dinsdag 21 juni 2022

22 juni - HH. John Fisher, bisschop, en Thomas More, martelaren


John Fisher werd in 1469 geboren. Na zijn theologische studies te Cambridge werd hij priester gewijd. Als bisschop van Rochester leidde hij een verstorven leven en toonde zich een goede herder die zijn kudde dikwijls bezocht. Hij schreef verschillende werken tegen de dwalingen van zijn tijd.

Thomas More werd in 1477 geboren en deed zijn studies te Oxford. Uit zijn huwelijk werden drie dochters en een zoon geboren. Hij bekleedde de post van kanselier aan het koninklijk hof. Bekend zijn zijn geschriften die betrekking hebben op het staatsbestuur en op de verdediging van het katholieke geloof. Omdat zij zich tegen Hendrik VIII verzet hadden inzake de ontbinding van zijn huwelijk, werden beiden op last van de koning onthoofd: John Fisher op 22 juni 1535, Thomas More op 6 juli daaropvolgend. Tijdens zijn verblijf in de gevangenis werd John Fisher door paus Paulus III tot kardinaal verheven.

Uit een brief van de heilige Thomas More († 1535) aan zijn dochter Margareta

Ik geef mij vol vertrouwen volkomen aan God over.

Ik (Thomas More) weet heel goed, Margareta, dat ik een heel zondig mens ben. Daarom ben ik me bewust dat ik verdien dat God mij in de steek laat. Toch moet ik op zijn barmhartige goedheid vertrouwen. Zijn genade heeft mij tot nu toe kracht gegeven en mij in mijn hart doen aanvaarden dat ik mijn goederen, mijn landerijen en zelfs mijn leven zou verliezen, liever dan tegen mijn geweten de eed af te leggen. Ook heeft Hij de koning ten opzichte van mij zo goedgunstig gestemd dat deze mij tot nu toe slechts mijn vrijheid heeft ontnomen. Hiermee heeft zijne majesteit mij met Gods hulp zo’n grote gunst bewezen - vanwege het geestelijk nut dat ik hopelijk hieruit kan trekken - dat ik onder alle grote weldaden die hij mij zo veelvuldig bewezen heeft, mijn gevangenschap waarlijk als de voornaamste beschouw. Daarom zeg ik dat ik wel op de genade van God moet vertrouwen: Hij zal ervoor zorgen dat de koning mij voortdurend goedgezind blijft, zodat hij mij geen leed zal berokkenen. Als het God echter behaagt dat ik voor mijn andere zonden zal boeten in deze rechtszaak, die mij nu volkomen ten onrechte waarschijnlijk te wachten staat, dan zal zijn genade mij de kracht geven om deze geduldig en misschien zelfs met enige blijdschap te aanvaarden.
Gods grote goedheid zal hieraan de verdiensten van Jezus’ bitter lijden toevoegen, dat voor mij alles wat ikzelf kan lijden, in waarde ver overtreft. Dit alles zal Hij laten dienen tot verlichting van mijn straf in het vagevuur en ook tot vermeerdering van het loon in de hemel.
Ik wil wel degelijk op God vertrouwen, Margaret, ook al voel ik me zwak. Ja, zelfs al zou ik mij zo bevreesd voelen dat de angst mij ook nog zou doen wankelen, toch zal ik mij dan herinneren hoe de heilige Petrus, door zijn kleingelovigheid, bij een windstoot begon te zinken. Dan zal ik net zoals hij een beroep op Christus doen en Hem om hulp smeken. En dan vertrouw ik erop dat Hij mij zijn heilige hand zal toesteken en mij in de woelige zee van de verdrinkingsdood zal redden.
Zelfs als Hij toelaat dat ik de rol van de heilige Petrus verder speel en volledig ten val kom, de eed afleg en de Heer verloochen - waarvoor de Heer mij liefdevol behoede en, als het mocht gebeuren, mij daarmee slechts verlies laat lijden en geen enkele winst laat maken - , toch vertrouw ik er daarna op dat Hij, net als bij de heilige Petrus, vol goedheid zijn liefdevolle en bedroefde blik op mij zal richten en mij weer overeind zal helpen. Dan zal ik opnieuw de waarheid belijden, die mijn geweten mij voorschrijft, en hier de schande en het kwaad van mijn eigen misstap op mij nemen.
Tenslotte, Margaret, ben ik er heel zeker van dat God mij zonder mijn schuld niet verloren zal laten gaan. Daarom geef ik mij vol vertrouwen volkomen aan Hem over. En als Hij toelaat dat ik om mijn zonden verloren ga, zal dit toch nog dienen als een verheerlijking van zijn rechtvaardigheid. Maar geloof mij, Margaret, ik vertrouw erop dat zijn liefdevol medelijden mijn arme ziel in veiligheid zal brengen en dat Hij zal zorgen dat ik zijn barmhartigheid kan prijzen.
Daarom, mijn lieve dochter, maak je niet ongerust om alles wat in deze wereld ooit met mij zal gebeuren. Er kan niets gebeuren tenzij dat wat God wil. En ik ben er vast van overtuigd dat dit, wat het ook moge zijn, ook al lijkt het nog zo erg, in feite het beste zal zijn.

God, in het martelaarschap van de heilige Thomas More en John Fisher hebt Gij hun geloof tot vervulling gebracht. Verleen genadig dat hun voorspraak onze kracht zij, dat wij het geloof niet slechts belijden, maar bevestigen met ons leven.