In de jaren 1885-1887 zijn in Oeganda vele christenen door koning Mwanga uit geloofshaat gedood; sommigen van hen hadden een functie aan het hof of behoorden tot het gevolg van de koning. De bekendsten zijn Carolus Lwanga en zijn 21 gezellen die onverschrokken trouw bleven aan het katholieke geloof en met het zwaard werden gedood of levend verbrand, omdat zij niet wilden toegeven aan de oneerbare verlangens van de koning.
Uit de toespraak van paus Paulus VI († 1978) bij de heiligverklaring van de Oegandese martelaren
De roem van de martelaren is het bewijs van hun wedergeboorte.
Deze Afrikaanse martelaren, Carolus Lwanga en zijn gezellen, voegen aan het martelaarsboek, het boek van de overwinnaars, een bladzijde toe met gebeurtenissen die tegelijk tragisch en heerlijk zijn, een bladzijde die zeker geschikt is om te worden gevoegd bij die prachtige verhalen uit het oude Afrika. Wij, die in deze tijd leven, maar kleingelovige mensen zijn, hebben niet kunnen vermoeden dat die een evenwaardig vervolg zouden krijgen.
Wie had ooit kunnen vermoeden dat - om een voorbeeld te noemen - die ontroerende verhalen over de martelaren van Scilli, van Carthago, van de Massa Candida in Utica, door Augustinus en Prudentius vermeld, en die van de martelaren in Egypte, over wie we een uitvoerige lofrede vinden bij Johannes Chrysostomus, en van de martelaren uit de vervolgingstijd van de Vandalen, in onze tijd gevolgd zouden worden door nieuwe verhalen waarin niet minder heldhaftige en niet minder schitterende daden worden beschreven?
Wie heeft kunnen voorzien dat wij aan beroemde heilige martelaren en belijders uit de geschiedenis van Afrika, zoals Cyprianus, Felicitas en Perpetua en de grote Augustinus, nog mannen zouden toevoegen als Carolus Lwanga en Mattias Mulumba Kalemba - namen die ons dierbaar zijn - en hun twintig metgezellen? En wij willen ook die anderen vermelden die behoren tot de Anglicaanse belijdenis en eveneens om Christus’ naam de dood hebben ondergaan.
Deze Afrikaanse martelaren luiden werkelijk een nieuwe periode in. En laat de geest zich nu niet richten op vervolgingen en godsdiensttwisten, maar op een wedergeboorte in christelijk en maatschappelijk opzicht.
Afrika is gedrenkt door het bloed van deze martelaren, de eersten uit deze nieuwe tijd en met Gods wil ook de laatsten, want hun brandoffer was groot en kostbaar. Dit Afrika wordt nu herboren als een vrij en onafhankelijk continent.
Het martelaarschap van deze mensen is ontzettend maar ook betekenisvol. Het verschaft een afdoende en een duidelijke basis voor de morele vorming van een nieuw volk. Het versterkt nieuwe geestelijke tradities die aan het nageslacht moeten worden doorgegeven. Dit symboliseert en bevordert ook een zekere ontwikkeling. Van een eenvoudige en primitieve levenswijze, waarin voortreffelijke menselijke waarden zeker niet ontbraken, maar die ontsierd en verzwakt werd door het juk van de slavernij en als het ware in haar eigen kring gevangen zat, dient men over te gaan naar een burgerlijke beschaving, die hogere waarden toekent aan de menselijke geest en streeft naar betere sociale verhoudingen.