Christus ontvangt brood en
wijn voor de H. Eucharistie
Moge
de Heilige Geest ons de volle waarheid ontsluiten
I n l e i d i n g
Het
gebed over de gaven van Pinksteren smeekt de H. Geest ons te verlichten om het
offer van Christus, steeds opnieuw geactualiseerd in de H. Mis, beter te
begrijpen. In het Evangelie legt Christus zelf ons de betekenis van de komst
van de H. Geest uit:
“Nog
veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet verdragen. Wanneer Hij
echter komt, de Geest der waarheid, zal Hij u tot de volle waarheid brengen;
Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de
komende dingen aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal
verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. Ik zei dat Hij aan u zal
verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft, omdat al wat de Vader heeft het
mijne is” (Joh. 16, 12-15).
Vandaag
met Pinksteren spreken alle gebedsteksten, van de H. Mis maar ook van de
getijden over de werking van de H. Geest niet alleen in de Kerk, het mystiek
Lichaam van Christus, maar ook in ieder van ons afzonderlijk. In de Latijnse
tekst van de oratio super munera van vandaag valt direct het gebruik van het woord
“arcanum” ( vertaald: “geheim”, in dit geval “heilig geheim”) op. “Mysterium
Fidei”- dit is het geheim van het Geloof- zegt de priester in de H. Mis na de
consecratie – het gebed waarin de instelling van H. Eucharistie wordt herdacht èn tegenwoordig gesteld. Rationeel is dat
niet te bevatten, maar ook de moderne mens ontkomt er niet aan zich af en toe
af te vragen , of “er niet meer tussen hemel en aarde is dan een mens kan
bevatten”- “There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt
of in your philosophy”, schrijft Shakespeare in Hamlet.
Het
Geheim van het Geloof vieren we iedere keer opnieuw in de H. Mis. De Heilige Geest helpt ons dat beter te begrijpen – niet om het te
doorgronden want daarvoor is het geheim, te groot en te diep. Er zijn zaken van
het verstand, van cognitieve geloofskennis en geheugen, maar er zijn ook zaken
van het hart en van de ziel die wij ons niet eigen kunnen maken, maar waaraan wij af en toe kunnen raken – die aanrakingen zijn niet ons ongestoord bezit
maar worden ons gegeven als genadegave van de Heilige Geest – soms even!
T e k s t
Missale Romanum – 1970
Præsta, quæsumus, Domine,
ut, secundum
promissionem Filii tui,
Spiritus Sanctus huius nobis sacrificii copiosius
revelet arcanum,
et
omnem propitius reseret veritatem.
Altaarmissaal
Nederlandse Kerkprovincie – 1979
Heer,
wij bidden U,
dat
de belofte van uw Zoon vervuld mag worden :
Laat
de Heilige Geest ons het geheim van dit Offer beter doen kennen
en
ons de volle waarheid ontsluiten.
Werkvertaling
Geef, vragen
wij [U], Heer,
dat
overeenkomstig / volgens de belofte van uw Zoon,
de Heilige
Geest ons het geheim van dit Offer overvloediger onthult/ontsluiert,
en [ons] genadiger de volle waarheid ontsluit.
L i t u r g i s c h e a n t e c e d e n t e n
De tekst
van deze oratio is een nieuwe compositie voor het Romeinse Missaaal 1970, op
onderdelen refererend aan het Sacramentarium Bergomense, Bibl. di S. Alessandro
in Colonna, de Bergamo, XIe eeuw.
(Zie: E. Moeller, J.M. Clément en B.
Coppieters ’t Wallant, Corpus Orationum, VII, P-Q, Brepols, Turnhout 1995, p. XI
(Sources).
