memoria
Introductio
In insula Cypro natus, inter
primos fideles Ierusalem est annumeratus, Antiochiæ Evangelium prædicavit et,
apostolo Paulo adhærens, in primo itinere eum comitatus est. Concilio
Hierosolymitano interfuit. In patriam reversus, Evangelium diffudit, ibique
mortuus est.
Lectio altera
Ex
Tractátibus sancti Chromátii epíscopi in Evangélium Matthæi
(Tract. 5, 1. 3-4: CCL 9, 405-407)
Inleiding
Barnabas,
geboren op het eiland Cyprus, behoorde tot de eerste gelovigen van de kerk van
Jeruzalem. Hij verkondigde het evangelie te Antiochië, sloot zich bij de
apostel Paulus aan en vergezelde hem op zijn eerste reis. Ook was hij op het
Concilie van Jeruzalem aanwezig. In zijn vaderland teruggekeerd, verbreidde hij
er het evangelie, totdat hij door de dood werd weggeroepen.
Tweede lezing
Uit de verhandelingen van de heilige
Chromatius, bisschop van Aquileia († 407), over het evangelie van Matteüs
(Tract. 5, 1. 3-4: CCL 9, 405-407)
Gij
zijt het licht der wereld
‘Gij
zijt het licht der wereld. Een stad kan niet verborgen blijven als ze boven op
een berg ligt. Men steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat
te zetten, maar men plaatst ze op een standaard, zodat ze licht geeft voor
allen die in huis zijn’ (Mt. 5, 14-15). Het zout der aarde, zo heeft de
Heer zijn leerlingen genoemd, omdat ze het hart van de mensen dat door de demon
smakeloos was gemaakt, met hemelse wijsheid hebben gekruid. Nu noemt Hij hen
ook ‘het licht der wereld’ omdat zij verlicht door Hem die het ware en eeuwige
licht is, op hun beurt een licht in de duisternis geworden zijn.
Omdat
Hijzelf ‘de zon van de gerechtigheid’ (Mal. 3, 20) is, noemt Hij met
recht zijn leerlingen ‘het licht der wereld’. Want zij zijn als schitterende
stralen waarmee Hij het licht van zijn kennis over de hele wereld verspreidt.
Zij hebben immers uit het hart van de mensen de duisternis van de dwaling
verdreven door hun het licht van de waarheid te tonen.
Door
hen zijn ook wij verlicht; van duisternis zijn wij licht geworden, zoals Paulus
zegt: ‘Eens waart gij duisternis, nu zijt gij licht door uw gemeenschap met de
Heer. Leeft dan ook als kinderen van het licht’ (Ef. 5, 8). Elders
schrijft hij: ‘Gij behoort niet aan nacht en duisternis, maar gij zijt kinderen
van het licht, kinderen van de dag’ (vgl. 1 Tess. 5, 5).
Terecht
heeft ook Johannes in zijn brief getuigd: ‘God is licht’ (1 Joh. 1, 5)
en wie in God blijft, is in het licht zoals Hijzelf in het licht is. Tot onze
vreugde zijn wij uit de duisternis van de dwaling bevrijd en dus moeten wij als
kinderen van het licht altijd wandelen in het licht. Daarom zegt de Apostel:
‘Gij schittert onder hen als sterren in de ruimte; gij houdt vast aan het woord
des levens’ (vgl. Fil. 2, 15-16).
Maar
als wij dit niet doen, zal het duidelijk zijn dat wij dit onmisbare licht tot
schade van onszelf en van anderen door ons geloof als met een sluier verbergen
en verduisteren. Wij weten uit de Schrift hoe de man die een talent ontvangen
had om er de hemel mee te verdienen en die het beter vond dit geld te
verstoppen dan het bij de bankiers te beleggen, zijn verdiende straf gekregen
heeft.
Daarom
moet die stralende lamp, die voor ons heil aangestoken is, altijd in ons
stralen. Wij bezitten de lamp van de hemelse geboden en van de geestelijke
genade, waarover David zegt: ‘Uw woord is een lamp voor mijn voeten, het is een
licht op mijn pad’ (Ps. 119 (118), 105). En Salomo: ‘Een lamp is het
voorschrift van de wet’ (Spr. 6, 23).
Daarom
mogen wij die lamp van de wet en van het geloof niet verbergen. Voor de redding
van velen moet zij in de kerk altijd als op een standaard staan. Dan kan het
licht der waarheid ook voor ons een genoegen zijn en stralen over allen die
geloven.