zaterdag 25 juni 2022

Oratio post Communionem – Gebed na de Communie (Postcommunio) Dominica decima tertia per annum Dertiende zondag door het jaar Geef ons nieuwe levenskracht door deze heilige offergave



Het Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo, Ravenna (vóór 529)

Geef ons nieuwe levenskracht door deze heilige offergave  

I n l e i d i n g
Zoals de Oratio super munera  (het Gebed over de Gaven) van deze zondag spreekt over de offergaven: ut sacris apta muneribus fiant nostra servitia, dat onze eredienst mag beantwoorden aan uw heilige gaven, spreekt ook de Postcommunio van deze zondag over de offergave (hier ‘divina hostia’, goddelijk gave genoemd), waarover de woorden van de Consecratie reeds zijn uitgesproken. We hebben de gave aangeboden (obtulimus) én ontvangen (sumpsimus) en wij vragen God, dat haar verheven bestemming vervuld mag worden zodat zij het Brood voor het eeuwige leven wordt en ons nieuw leven schenkt (vivificet). Dit leven komt voort uit de liefde, waarin wij met God zijn verbonden. Door Christus is deze vereniging met God mogelijk gemaakt. “Wie mijn Vlees eet en mijn Bloed drinkt , blijft in Mij en Ik in hem, Zoals Ik door de Vader die leeft, gezonden ben en leef door de Vader, zo zal ook hij die Mij eet, leven door Mij” (Jo 6, 56-57).
Wij vragen steeds overvloediger deelachtig te mogen worden aan het leven van God zelf.
Het Brood uit de hemel verenigt ons, als ranken met Christus, de ware wijnstok, die ons een bovennatuurlijke vruchtbaarheid schenkt. In de bede klinkt ook enige bezorgdheid door, vanwege onze onbestendigheid. Onze vruchtbaarheid moet immers duurzaam zijn. Vandaar dat de oratie niet alleen om de vrucht bidt, maar ook dat zij in ons blijvend mag zijn.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
Vivificet nos, quaesumus, Domine, divina quam obtulimus et sumpsimus hostia,
ut, perpetua tibi caritate coniuncti,
fructum qui semper maneat afferamus.

Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovncie 1979
Heer, geef ons nieuwe levenskracht door de heilige offergave die wij hebben opgedragen en genuttigd.
Laat ons altijd met U verenigd zijn in liefde
om vruchten voort te brengen die blijvend zijn.

Werkvertaling
Moge, vragen wij [U], Heer, de goddelijke offergave die wij hebben opgedragen en genuttigd, ons nieuw leven schenken,
opdat wij, in een eeuwige liefde met U verbonden,
de vrucht voortbrengen die altijd blijven zal.

L i t u r g i s c h e  a n t e c e d e n t e n
De tekst van de Postcommunio van vandaag is dezelfde als die van de Postcommunio in MR 1962 van de Votiefmis ter ere van O.H. Jezus-Christus, de Allerhoogste en Eeeuwige Priester, welk misformulier op een ‘vrije’ donderdag  ter gedachtenis aan de Instelling van de H. Eucharistie genomen kon worden.