S t r u c t u u r a
n a l y s e e n s t i j l f i g u r e n
De
oratio super munera is samengesteld uit één enkele zin, opgebouwd uit een
openingszin, - met adres, prædicaat in de imperativusvorm, afgezwakt door de
losse werkwoordsvorm quæsumus – gevolgd door een finale/doelaanwijzende resp.
consecutieve/gevolghebbende bijzin in de
coniunctivusvorm, afhankelijk van het voegwoord ut, welke bijzin in twee
zelfstandige delen uiteenvalt die
verbonden zijn door de coniunctie et. De bijzin ut wordt onderbroken door een
tussenzin met een bijwoordelijk karakter, die informatie geeft over de
hoedanigheid van hetgeen aangeduid wordt door de prædicaten revelet en reseret,
die inhoudelijk aan elkaar verwant zijn (hoe wordt geopenbaard, hoe wordt
ontsloten).
De
vrij krachteloze vertaling uit het Altaarmissaal roept als het ware om een
werkvertaling die nauw verbonden blijft met hetgeen er staat in het Latijn.
Ad 1
1. Præsta, quæsumus, Domine,
2a. ut, 3. secundum promissionem Filii tui,
Spiritus Sanctus huius nobis sacrificii copiosius
revelet arcanum,
2b.
et omnem propitius reseret veritatem.
Præsta,
quæsumus, Domine, verleen/schenk, vragen wij [U], Heer, openingszin van de
oratie met de imperativusvorm præsta van præstare als prædicaat, die zich richt
tot de Heer, Domine, anaklese in de vocativusvorm. Zoals dikwijls het geval is
worden imperativusvormen aan de spits van de oratie, zoals ook hier, gemilderd
door de losse werkwoordsvorm quæsumus, vragen/bidden wij [U].
Ad 2a
ut, […] Spiritus … arcanum.
Finale/consecutieve
bijzin met het prædicaat revelet (3e pers. enkelv. præsentis activi
van het verbum revelare in de coniunctivusvorm afhankelijk van het voegwoord ut
(coniunctivus optativus).
Spiritus
Sanctus, de Heilige Geest – subject van het revelet in twee congruerende
nominativusvormen met klank-/eindrijm op –us en alliteratie van de beginletter
s.
Arcanum
huius sacrificii, het geheim van dit Offer – object van het prædicaat revelet,
bestaande uit de accusativusvorm arcanum (van het substantivum arcanum, -i n.)
vergezeld van twee congruerende genitivusvormen huius [nobis] sacrificium die
de accusativusvorm arcanum nader toelichten (genitivus explicativus). De bij
elkaar horende genitivi huius en sacrificii zijn uiteengeplaatst:
de stijlfiguur hyperbaton.
Nobis,
voor ons – bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm van het pronomen personale
nos: dativus commodi (van voordeel).
Copiosius,
overvloediger – bijwoordelijke bepaling bij het prædicaat revelet; copiosius is
de vergrotende trap (comparativus) neutrum van de adiectivumvorm copiosus adverbiaal gebruikt. De comparativusvorm kan verklaard
worden vanuit de gedachte dat de H. Geest op grond van de belofte van de Zoon
voor ons het verborgen geheim van dit Eucharistische Offer in meer
heilsdimensies mag ontsluieren dan zonder de belofte het geval zou zijn
geweest.
Ad 2b
2ab. ut, […] 2b. et omnem propitius reseret veritatem.
Het
tweede deel van de ut-bijzin, is door het nevenschikkende et en het prædicaat
reseret (3e pers. enkelv. præsentis activi in de coniunctivusvorm
van het verbum openen, ontgrendelen, onthullen, eveneens van het voegwoord ut
afhankelijk en is synoniem met revelet (r. 2a). Revelet en reseret bevatten
alliteratie van begin- en eindletters en klankrijm op e.
Subject
van het prædicaat reseret is Sanctus Spiritus van r. 2a.
Object
van het prædicaat: omnem veritatem in twee congruerende accusativusvormen in
een tweede hyperbaton uiteengeplaatst.
De
dativus commodi nobis kan ook bij het prædicaat reseret in gedachte worden
aangevuld.
Propitius: prædicatieve bepaling bij het verbum reseret. Propitius
(van pro en peto): genegen, genadig, gunstig. Hier in de
comparativus en in het neutrum zoals de praedicatieve bepaling dat vraagt.
