zondag 12 juni 2022

Zondag na Pinksteren: Feest van de H. Drieëenheid en het “Quicumque”

Zondag na Pinksteren:
Feest van de H. Drieëenheid en het “Quicumque”

Op het Pinksterfeest hebben wij de volledige openbaring van de Allerheiligste  Drieëenheid ontvangen. Terecht vieren wij daarom deze zondag een feest om deze openbaring te eren; niet alsof wij voornamelijk deze dag God in zijn Drieëenheid zouden aanbidden – want de lof van Vader, Zoon en Geest is de eerste taak van ieder christelijk gebed -, maar opdat wij God zouden danken dat Hij ons in zijn goedheid dit meest wezenlijke mysterie van zijn Wezen wilde doen kennen.
Heel het jaar door richt de Kerk haar eredienst tot de Vader, door de Zoon, in de eenheid van de Heilige Geest. Maar vandaag verzoekt zij ons, uitdrukkelijk ons geloof te belijden in de Allerheiligste Drievuldigheid, en Haar onze hulde en aanbidding te brengen, opdat de geestelijke rijkdom van deze verheven waarheid steeds dieper in ons mag doordringen:
Drie Personen in één Godheid; dit is de God die de Heer ons verkondigd heeft. Niet tot de God van de wijsgeren leert Hij ons bidden, tot de onbewogen Albeweger (immotus in se permanens) of de onveroorzaakte Oorzaak of het Wezen dat bestaat uit Zichzelf. Wij buigen de knieën voor de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Want de biddende christen nadert niet tot God in menselijke wijsheid, maar hem is gegeven God te aanbidden in het onpeilbare mysterie van zijn Drieëenheid, een niet door mensen uit te spreken rijkdom en eeuwigheid van almacht, waarheid en liefde. “O altitudo divitiarum et sapientiæ et scientiæ Dei!” (Rom 11,33) – O onpeilbare rijkdom van de wijsheid en wetenschap Gods! roept de apostel Paulus uit.
En de glans van deze Drieëne God, welke zich weerspiegelt in de Kerk van de verloste mensen is de afstraling van juist dit trinitaire, binnengoddelijke leven, dat op mystieke wijze wordt herhaald telkens wanneer een mens herboren wordt in het Heilig Doopsel, ontzagwekkend mysterie van de Vader, de Zoon en de H.Geest dat de Engelen huiverend als uit één mond dag aan dag aanbidden in het Sanctus, Sanctus, Sanctus.
Dwaalleraren hebben de Kerk gedwongen dit onzegbare geheim uit te drukken in mensenwoorden. En dit was goed, omdat juist in dit centrale punt van de heilsprediking het zuivere geloof niet door onzekerheid of twijfel mocht worden aangetast. Maar ook voor deze fundamentele en allesbeheersende waarheid van de christelijke leer geldt dat de theoloog die alle bespiegelingen en conciliebesluiten bestudeert niet wijzer en vromer is dan de niet-geleerde die door de woorden van het kruisteken zijn geloof in de Goddelijke Drieëenheid belijdt. Kunnen de theologen dit geloofsgeheim niet doordringen, wij allen kunnen zoals de H. Hilarius van Poitiers schreef: “door een eenvoudig geloof vinden wat we moeten doen: de Vader te aanbidden en tegelijk met Hem de Zoon eren, en vol te zijn van de H. Geest”.
Het “Quicumque” dat op de zondag van de H. Drieëenheid op diverse plaatsen wordt gebeden, - in het Latijn Symbolum Athanasianum - de  Geloofsbelijdenis van Athanasius, is zo’n voorbeeld van de formulering van de christelijk geloofsleer.
Traditioneel toegeschreven aan de H. Athanasius (295-373), aartsbisschop van Alexandrië, was deze belijdenis bedoeld om het arianisme te bestrijden, zoals ook Athanasius dat deed. Maar de meeste geschiedkundigen zijn het er tegenwoordig over eens dat Athanasius niet de auteur kan zijn, omdat de tekst oorspronkelijk in het Latijn is geschreven en niet in het Grieks. Haar theologie is sterk verwant aan die in de geschriften van westerse theologen, in het bijzonder die van Ambrosius van Milaan. Er worden meerdere auteurs genoemd, er zijn echter sterke aanwijzingen voor de H. Vincentius van Lérins [+ ca. 445]. In de Provence en Noord-Spanje  werd het ”Quicumque” het eerst en het breedst verspreid.
Het “Quicumque” is het beginwoord van een liturgisch recitatief bestaande uit 40 uitspraken over de H. Drieëenheid (1-26) en de Incarnatie (27-40), in de tekst zelf “fides catholica” genoemd. Het origineel, in het Latijn gesteld, is prachtig proza met opmerkelijke cadenzen en clausulae (poëtisch rtime), waardoor het gemakkelijk in het gehoor lag. Het was  niet bedoeld om door het volk te worden gebeden maar om van buiten geleerd te worden door de clerus om de katholieke leer ‘in a nutshell’  bij de hand te hebben tegen onjuiste opvattingen.
In de liturgie van de westerse Kerk werd deze belijdenis vanaf de Middeleeuwen dagelijks of alleen op zondag gereciteerd bij de Priem, in 1955 werd het reciteren op voorstel van Bugnini beperkt tot Drievuldigheidszondag. Met het afschaffen van de Priem verdween ook het “Quicumque” uit het goddelijk officie, terwijl de liturgische commissie het als een element beschouwde dat behouden moest worden. In de postconciliaire edities van Liturgia Horarum is het “Quicumque” niet meer opgenomen, ook niet facultatief voor Drievuldigheidszondag.
Geen enkele vertaling evenaart de grote zeggingskracht van de Latijnse tekst.
Voor de volledige tekst van het Quicumque vult..  (Latijn en  Nederlands) zie deze link op Wikipedia.

(Geput uit Liturgisch Woordenboek, 1968; Romeins Missaal 1961 en Groot Gebedenboek 1950)