B i j b e l s e   r e f e r e n t i e s   
Jer 31, 3
Jo 15, 4-5.16
T e x t u e l e  a n a l y s e
1.Vivificet nos, quaesumus, Domine, divina quam obtulimus et sumpsimus hostia,
2a. ut, 2b. perpetua tibi caritate coniuncti,
2a. fructum qui semper maneat afferamus.
Ad 1
De oratie bestaat uit één doorlopende volzin, samengesteld uit de hoofdzin (r. 1) met aan de spits het prædicaat vivificet, in de coniunctivusvorm, 3e persoon enkelv. præsentis (coniunctivus optativus) vanwege de wens, bede. De plaats van het prædicaat aan de kop van de oratie geeft extra nadruk aan de bede van r. 1.
Nos, object van vivificet, accusativusvorm van het pronomen personale nos.
Onmiddellijk na het incipit Vivificet nos volgt de tussenzin quæsumus, zoals ook in talrijke andere oraties hier geplaatst om zowel de bede te onderstrepen als omwille van een goed lopende ritme.
Domine, aanspreekvorm van God, in de vocativusvorm van Dominus.
Divina quam obtulimus et sumpsimus hostia: subject van het prædicaat bestaande uit de twee congruerende nominativusvormen divina en hostia waartussen een relatieve bijzin is geplaatst in de indicativusvorm als toelichting bij het subject: de goddelijke gave die wij hebben geofferd en genuttigd. Obtulimus en sumpsimus: 1e persoon pluralis van het perfectum activi van de verba Offerre, obtuli, oblatum en sumere, sumpsi, sumptum, 3.
Ad 2a
Na de hoofdzin die op zichzelf reeds een volledige bede vormt, volgt eeen finale/doelaanwijzende resp. consecutieve bijzin, ingeleid door het voegwoord ut en met prædicaat afferamus in de coniunctivusvorm præsantis van het verbum afferre (zie beneden).
Het object bij genoemd prædicaat is fructum in de accusativusvorm van fructus, -us.
Ook in de bijzin is een relatieve bijzin ingebouwd: qui semper maneat, wederom als toelichting op het meest dichtbij staande antecedent, maar nu in de coniunctivusvorm præsentis, welke modus hier de mening van de bidder weergeeft: namelijk hoop dat deze vrucht blijvend moge zijn.
Ad 2b
Verwijzend naar het in het prædicaat opgesloten subject “wij” (r. 2a) als ‘postcedent’, is de bijstelling  “perpetua tibi caritate coniuncti” geplaatst als toelichting van de conditio van de bidders welke grammaticaal gevormd wordt door de nominativusvorm pluralis van het perfectum passivi van coniungere verbonden met een bijwoordelijke bepaling perpetua tibi caritate welke bestaat uit de congruerende ablativusvormen perpetua en caritate en de dativusvorm tibi  (dativus commodi). De positie van tibi (God) temidden van perpetua (eeuwig) en caritate (liefde) benadrukken deze twee eigenschappen van God.

De oratie bevat naast de ut-bijzin in de coniunctivusvorm die het doel of het gevolg van de bede uitdrukt, drie relatieve bijzinnen die achtereenvolgens  de offergave (divina hostia), de conditie van de bidder (perpetua tibi caritate coniuncti) en de vruchtbaarheid van de ontvangen  Communie (qui semper maneat) nader illustreren.

S t i j l f i g u r e n
Chiasme (kruisstelling) in regel 1: begrippen worden zodanig geplaatst dat zij een “X” vormen: AB=BA. Wanneer de twee woordparen boven elkaar worden geplaatst vormen zij een X, zoals de Griekse letter chi die de vorm heeft van een “X”.  De AB-BA schikking in “in divina quam obtulimus et sumpsimus hostia” plaatst de vrouwelijke vormen divina… hostia  bij het begin en het einde van de relatieve bijzin en bedt aldus de twee verba obtulimus en sumnpsimus  daar tussen in. Elegant. 
Hyperbaton; met betrekking tot “divina en hostia” (r. 1)  kan men ook spreken van een hyperbaton: een uiteenplaatsing van begrippen die bij elkaar horen.
Tweede hyperbaton: perpetua [tibi]  caritate  (r. 2b)
Sterk aanwezige u-klank: quaesumus, obtulimus, sumpsimus, ut, coniuncti, fructum en afferamus.