Copiosius
en propitius bevatten eindrijm op –iu en
alliteratie van de eindletter –s.
V o c a b u l a r i u m
Arcanus,
-a, -um, adiect., gesloten, vergrendeld, en vandaar stil, stilzwijgend en in
uitgebreide zin: geheimzinnig, geheim, vooral van godsdienstige plechtigheden
(ex. arcana sacra, geheime plechtigheden, d.i. slechts voor ingewijden toegankelijk).
Arcanum, -i, (meestal in de pluralis): geheimenis, geheim.
‘Arcanum
divinæ sapientiæ’, het geheim van de goddelijke wijsheid - zijn de beginwoorden
van de encycliek over het christelijk huwelijk die paus Leo XIII op 10.2.1880
uitvaardigde.
In contrast met iets dat
geheim is, mysterieus vergrendeld en verborgen, bevat de oratie het verbum resero.
Hier zou verwarring kunnen ontstaan. In onze woordenboeken vinden we resero, resevi van de 3e conjugatie dat betekent
opnieuw zaaien, - planten, - poten en ook resero,
-avi, -atum van de 1e conjugatie met betekenissen als 1.
ontgrendelen, openen 2. openbaren, onthullen. Met dit laatste verbum hebben we
vandaag te doen. Tijdens de Heilige Mis en de actualisering van het Offer van
Christus opent God voor ons iets dat lang geleden door onze zonden werd
dichtgeslagen en vergrendeld: de deur van de hemel.
Revelare,
-avi, -atum, 1,: 1. blootleggen, onthullen (letterl.: het velum, de sluier
verwijderen), 2. openbaren, mededelen 3. pass.: aan het licht komen. Enkele
voorbeelden uit de liturgie: secreta
cælestia revelare, hemelse geheimen openbaren; qui investigabiles divitias (cf Ef 3, 8) Cordis tui beatæ Margaritæ Mariæ virgini mirabiliter revelasti, die
de onnaspeurlijke rijkdommen van Uw Hart
aan de heilige Margaretha Maria, maagd, hebt geopenbaard (collectegebd 17
okt.); en uit het Sacramentarium Leonianum 1281, waar gesproken wordt over Sint
Jan, Evangelist: qui ab Unigenito tuo sic
familiariter est dilectus et immensæ gratiæ revelationibus inspiratus, ut omnem
transgrediens creaturam excelsa mente conspiceret et evangelica voce proferret,
quia “In principio erat Verbum…” die door Uw Eniggeboren Zoon zo
vertrouwelijk werd bemind en geïnspireerd door openbaringen van niet te meten
genade, zodat hij heel de schepping overstijgend schouwde met zijn tot God
verheven geest en met de stem van zijn evangelie verkondigde: “In het begin was
het Woord..
Velum, -i,
etymologisch verwijzend naar het verbum veho, betekent: hetgeen
zich beweegt, en heeft aldus volgende betekenissen: 1. zeil, meestal pluralis: vela dare in altum
(Livius), uitzeilen, de zee opzeilen; velis remisque: met alle macht (met
zeilen en roeiriemen); pandere vela orationis, de loop van de redevoering
volgen 2. Het zeil meer als bedekking: voorhang, gordijn, hulsel, doek, voile,
sluier (bij vrouwelijke religieuzen heet de ritus van de oplegging van de
sluier of sluiername: velatio (Augustinus).
Tot de paramenten nodig voor het H. Misoffer behoort
het kelkvelum, dat de kelk met toebehoren op credenstafel bedekt. Het
schoudervelum wordt gebruikt bij de zegen met het allerheiligste Sacrament.
Verwante substantiva: velamen, inis,: kleed,
bedekking, omhulsel, gewaad; velamentum, -i,: deksel, bedeksel , omhulsel.
G e t u i g e n i s
v a n d e V a d e r s
H.
