woensdag 15 juni 2022

Liturgia Horarum Sacramentsdag Sint Thomas van Aquino



Uit de werken van de H. Thomas van Aquino, priester

O kostbare en verrukkelijke maaltijd!

Toen de Eniggeboren Zoon Gods ons deelachtig wilde maken aan zijn Godheid, nam Hij onze natuur aan, opdat Hij, Mens geworden, ons mensen tot goden zou maken.

En bovendien heeft Hij datgene, wat Hij van onze natuur aannam, geheel tot ons heil doen dienen. Want zijn Lichaam droeg Hij op het altaar van het kruis op aan God, zijn Vader, als slachtoffer tot onze verzoening. Zijn Bloed vergoot Hij als losprijs en tegelijk als reinigingsbad, opdat wij, vrijgekocht van een ellendige slavernij, van al onze zonden zouden gereinigd worden.

Maar om te bewerken, dat er van zulk een grote weldaad bij ons altijd een herinnering zou achterblijven, liet Hij de gelovigen zijn Lichaam achter als spijs, onder de gedaante van brood, en zijn Bloed als drank onder de gedaante van wijn.

O kostbare en verrukkelijke maaltijd, heilbrengend en vol heerlijkheid! Want wat kan er kostbaarder zijn dan deze maaltijd; waarin ons niet, als onder de oude Wet, het vlees van kalveren en bokken te eten wordt voorgezet, maar Christus zelf, waarachtig God? Wat is er meer te bewonderen dan dit sacrament?

Geen sacrament ook is heilzamer dat dit, waarin wij gezuiverd worden van onze zonden, waar de deugden worden vermeerderd en de geest wordt gevoed met een overvloed van allerlei geestelijke gaven.

Het wordt in de Kerk opgedragen voor levenden en doden, opdat allen er nut uit zouden trekken, omdat het ook tot nut van allen werd ingesteld.

De heerlijkheid van dit sacrament tenslotte kan door niemand ten volle worden uitgedrukt, waar de geestelijke heerlijkheid in haar bron wordt genoten; en hier wordt de herinnering gevierd aan die uiterste liefde, die Christus ons in zijn lijden heeft getoond.

Om dan ook de onmetelijkheid van die liefde inniger in de harten van de gelovigen te prenten, heeft Hij bij het Laatste Avondmaal, toen Hij na de viering van het Paasmaal vanuit deze wereld naar de Vader zou gaan, dit Sacrament ingesteld als een blijvende gedachtenis aan zijn Lijden, als de vervulling van de oude voorafbeeldingen, als het grootste van de wonderen, door Hem verricht, en liet Hij deze na als een uitzonderlijke troost voor hen, die bedroefd over zijn afwezigheid achterbleven.

(Opusculum 57, In festo Corporis Christi, lect. 1-4)