28 juni
Op de kerkelijke
kalender de liturgische feestdag van de
H. Irenæus,
bisschop van Lyon
Uit Liturgia Horarum / Getijdengebed
Gloria
Dei vivens homo, vita hominis visio Dei
Gods glorie is de levende
mens, maar het leven van de mens is het aanschouwen van God
Gods heerlijkheid maakt
levend: dus, die God zien ontvangen het leven. En zo maakt de Onvatbare en
Onbegrijpelijke en Onzichtbare zich zichtbaar, begrijpelijk en vatbaar voor de
mensen, om hen, die Hem (door het geloof) vatten en zien, tot leven te wekken.
Want leven zonder hét leven is onmogelijk. Het op zich bestaan toch komt voort
uit een deelname aan Gods leven; maar een deelname aan God is God zien en
genieten om zijn mildheid.
De mensen dus zullen God
zien om te leven, omdat zij door de Godsschouwing onsterfelijk zijn geworden en
als in God worden ondergedompeld. Door de profeten werd, zoals ik gezegd heb,
in voorafbeeldingen voorspeld, dat God zou worden aanschouwd door de mensen,
die zijn Geest in zich bezitten en voortdurend zijn komst zouden afwachten.
Zoals ook Mozes zegt in Deuteronomium: Op
die dag zullen wij zien, dat God spreekt tot de mens, en hij zal leven.
Omdat Hij, die alles
bewerkt, God is, is Hij in zijn hoedanigheid en grootheid onzichtbaar en
onuitsprekelijk voor alles, wat door Hem gemaakt werd, maar zeker niét
onbekend. Want alles leert de mens door Zijn Woord: dat er één God-Vader is,
die alles omvat en aan allen het bestaan geeft, zoals in het Evangelie
geschreven staat: Nooit heeft iemand God
gezien, dan alleen de Eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij
heeft het ons gezegd.
De Zoon des Vaders heeft
ons daarom vanaf het begin verhaald, omdat hij ook vanaf het begin bij de Vader
is. Hij heeft de visioenen van de profeten, de verdeling van de charismatische
gaven, zijn bedieningen en de verheerlijking van zijn Vader op passende en
juiste wijze en op de geschikte tijd getoond, tot nut van het menselijk
geslacht. Want waar iets op passende wijze gebeurt, daar is ook harmonie; en
waar harmonie is, daar gebeurt alles op de juiste tijd, en waar iets op de
juiste tijd gebeurt, daar werkt het ook met nut.
En daarom werd het Woord
de Uitdeler van de genade van de Vader, tot nut van de mensen. Voor hen
verrichtte Hij al die grote werken, om namelijk God aan de mensen te tonen en
de mens aan God aan te bevelen. Wel bewaarde Hij de onzichtbaarheid van de
Vader, om te voorkomen dat de mens God soms zou minachten, en opdat hij
integendeel steeds naar Hem zou streven. Van de andere kant stelde Hij God op velerlei
wijze als zichtbaar voor, opdat de mens niet helemaal van God zou afvallen en
zou ophouden te zijn: want Gods glorie is de levende mens, het leven van de
mens echter is het aanschouwen van God. Als immers de erkenning van God door
middel van de schepping al het leven schenkt aan allen, die op aarde wonen,
hoeveel te meer zal dan de openbaring van de Vader, door het Woord, het leven
schenken aan die God zien.
Uit het
tractaat ‘Tegen de ketters’
(Lib.
4, 20, 5-7: SCh 100, 640-642. 644-648)
De geschriften van de H. Irenæus
verlenen hem een prominente plaats onder de Kerkvaders, die niet alleen de
fundamenten legden voor de christelijke theologie, maar ook door analyse en
weerlegging van de dwalingen van de gnostici, het katholieke geloof vrijwaarden
voor het gevaar van ketterse dwaalleer.
Irenæus werd waarschijnlijk geboren
rond het jaar 125 in een van de kustprovincies van Klein-Azië, waar men
levendig de herinnering bewaarde aan de Apostelen en waar reeds talrijke
christenen waren. Hij onderging sterk de invloed van de H. Polycarpus die de
Apostelen of hun directe leerlingen nog had gekend.
Vanuit Klein-Azië bracht menig
priester en missionaris het Evangelie naar het heidense Gallië en stichtte daar
een lokale Kerk. Irenæus diende als priester de Kerk van Lyon onder de H. Photinus,
de eerste bisschop van die Kerk en ook uit Klein-Azië afkomstig.
In 177 werd Irenæus naar Rome
gezonden, een omstandigheid die Irenæus verhinderde tegelijk met de H.Pothinus
het martelaatschap te ondergaan tijdens de heftige vervolgingen in Lyon.
Terug in Lyon was hij de aangewezen
opvolger op de bisschopszetel en volgde een periode van rust. De verbreiding
van het gnosticisme in Gallië en ook de schade die de christenen van zijn
bisdom hierdoor werd berokkend noopten hem deze dwaling te analyseren.
Hij stelde in vijf boeken een aantal
traktaten samen waarin hij de leerstellingen van de verschillende sekten
volledig ontmaskerde en plaatste tegenover de leer van de Apostelen en de tekst
van de H. Schrift.
Zijn werk, in het Grieks geschreven
maar spoedig vertaald in het Latijn, werd spoedig wijd verbreid en bracht het
gnosticisme de genadeslag toe. Vanaf die tijd vormde deze sekte geen serieuze
bedreiging meer voor het katholieke geloof.
Hij zou de marteldood gestorven zijn onder keizer Septimius Severus
(193-211), maar dat is historisch niet zeker. Sint Zacharias van Lyon († 3e
eeuw) volgde hem op. Met behulp van enkele medegelovigen die aan de
vervolgingen ontkomen waren, begroef deze zijn voorganger met grote liefde en
verzamelde de stoffelijke resten van de martelaren in een massagraf
in een crypte onder het altaar van een kerk die aanvankelijk de H. Johannes als
patroon, maar later de titel van de H. Irenæus
kreeg toegewezen.
De H. Irenæus
is patroon van het bisdom Lyon.
Iconografisch wordt hij afgebeeld met een zwaard
(martelwerktuig) of met boek of boekrol (als grondlegger van de christelijke
theologie).