het oud-Latijn van de Numidische schrijver, filosoof en redenaar L. Apuleius Madaurensis ca. 123/125-ca. 170/180) (noordwestelijk van Algerije) zijn iteratieve betekenis praktisch verloren. Zijn schelmenroman De Gouden Ezel is de enige Latijnse roman die in zijn geheel de tijd heeft kunnen trotseren, grote invloed als dit werk had op de Westerse literatuur.
In het Latijn van de Romeinse heidense religie en in het Christelijk Latijn had het begrip “frequentatio” een cultische betekenis. De H. Augustinus was bijvoorbeeld dol op dit begrip, dat men frequent vindt in zijn grote werk “De Civitate Dei”, en daar, toegepast op individuele personen, “vieren, in acht nemen, in stand houden”, betekent.
In de grammatica beschrijft een “frequentatief werkwoord” een herhaalde handeling, door bijvoorbeeld aan de uitgang – are van de 1e conjugatie der verba “–it” in te lassen: palpare (betasten, strelen, aaien) naast palpitare (trekken van de oogleden, kloppen van het hart, spartelen), cogere (3) en cogitare, latere en latitare, enz. In het Nederlands kennen we hinken/hinkelen, schudden/schuddelen, trommen/trommelen, kruimen/kruimelen, enz.

Effectus, - us m. –
De Postcommunio van de Zevende zondag door het jaar vraagt, zoals we bij de bespreking ervan eerder zagen, “ut salutis capiamus effectum” om de uitwerking van onze verlossing te kunnen grijpen, maar daar vanuit het perspectief van het reeds ontvangen sacramentele onderpand, dat Christus Zelf is.
Effectus betekent een handeling, bewerking, maar met het oog op het resultaat van een handeling betekent het: resultaat, uitwerking, effect, strekking, doel. Het verwante verbum efficere, effeci, effectus 3, heeft betekenissen als voortbrengen, veroorzaken, bewerken, maken, tot stand brengen. Afleidingen in het Nederlands: effect, effectief en ook efficiënt (ontleend aan efficientis, genitief van het participium præsens efficiens).
Lette men er op dat de vorm effectus kan zijn: 1. het substantivum met bovengenoemde betekenissen en 2. effectus, -a, - um, het participium perfecti passivi van efficere met betekenis bewerkt [zijnde] enz. 
Herinner u tenslotte dat de begrippen “mysteria” en “sacramenta”  onderling frequent uitwisselbaar zijn. 
T o e l i c h t i n g
In de H. Eucharistie ligt heel het geestelijk goed van de Kerk vervat.  Dat geestelijk goed van de Kerk is Christus zelf, ons Paaslam en het levend Brood dat het door zijn Vlees, in de Heilige Geest tot leven gewekt en zelf tot leven wekkende leven, aan de mensen schenkt.
In de liturgie worden wij uitgenodigd en ertoe gebracht, om in het H. Misoffer het Lam Gods, goddelijke Offergave bij uitstek, aan God de Vader op te dragen, en daarmee verenigd het offer van ons eigen leven, onszelf, onze arbeid en al het geschapene samen met Hem. Daardoor worden de banden van liefde met de andere aanwezige gelovigen en met hen die op weg zijn naar Christus versterkt en verdiept. Deze liefde moet oprecht, dienend en werkzaam zijn en leiden tot de vrijheid waartoe Christus ons heeft bevrijd. Evenzo worden wij uitgenodigd zó aan de Eucharistieviering deel te nemen, dat wij daarin ook komen tot een oprecht gebed en tot een steeds volmaaktere geest van gebed gedurende heel ons leven, van lof en dank voor alles in de Naam van onze Heer Jezus Christus, jegens onze God en Vader. Het is het antwoord op de gave van Hem die door zijn mensheid voortdurend het goddelijk leven doet uitstromen naar de ledematen van zijn Lichaam, de Kerk (vgl. Decr. over het ambt en het leven van de priesters, 2e Vaticaans Concilie, 7 dec. 1965, nr. 5).
We hebben het begrip “frequentare mysteria”  in de Oratio super munera van de Tweede zondag door het jaar gezien en het mooie alliteratieve “frequentata mysteria” in the Postcommunio van de Eerste zondag van de Advent. De betekenis “een liturgisch feest vieren” in het kader van de goddelijke erdienst, de H. Eucharistie, vinden we bijvoorbeeld verwoord in de Postcommunio van de Nachtmis van Kerstmis (MR 1970): “(…) ut, qui Nativitatem Redemptoris nostri frequentare gaudeumus”, dat wij die de Geboorte van onze Verlosser met vreugde vieren.
“Frequentatio” is een complex begrip en betekent in de liturgische context “frequent bijwonen of deelnemen/vieren”; het begrip heeft bovendien de lading van “viering waaraan talrijke personen deelnemen met dezelfde intentie”.   
Wanneer je het begrip “frequentatio” in het perspectief van de retorica beschouwt en stelt dat de viering van de H. Mis de bron en het hoogtepunt van ons christelijk leven is, betekent dit dat het ontvangen van de H. Communie in de context van de H. Mis werkelijk de volheid is van wat de Kerk benoemt als “volledige, bewuste en active deelname” aan de H. Liturgie  (die is “bron en hoogtepunt”). Is het moment van de H. Communie, zoals beschreven in deze oratie, niet in zekere zin de samenvatting van onze hele christelijke identiteit en leven? Het is het Woord van alle eeuwigheid, dat onder ons kwam wonen om ons te verlossen van onze zonden, om ons aan onszelf meer duidelijk te maken en inzicht te geven in onze zeer hoge roeping (vgl. Gaudium et Spes, 22).
Van alle Sacramenten die Christus ons gaf is het Allerheiligste Sacrament (nomen est omen!) het enige dat actueel is wat het betekent: Christus werkelijk en waarachtig aanwezig. Christus, die het Woord is van alle eeuwigheid gesproken door de Vader, is de “frequentatio” die op het einde der tijden alles aan zijn macht zal onderwerpen en het al aan de Vader zal onderwerpen  opdat God alles in allen zal zijn (vgl. 1 Kor 15, 28). Christus is onze frequentatio.   
De terminologie “frequentatio mysterii is evocatief en roept bij ons beelden op van de zichtbare en onzichtbare dimensies van de H. Mis, het Eucharistisch Offer (mysterium). In de kerken hier op aarde waar de H. Mis wordt gevierd zijn veel mensen samen gekomen. Idealiter zou de kerk  vol moeten stromen (frequentatio) met overtuigde katholieken, goed voorbereid en in de juiste gesteldheid om optimaal deel te nemen aan de H. Eucharistie door het ontvangen van de H. Communie. Ze komen hier dikwijls (frequentatio), elke zondag en dikwijls ook op weekdagen.
Stel u nu de onzichtbare participanten aan deze H. Mis voor: myriaden heilige Engelen en andere leden van de Kerk, die reeds zijn overleden en voor ons uit zijn gegaan. Dit is een glimp van de hemel op voorhand, iedere keer als wij de H. Eucharistie vieren!