27 juni Gedachtenis van de H. Cyrillus van Alexandrië, bisschop en kerkleraar
Een geloofsverdediger voor onze tijd…
Geboren
in 370 leidde hij een monastiek leven;
priester gewijd, sloot hij zich aan bij zijn oom die bisschop was van
Alexandrië en volgde hem in 412 op deze bisschopszetel op. De leerstellingen
van Nestorius bestreed hij krachtig en op het Concilie van Ephese speelde hij
de voornaamste rol. Vele geleerde werken schreef hij om het katholiek geloof
uit te leggen en te verdedigen. Hij stierf in 444.
Lezing
uit Liturgia Horarum / Getijdengebed
Uit de
Brieven van de heilige bisschop Cyrillus van Alexandrië
(Epist. 1: PG
77, 14-18.27-30)
Verdediger
van het goddelijk moederschap van de Maagd Maria
Ik verwonder
mij er over dat er in toenemende mate mensen zijn die geheel en al duidelijk er
aan twijfelen of de heilige Maagd Moeder van God genoemd moet worden. Als
immers onze Heer Jezus Christus God is, waarom kan an niet de heilige Maagd,
die Hem het leven gaf, Moeder van God genoemd worden? Dit geloof hebben de
heilige leerlingen ons overgeleverd, ofschoon zij van die uitspraak juist geen
melding maken. Tot het houden van deze geloofsregel zijn wij door de heilige
vaders onderricht. Inderdaad noemt onze vader Athanasius – roemvolle
gedachtenis – in het boek dat hij over de heilige en één in wezen bestaande
Drieëenheid heeft geschreven, in de derde oratio, de heilige Maagd terloops
Moeder van God.
Ik echter voel
me genoopt die woorden van hem juist op deze plaats te gebruiken die met
betrekking tot deze regel aldus luiden: “En dus is het doel en het karakter van
de heilige Schrift - zoals wij al
dikwijls in herinnering hebben gebracht – van die aard, dat zij van onze
Zaligmaker Christus elk van beide eigenschappen verkondigt: Geloof dat hij God
is, en dat Hij nooit anders bestaan heeft dan zó, namelijk dat hij het Woord
van de Vader is, en van dezelfde heerlijkheid en wijsheid; en anderzijds dat
dezelfde ook – na in deze laatste tijden een lichaam te hebben aangenomen uit
de Moeder Gods en Maagd Maria – omwille van ons heil Mens is geworden”.
En even
verderop opnieuw: “Er hebben vele heiligen geleefd en wel door geen enkele
zonde aangetast; ook Jeremias immers is vanaf de moederschoot geheiligd en
Johannes sprong, toen hij het levenslicht nog niet had aanschouwd, vol
blijdschap op na de stem van de Moeder Gods Maria te hebben gehoord”. Deze man nu [Athanasius] is volkomen bekwaam
en bovenmate waard om rustig geloofd te worden, iemand die men veilig kan volgen als iemand die niets zou verkondigen
wat aan de goddelijke geschriften vreemd zou zijn.
En de door God
Zelf geïnspireerde Schrift bevestigt dat het Woord van God Vlees is geworden,
dit is, dat de met rede begaafde ziel met het vlees is verenigd. Het Woord van
God nam dus het zaad van Abraham, en Zichzelf een lichaam uit een vrouw
bereidend, is het vlees en bloed deelachtig geworden, zodanig dat hij niet alleen
God is, maar vanwege deze vereniging moet worden aangenomen dat Hij als mens
ook aan ons gelijk is geworden.
Op grond van
deze twee wezenskenmerken, de goddelijkheid zonder twijfel en de mensheid,
blijft de Emmanuel Zichzelf met zekerheid gelijk. Eén toch is de Heer Jezus
Christus, de waarachtige Ene en Zoon van nature, die tegelijkertijd God én Mens
is; niet als een vergoddelijkte mens, gelijk aan hen die door middel van de
genade de goddelijke natuur deelachtig worden, maar een waarachtige God, die omwille van ons heil in de
gestalte van een mens is verschenen, zoals Paulus ook met deze woorden getuigt:
“Toen”, zegt hij, “de volheid der tijden gekomen was, zond God zijn Zoon,
geboren uit een vrouw, geboren onder de Wet, om hen die onder de Wet stonden vrij
te kopen, opdat wij het zoonschap zouden verkrijgen (Gal 4, 4-5).