K l e i n  v o c a b u l a r i  u m
Vivificare, - avi, atum, 1
heeft de volgende betekenissen 1. levend maken, weer tot leven komen 2. in het leven bewaren 3. beschermen  4. gezond maken en 5. gelukkig maken.
Dit verbum, eindigend op – ficare werd bijna altijd door de christelijke auteurs gebruikt in spirituele zin. Ook in de oraties heeft het vooral de geestelijke betekenis van “nieuw geestelijk leven geven” en het refereert altijd aan het effect dat de door deelname aan de H. Communie wordt bewerkt: “(…) ut his muneribus…et te placemus exhibitis, et nos vivificemur acceptis”, opdat wij door deze offergaven U mogen verzoeken door ze U aan te bieden en zelf er nieuw leven door verkrijgen wanneer wij ze nuttigen (Secreta, 28 juli, HH. Nazarius en Celus etc., MR 1962).
“Oblatum tibi … sacrificium vivificet nos semper et muniat”, moge het offer dat wij U opdragen, Heer, ons steeds verlevendigen en versterken (Secreta, Dom. 1 post Epiph. MR 1962).
“Sancta tua nos …sumpta vivificent”, mogen uw heilige Geheimen die wij genuttigd hebben ons nieuw leven schenken (Postcomm. Dom. 3 post Pentec., MR 1962).
“Vivificet nos …participatio sancta mysterii”, moge de heilige deelname aan dit Geheim ons nieuw leven schenken Postcomm. Dom.12 post Pentec. MR 1962).
(Verg. Sr. Mary Pierre Ellebracht C.Pp. S., Remarks on the vocabulary of the acient orations in the Missale Romanum. Reeks Latinitas christianorum primæva. Nijmegen-Utrecht, 1966, p.60-61)
Verwante begrippen afgeleid van dit verbum zijn we reeds tegengekomen, b.v. Vivificatio, - onis, f., letterlijk: het levend maken, de verlevendiging: een begrip dat door de  kerkvader Tertullianus (160-230) met Christus werd verbonden: vivificatio in Christo, en dat duidt op de werkzaamheid en het effect van de  genade wanneer men met Christus is verbonden. De H. Communie voedt en onderhoudt het geestelijk leven. Zoals het lichamelijk voedsel de verloren krachten hersteld, zo versterkt de H. Communie de liefde die in het dagelijks leven de neiging heeft te verzwakken; door zich aan ons te geven brengt Christus onze liefde tot nieuw leven en stelt Hij ons onder meer in staat te breken met onze ongeregelde hartstochten en gehechtheden om ons aan Hem te hechten.
De Postcommunio van de 6e zondag door het jaar vraagt “ut semper eadem [cælestia delicia] per quæ veraciter vivimus, appetamus”: om altijd te mogen verlangen naar deze hemelse gaven waardoor wij werkelijk leven.

Affero (ad-ferr), attuli, allatum
betekent basaal aan-, bij, -toebrengen, aandragen, verschaffen, leveren, iets naar een plaats brengen (van draagbare zaken terwijl adduco betekent mensen of dieren met zich ergens heen voeren, - brengen, begeleiden). Het wordt ook gebruikt met betekenissen als: een zaak brengen, dragen bijvoorbeeld nieuws, rapporteren, aankondigen, melden, overbrengen, boodschappen, informeren, openbaar maken en in concepten als “een product voortbrengen”, oogsten, dragen, produceren, zoals ‘vruchten dragen’  waarvan de Postcommunio van de 5e zondag van Pasen een voorbeeld is: “(…) da nobis, quaesumus, ita vivere, ut, unum in Christo effecti, fructum afferamus pro mundi salute gaudentes”: Wij bidden U: laat ons zó leven dat wij één worden in Christus en met blijdschap vruchten voortbrengen die heilzaam zijn voor heel de wereld.
In de verzen 15 en 16 van Psalm 44 (Bruiloftsgedicht voor een koning) komen de begrippen afferentur en adducentur beide voor:
“Afferentur regi virgines proximæ eius, afferentur tibi in lætitia et exsultatione; adducentur in templo regi Domino” – Meisjes worden naar de koning geleid, gezellinnen in haar gevolg, ook zij worden voortgeleid onder vreugde en jubel tot bij de koning in zijn troonzaal.
Afferre heeft ook de betekenis van het aandragen van een geestelijke of mentale gesteltenis: “Ad mensam cælestis convivii fac nos, Domine, eam mentis et corporis puritatem afferre, qui…” / letterl.: Maak, Heer, dat wij zuiverheid van lichaam en geest naar de tafel van het hemels gastmaal brengen…(Secreta misformulier H. Antonius Maria Zaccaria, 5 juli [MR 1962])