Cyrillus van Jeruzalem:
De
nadering van de Heilige Geest is rustig en zacht, aangenaam en geurig is het
Hem te gevoelen; zijn juk is zeer licht. Schitterende stralen van licht en
kennis gaan aan zijn komst vooraf. Hij komt met het hart van de waarlijk echte
voogd. Want Hij komt om te redden, te genezen, te onderrichten, te vermanen, te
versterken, te troosten en de geest te verlichten, op de eerste plaats van hem,
door wie Hij wordt aanvaard, daarna ook van anderen door hem.
En
zoals hij, die eerst in duisternis verkeerde, maar, toen daarna plotseling de
zon zichtbaar werd, met het oog van zijn lichaam het licht opvangt en dan, wat
hij eerst niet zag, hu helder waarneemt, zo ook wordt hij die de gave van de
Heilige Geest waardig wordt gekeurd, in zijn ziel verlicht, en ziet dan boven
het menselijke verheven wat hij eerst niet kende.”
(Cat. 16, De Spiritu Sancto 1,16: PG 33, 939-942)
H. Basilius de Grote:
“Zoals heldere en doorzichtige voorwerpen,
als zij worden bestraald, zelf bovenmate schitterend worden en nog een glans
naar buiten uitstralen, zo worden ook de zielen, die de Geest in zich dragen en
door de Geest verlicht worden elf geestelijk en brengen de genade over op
anderen.
Vandaar de kennis van toekomstige dingen,
het inzicht in mysteries, het begrijpen van het verborgene, de verscheidenheid
in gaven, hemelse gesprekken en de reidans met de engelen. Vandaar ook een
nooit eindigende vreugde, vandaar de volharding in de liefde Gods, vandaar de
gelijkenis met God en het meest verhevene dat men verlangen kan, vandaar dat
gij wordt als god”.
(Ex Tractatu De
Spiritu Sancto, 9, 23: PG 32, 110)
H. Hilarius, bisschop.
Wat
nu de taak is van de Geest in ons, kunnen wij vernemen in de woorden van de
Heer zelf. Hij zegt immers: Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het nu
niet verdragen. Want het is goed voor u, dat Ik heenga; als Ik ga, zal Ik de
Helper tot u zenden.
En
elders: Ik zal de Vader bidden en Hij
zal u een andere Helper geven, om voor altijd bij u te blijven, de Geest der
waarheid. Hij zal u tot de volle waarheid brengen: want Hij zal niet uit
Zichzelf spreken, maar spreken al wat Hij hoort en u de komende dingen
aankondigen. Hij zal Mij verheerlijken, omdat Hij van het Mijne in ontvangst
zal nemen.
Dit
is op verschillende plaatsen in de Schrift gezegd om ons te doen begrijpen.
Daarin ligt de wil van de Gever en de betekenis en de aard van het geschenk
uitgedrukt. En omdat onze zwakheid noch de Vader noch de Zoon kan omvatten, zal
de gave van de Heilige Geest, door een soort band van middelaarschap, ons
geloof verlichten.
(Ex Tractatu De Trinitate, Lib. 2, 1. 35: PL 10, 73-75)
H. Augustinus
Begin van Sermo 229A, gehouden te Hippo
410-412, op Paaszondag.
Na de woorddienst en de wegzending van
de niet-gedoopte aanwezigen richt de bisschop zich voornamelijk tot de
pasgedoopte christenen, die nu de gehele Mis zullen bijwonen.
