Liturgia Horarum / Getijdengebed:
Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi (Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)
Isti martyres viderunt quod prædicaverunt
Istum nobis diem beatissimórum apostolórum Petri et Pauli pássio consecrávit. Non de obscúris alíquibus martýribus lóquimur. In omnem terram éxiit sonus eórum, et in fines orbis terræ verba eórum. Isti mártyres vidérunt quod prædicavérunt, secúti æquitátem, confiténdo veritátem, moriéndo pro veritáte.
Beátus Petrus, primus Apostolórum, véhemens Christi amátor, qui méruit audíre: Et ego dico tibi quia tu es Petrus. Díxerat enim ipse: Tu es Christus Fílius Dei vivi. Christus illi: Et ego dico tibi quia tu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam. Super hanc petram ædificábo fidem, quam confitéris. Super hoc quod dixísti: Tu es Christus Fílius Dei vivi, ædificábo Ecclésiam meam. Tu enim Petrus. A petra Petrus, non a Petro petra. Sic a petra Petrus, quómodo a Christo christiánus.
Dóminus Iesus discípulos suos ante passiónem suam, sicut nostis, elégit, quos Apóstolos appellávit. Inter hos pæne ubíque solus Petrus totíus Ecclésiæ méruit gestáre persónam. Propter ipsam persónam, quam totíus Ecclésiæ solus gestábat, audíre méruit: Tibi dabo claves regni cælórum. Has enim claves non homo unus, sed únitas accépit Ecclésiæ. Hinc ergo Petri excelléntia prædicátur, quia ipsíus universitátis et unitátis Ecclésiæ figúram gessit, quando ei dictum est: Tibi trado, quod ómnibus tráditum est. Nam ut novéritis Ecclésiam accepísse claves regni cælórum, audíte in álio loco quid Dóminus dicat ómnibus Apóstolis suis: Accípite Spíritum sanctum. Et contínuo: Si cui dimiséritis peccáta, dimitténtur ei; si cuius tenuéritis, tenebúntur.
Mérito étiam post resurrectiónem Dóminus ipsi Petro oves suas commendávit pascéndas. Non enim inter discípulos solus méruit páscere domínicas oves; sed quando Christus ad unum lóquitur, únitas commendátur; et Petro prímitus, quia in Apóstolis Petrus est primus. Noli tristis esse, Apóstole; respónde semel, respónde íterum, respónde tértio. Ter vincat in amóre conféssio, quia ter victa est in timóre præsúmptio. Solvéndum est ter, quod ligáveras ter. Solve per amórem, quod ligáveras per timórem. Et tamen Dóminus semel et íterum et tértio oves suas commendávit Petro.
Unus dies passiónis duóbus apóstolis. Sed et illi duo unum erant; quamquam divérsis diébus pateréntur, unum erant. Præcéssit Petrus, secútus est Paulus. Celebrámus diem festum apostolórum nobis sánguine consecrátum. Amémus fidem, vitam, labóres, passiónes, confessiónes, prædicatiónes.
Lectio altera
Ex Sermónibus sancti Augustíni epíscopi (Sermo 295, 1-2. 4. 7-8: PL 38, 1348-1352)
Isti martyres viderunt quod prædicaverunt
Istum nobis diem beatissimórum apostolórum Petri et Pauli pássio consecrávit. Non de obscúris alíquibus martýribus lóquimur. In omnem terram éxiit sonus eórum, et in fines orbis terræ verba eórum. Isti mártyres vidérunt quod prædicavérunt, secúti æquitátem, confiténdo veritátem, moriéndo pro veritáte.
Beátus Petrus, primus Apostolórum, véhemens Christi amátor, qui méruit audíre: Et ego dico tibi quia tu es Petrus. Díxerat enim ipse: Tu es Christus Fílius Dei vivi. Christus illi: Et ego dico tibi quia tu es Petrus, et super hanc petram ædificábo Ecclésiam meam. Super hanc petram ædificábo fidem, quam confitéris. Super hoc quod dixísti: Tu es Christus Fílius Dei vivi, ædificábo Ecclésiam meam. Tu enim Petrus. A petra Petrus, non a Petro petra. Sic a petra Petrus, quómodo a Christo christiánus.
Dóminus Iesus discípulos suos ante passiónem suam, sicut nostis, elégit, quos Apóstolos appellávit. Inter hos pæne ubíque solus Petrus totíus Ecclésiæ méruit gestáre persónam. Propter ipsam persónam, quam totíus Ecclésiæ solus gestábat, audíre méruit: Tibi dabo claves regni cælórum. Has enim claves non homo unus, sed únitas accépit Ecclésiæ. Hinc ergo Petri excelléntia prædicátur, quia ipsíus universitátis et unitátis Ecclésiæ figúram gessit, quando ei dictum est: Tibi trado, quod ómnibus tráditum est. Nam ut novéritis Ecclésiam accepísse claves regni cælórum, audíte in álio loco quid Dóminus dicat ómnibus Apóstolis suis: Accípite Spíritum sanctum. Et contínuo: Si cui dimiséritis peccáta, dimitténtur ei; si cuius tenuéritis, tenebúntur.