Coniugo, -unxi, - unctum, 3
betekent verbinden, samenbinden, aaneensluiten, verenigen, een huwelijksband met elkaar aangaan.
Bijvoorbeeld: “Quod ergo Deus coniunxit, homo non separet” (Mt 19,6), wat God verbonden heeft, scheide de mens niet.
Coniugalis: het huwelijk, de echt betreffend, huwelijks-, echtelijk
Een mooi voorbeeld geeft ons de Collecta van de Huwelijksmis (MR 1970): “Deus, qui tam excellenti mysterio coniugale vinvulum consecrati, ut Christi et Ecclesiæ peæsignaris in fœdere nuptiarum (…), God, Gij hebt het verbond tussen man en vrouw gemaakt tot een Heilig geheim, zo groot als de liefde van Christus voor zijn bruid, de Kerk.
Coniux en coniunx, gade, gemaal, gemalin
Coniuges, (pl),  echtgenoten, echtpaar .
De beeldspraak van de oratie betreft een verbintenis vergelijkbaar met een huwelijksverbintenis.

P a u s e l i j k  o n d e r r i c h t
Johannes-Paulus II en Benedictus XVI over de eenheid met Christus in de H. Eucharistie
“Inlijving in Christus, bewerkstelligd door het Doopsel, wordt steeds hernieuwd en bevestigd door deelname aan het Eucharistisch Offer, vooral bij de volledige deelname die plaats vindt in de sacramentele Communie. We kunnen niet alleen zeggen dat ieder van ons Christus ontvangt, maar ook dat Christus ieder van ons ontvangt. Hij gaat vriendschap met ons aan: “Gij zijn Mijn vrienden” (Jo 15, 14). Dankzij Hem hebben wij het leven: “Hij die Mij eet, zal leven door Mij” (Jo 6, 57). Eucharistische gemeenschap brengt op verheven wijze tot stand dat Christus  in zijn volgelingen blijft en zij in Hem: “Blijft in Mij, zoals Ik in u” (Jo 15, 4)”.
(Joh.-Paulus II, Encycliek ‘Ecclesia de Eucharistia’, Over de Eucharistie in relatie tot de Kerk, 17 april 2003, nr. 22).

“Wij weten dat uit de dood van Jezus het leven voortkomt, omdat Hij in een geste van volledige overgave en belangeloosheid aan de Vader de dood tot een act van liefde heeft gemaakt en daardoor de dood ten diepste heeft veranderd: de liefde van Christus heeft de dood overwonnen. In de H. Eucharistie trekt Hij ons allen, vanaf het Kruis, tot zich (Joh 12,32) en maakt ons tot levende ranken van de ware Wijnstok die Hij zelf is. Wanneer wij met Hem verenigd blijven, zullen ook wij vrucht voortbrengen, niet langer de bittere azijn van de zelfgenoegzaamheid, van de ontevredenheid over God en zijn schepping, maar de goede wijn van de vreugde aan God en aan de liefde tot de naasten’.
(Paus Benedictus XVI, Uit de homilie bij de opening van de Bisschoppensynode, 2 oktober 2005)