”U
die tot een nieuw leven bent herboren en daarom ‘kinderen’ (infantes) wordt
genoemd, u vooral die dit nu te zien krijgt,
moet nu goed luisteren, want wij gaan u vertellen – zoals we hadden
beloofd, wat dit te betekenen heeft. […]
Wat
u op de tafel van de Heer ziet [brood en wijn], bent u ook gewend, voor wat de
uiterlijke aanblik van de dingen betreft, op uw eigen tafels te zien. De
aanblik is dezelfde, maar de kracht is niet dezelfde. Zo bent ook u immers
dezelfde mensen die u vroeger was: u bent niet met nieuwe gezichten hier bij
ons gekomen. En toch bent u nieuwe mensen: de oude bent u in uw lichamelijke
gestalte, de nieuwe bent u door de heiligende genade, zoals ook dit hier nieuw
is. Zeker, op het ogenblik is het nog wat u ziet: brood en wijn. Daar komt dan
de heiliging (Noot: de term consecratio
bestond al wel, maar werd nog niet algemeen gebruikt) bij, waardoor het brood
het Lichaam, de wijn het Bloed van Christus zal zijn. Dat wordt teweeggebracht
door de Naam van Christus, teweeggebracht door de genade van Christus. Daardoor
is er dan hetzelfde te zien wat er tevoren gezien werd en is de uitwerking toch
niet gebleven dat zij was. Want wanneer
men het tevoren had gegeten, had het de buik gevuld; wanneer het nu wordt
gegeten, wordt men er geestelijk door opgebouwd”.
Passage
uit Sermo 232, gehouden in de paasweek over de Verrijzenis van Christus volgens
Sint Lucas, waarin Augustinus een toespeling maakt op de heilige Eucharistie.
De disciplina arcana legde hem in tegenwoordigheid van de catechumenen een
zekere reserve op.
“7.
Hoort nu verder, mijn geliefden, over het grote geheim, dat wij kennen. Hij
liep met hen [ de twee leerlingen op weg naar Emmaüs], Hij wordt gastvrij
onthaald. Hij breekt het brood en Hij wordt herkend. Laten wij niet zeggen dat
wij Christus niet kennen: wij kennen Hem als wij geloven. ‘Wij kennen Hem als
wij geloven” is te zwak: wij hebben
Hem als wij geloven. Zij hadden Christus aan hun tafel, maar wij hebben Hem
binnen in ons hart. Het is
meer, Christus in zijn hart te hebben, dan in zijn huis. Want ons hart is toch
inniger met ons verbonden, dan in zijn huis. Waaraan moet een gelovige Hem dus
kennen? De gelovige weet het, wie echter
nog catechumeen is, weet het niet. Maar niemand mag de deur voor hem
sluiten en verhinderen dat hij het ook weet”.
C o m m e n t a a
r
Alle
mysteriegodsdiensten (dus ook de niet-christelijke), kenden een “geheimhouding”
voor niet-ingewijden: disciplina arcani. Als beweegreden voor de heidense
disciplina arcani gold de vrees voor het bekend worden aan buitenstaanders van
de cultus der stamgoden waardoor men hun bescherming kon verliezen. Later, bij
uitbreiding van de mysteriegodsdiensten buiten het stamverband werd het motief
van de disciplina arcani meer algemeen de huiver voor het goddelijke die tot
zwijgen noopt. Ook met de pedagogische overweging dat hetgeen verborgen wordt
gehouden des te gretiger en beter wordt opgenomen. Men wilde het mysterie niet
prijsgeven aan de nieuwsgierigheid van niet-ingewijden.
Bij de Joden verwees eveneens het begrip
arcum naar een sacrale cultus of gereserveerde sacrale plaats. In de Vulgaat
geeft bijvoorbeeld Exodus 7, 11 een beschrijving van het speciale heiligdom van
God en van Zijn als een schat bewaarde en gekoesterde plaats Jeruzalem (Ez 7,
22).
Binnen de christelijke traditie omvat de
disciplina arcani het wezenlijke van de inwijdingsrituelen: H. Doopsel, H.
Vormsel en H. Eucharistie. Het verzwijgen van het Symbolum en het Onze Vader was een eerste arcanum uit de
liturgische traditie. Het Symbolum
omdat het de samenvatting van de geloofsleer was en het Onze Vader het gebed van de gelovigen bij uitstek.
De inleiding in de disciplina arcani geschiedde
in de laatste periode van het catechumenaat. In de week na de opname van de
geloofsleerlingen in de Kerk handelde de inleiding in de disciplina arcani
speciaal over de H. Eucharistie.