Mérito étiam post resurrectiónem Dóminus ipsi Petro oves suas commendávit pascéndas. Non enim inter discípulos solus méruit páscere domínicas oves; sed quando Christus ad unum lóquitur, únitas commendátur; et Petro prímitus, quia in Apóstolis Petrus est primus. Noli tristis esse, Apóstole; respónde semel, respónde íterum, respónde tértio. Ter vincat in amóre conféssio, quia ter victa est in timóre præsúmptio. Solvéndum est ter, quod ligáveras ter. Solve per amórem, quod ligáveras per timórem. Et tamen Dóminus semel et íterum et tértio oves suas commendávit Petro.
Unus dies passiónis duóbus apóstolis. Sed et illi duo unum erant; quamquam divérsis diébus pateréntur, unum erant. Præcéssit Petrus, secútus est Paulus. Celebrámus diem festum apostolórum nobis sánguine consecrátum. Amémus fidem, vitam, labóres, passiónes, confessiónes, prædicatiónes.
Uit de Preken van de H. Augustinus, bisschop
Die martelaren hebben gezien, wat zij
predikten
Deze dag is geheiligd door het lijden van de
allerzaligste apostelen Petrus en Paulus. We spreken hier niet over enkele
onbekende martelaren. Over heel de aarde
galmen hun klanken, en tot aan de grenzen der wereld hun tonen. Die
martelaren hebben gezien, wat zij predikten, namelijk de gerechtigheid, door de
waarheid te leren en voor de waarheid te sterven.
De zalige Petrus was de eerste der Apostelen, een
vurig minnaar van Christus, die verdiende de woorden te horen: En Ik zeg U: Gij zijt Petrus. Hij had
zelf immers gezegd: Gij zijt de Christus,
de Zoon van de levende God. En Christus tot hem: En Ik zeg u: Gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik
mijn Kerk bouwen. Op deze steenrots zal Ik het geloof bouwen, dat gij
belijdt. Op dat, wat gij gezegd hebt: Gij
zijt de Christus, de Zoon van de levende God, zal Ik mijn Kerk bouwen. Gij
toch zijt een Petrus. Een Petrus door
de rots, niet een rots door petra. Zo
is van rots (petra) het woord Petrus afgeleid, zoals het woord
‘christen’ van Christus.
De Heer Jezus heeft vóór zijn Lijden, zoals u weet,
zijn leerlingen gekozen, die Hij ‘Apostelen’ noemde. Onder hen was het bijna
overal alleen Petrus, die heel de Kerk in zijn persoon vertegenwoordigde. Om
die persoonlijkheid, die hij van heel de Kerk in zich droeg, verdiende hij te
horen: U zal Ik de sleutels geven van het
Rijk der hemelen. Want die sleutels ontving niet een enkele persoon, maar
de eenheid van de Kerk. Vandaar dus wordt de uitnemendheid van Petrus
aangekondigd, omdat hij in zijn figuur de algemeenheid en de eenheid van de
Kerk voorstelt, wanneer tot hem gezegd wordt: Ik geef u, wat aan allen tezamen gegeven werd. Want om te weten,
dat de Kerk de sleutels des hemels heeft ontvangen, moet u letten op wat de
Heer op een andere plaats tot al zijn Apostelen zegt: Ontvangt de Heilige Geest. En daarbij aansluitend: Aan wie gij hun zonden vergeeft, zijn die
vergeven; aan wie gij hun zonden houdt, zijn die gehouden.
Terecht ook heeft de Heer na zijn Verrijzenis aan
Petrus zelf opgedragen zijn schapen te weiden. Want onder de leerlingen
verdiende hij niet alleen de kudde van de Heer te weiden; maar wanneer Christus
tot één persoon spreekt, wordt de éénheid gesymboliseerd; en zo spreekt Hij tot
Petrus het eerst, omdat Petrus de eerste is onder de Apostelen. Wees niet
bedroefd, Apostel; antwoord éénmaal, antwoord opnieuw, antwoord voor de derde
maal. Moge uw belijdenis in liefde, tot driemaal toe, overwinnen, omdat de
overmoed in vrees u driemaal heeft overwonnen. Driémaal moet ontslagen worden,
wat gij driemaal hebt gebonden. Maak vrij de liefde, welke gij gebonden had door
de vrees. En de Heer heeft éénmaal en weer opnieuw en voor de derde maal zijn
schapen aan Petrus toevertrouwd.
Nu is één dag van het lijden voor twéé Apostelen.
Maar ook die twee waren één. Hoewel ze op verschillende dagen hebben geleden,
waren ze toch één. Petrus ging vóór, Paulus volgde. Laten wij deze feestdag
vieren, die voor ons door het bloed van de Apostelen is gewijd. Laten wij
beminnend hun geloof bewonderen, hun leven, hun arbeid, hun lijden, hun
belijdenis, hun prediking.