O v e r w e g i n g
Als u gewend bent de H. Schrift of liturgische teksten in het Latijn te lezen, zullen uw oren zeer zeker onmiddellijk bij het horen van de klanken: “fructum qui semper maneat afferamus”, de toespeling oppikken op de verzen 16 en 17 van Johannes hoofdstuk  15: “Niet gij hebt Mij uitgekozen, maar Ik u en Ik heb u de taak gegeven  op tocht te gaan en vruchten voor te brengen die blijvend mogen zijn. Dan zal de Vader u geven al wat gij Hem in mijn Naam vraagt. Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt”.
Dat is wat het zinsdeel “perpetua tibi caritate coniuncti” ook bedoelt te zeggen: het in liefde met Hem verbonden zijn is de conditio quod non om geestelijke vruchten voor te brengen. Traditioneel zijn dat de twaalf vruchten van de H. Geest die Sint Paulus opsomt in zijn Brief aan de Galaten, hoofstuk 5. Het komt erop neer dat van ons, christenen, verwacht mag worden, dat wij deze deugden praktiseren! Wat van ons wordt verwacht, is niet gering: zachtmoedigheid, lankmoedigheid, getrouwheid, bescheidenheid, zelfbeheersing, kuisheid, liefde, blijdschap, vrede, geduld, rechtschapenheid en welwillendheid.
Donderdag zongen we de Ie Vespers in de basiliek van het hoogfeest van het H. Hart van Jezus; de eerste antifoon luidde: “In caritate perpetua dilexit nos Deus, ideo, exaltatus a terra, attraxit nos ad cor suum, miserans”, Met een eeuwige liefde (een bij uitstek goddelijke eigenschap) heeft God ons bemind, daarom heeft Hij, van de aarde omhoog geheven ons vol medelijden tot zijn Hart getrokken. “Rijk aan barmhartigheid vanwege zijn overgrote liefde waarmee God ons heeft bemnind, heeft Hij ons, toen wij nog zondaars waren “convivificavit Christo” met Christus ten leven gewekt en ons de deur naar de eeuwige heerlijkheid ontsloten.
Christus en de gemeenschap met Hem is de bron van ons christen-zijn. We luisteren naar zijn stem als Hij zegt: “Zonder Mij kunt gij niets” (Jo 15,5). Met andere woorden: als Christus niet leeft in ons, kunnen we niets, helemaal niets. Het zijn Jezus’afscheidswoorden, voordat Hij wordt overgeleverd om te sterven voor onze zonden. Heel veel heeft Hij dan nog te zeggen in zijn hogepriesterlijk gebed tot de Vader zoals we kunnen lezen in hoofdstuk 17 van Johannes.
Door de symboliek van de wijnstok betekenen Jezus’woorden dat zijn leven uitstroomt in zijn leerlingen. Het leven dat Christuys leeft, leeft Hij ook in de gelovigen zoals we reeds zagen bij de bespreking van het Mystieke Lichaam van Christus waarvan Hij het Hoofd, wij de ledematen vormen.
Christenen hebben in zich dus het leven van Christus. De apostel Paulus gaat nog een stapje verder: “Niet ik leef, maar Christus leeft in mij” (Gal 2,20). De christen die een echte rank is aan de wijnstok Christus, kan zeggen: Christus leeft in mij! Ik leef mijn leven in Christus.
En toch moeten we tegelijkertijd ook zeggen: de oude mens leeft in mij, die telkens opnieuw de kop opsteekt; dat is de realiteit in ons leven, de zonde die in ons woont, de neiging tot het kwade die zich niet zomaar laat wegdrukken. Maar Christus heeft ons ook de kracht gegeven daaruit op te staan: door het geloof in Hem. Dat had Hij ook al eens eerder gezegd (Mt 17, 20b): 'Voorwaar, Ik zeg u, indien gij een geloof hebt als een mosterdzaad, zult gij tot deze berg zeggen: Verplaats u vanhier daarheen en hij zal zich verplaatsen en niets zal u onmogelijk zijn.'.
“Niets zal u onmogelijk zijn”, anders gezegd: “Alles zal u mogelijk zijn”. Dit woord van hoop is een onwrikbaar anker  voor heel ons leven
Als we als levende ranken verbonden blijven met Christus, de ware Wijnstok, schenkt Hij ons duurzame levenskracht.  Als het gaat om heilig leven, om leven als christen dus, zegt Christus tegen ons: Zonder Mij kun je niets, met Mij kun je alles! In iedere H.Mis schenkt hij ons door de heilige offergave, door en in Hemzelf,  nieuwe levenskracht! Deze kans moeten we niet laten lopen maar met beide handen aangrijpen. Veel devotie!