Eerste lezing: 1 Kon. 19,16b.19-21
In die dagen zei de Heer tot Elia:
“Gij moet Elisa, de zoon van Safat, zalven
tot uw opvolger als profeet.”
Elia vertrok en trof Elisa, de zoon van Safat,
terwijl die aan het ploegen was.
Twaalf koppels ossen gingen voor hem uit;
hijzelf bevond zich bij het twaalfde.
Toen Elia langs kwam, wierp hij Elisa zijn mantel toe.
Elisa liet de ossen in de steek, liep Elia achterna en zei:
“Laat mij eerst afscheid nemen van mijn vader en mijn moeder;
dan zal ik u volgen.”
Hij antwoordde hem:
“Ga maar weer terug; heb ik je soms tot iets verplicht?”
Hierop ging Elisa naar de ossen terug, slachtte er twee,
kookte het vlees op het hout van de jukken
en gaf het aan het werkvolk te eten.
Daarna vertrok hij, volgde Elia en werd zijn dienaar.
Tweede lezing: Gal. 5, 1. 13-18
Broeders en zusters,
voor de vrijheid heeft Christus ons gemaakt.
Houdt dus stand
en laat u niet weer het slavenjuk opleggen.
Gij werdt geroepen om vrije mensen te zijn.
Misbruikt echter de vrijheid niet als voorwendsel voor de zelfzucht;
dient elkaar in liefde.
Want de hele wet is vervat in dit éne gebod:
“Bemin uw naaste als uzelf.”
Maar als ge elkaar blijft bijten en klauwen,
vrees ik dat ge elkaar op den duur zult verslinden.
Ik bedoel dit:
leeft naar de Geest,
dan zult ge niet uitvoeren wat de zelfzucht dicteert.
Wat de zelfzucht wil, strijdt met de Geest,
en omgekeerd,
het verlangen van de Geest komt in botsing met het egoïsme.
Die twee liggen met elkaar overhoop,
zodat ge niet kunt doen wat ge zoudt willen doen.
Maar als ge u door de Geest laat leiden,
staat ge niet onder de wet.
Evangelie: Lc. 9, 51-62
Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling naderden,
aanvaardde Jezus vastberaden de reis naar Jeruzalem
en zond boden voor zich uit.
Deze kwamen op hun tocht in een Samaritaans dorp
om er zijn verblijf voor te bereiden.
Maar de Samaritanen ontvingen Hem niet,
omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was.
Toen de leerlingen Jakobus en Johannes dit gewaar werden,
vroegen ze:
“Heer, wilt Gij dat wij vuur van de hemel afroepen
om hen te verdelgen?”
Maar Hij keerde zich om en wees hen op strenge toon terecht.
Daarop vertrokken zij naar een ander dorp.
Terwijl zij onderweg waren, zei iemand tot Hem:
“Ik zal u volgen, waar Gij ook heen gaat.”
Jezus sprak tot hem:
“De vossen hebben holen en de vogels hun nesten,
maar de Mensenzoon
heeft niets waar Hij zijn hoofd op kan laten rusten.”
Tot een ander sprak Hij:
“Volg Mij.”
Deze vroeg:
“Heer,
laat mij eerst teruggaan om mijn vader te begraven.”
Jezus zei tot hem:
“Laat de doden hun doden begraven;
maar gij,
ga heen en verkondig het Rijk Gods.”
Weer een ander zeide:
“Ik zal U volgen, Heer,
maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.”
Tot hem sprak Jezus:
“Wie de hand aan de ploeg slaat,
maar omziet naar wat achter hem ligt,
is ongeschikt voor het Rijk Gods.”
Woord van de Heer.
Wij danken God.