Lectio altera
Ex Tractátu
sancti Cypriáni epíscopi et mártyris
De domínica
oratióne
(Nn. 13-15: CSEL 3, 275-278)
Tweede lezing
Uit het tractaat over het
‘Onze Vader’ van de H. Cyprianus, bisschop-martelaar
(Nn. 13-15: CSEL 3, 275-278)
Uw Rijk kome, Uw Wil geschiede
Het gebed luidt verder: Uw Rijk kome. Wij vragen hier, dat ook
het Rijk Gods in ons worde verwezenlijkt, zoals wij ook vragen, dat zijn Naam
in ons worde geheiligd. Want wanneer regeert God niet, of wanneer begint bij
Hem, wat er altijd was en niet ophoudt te zijn? Wij vragen, dat ons rijk moge
komen, dat ons door God is beloofd en dat wij door Christus’ Bloed en Lijden
hebben verkregen, om na in deze wereld zijn dienaars te zijn geweest daarna in
het Rijk van Christus te heersen, zoals Hij zelf beloofde toen Hij zei: Komt gezegenden van mijn Vader, en ontvangt
het Rijk dat voor u bereid is vanaf de grondvesting der wereld.
Maar het kan ook zijn, zeer geliefde
broeders, dat Christus zelf dat Rijk Gods is, naar Wie wij dagelijks uitzien,
en naar Wiens spoedige komst wij verlangen. Want omdat Hij zelf de Verrijzenis
is, daar wij in Hem zullen verrijzen, zo kan ook Hij als het Rijk Gods worden
opgevat, omdat wij in Hem zullen heersen. Terecht vragen wij om het Rijk Gods,
dit is het hemels Rijk, want er bestaat ook een aards rijk. Maar wie reeds aan
de wereld heeft verzaakt, is groter dan al haar glorie en haar rijk.
Wij voegen er nog aan toe en zeggen: Uw Wil
geschiede op aarde zoals in de hemel. Hiermee wensen wij niet, dat God moge
doen wat Hij wil, maar dat wij in staat mogen zijn te doen wat God wil. Want
wie kan God weerhouden te doen wat Hij wil? Maar omdat de duivel probeert te
beletten, dat in alles onze ziel en onze handelingen aan God gehoorzamen,
daarom bidden en smeken wij, dat Gods wil in ons worde volbracht. Opdat dit echter
in ons geschiede, hebben wij Gods Wil nodig, dit is zijn kracht en bescherming,
omdat niemand door eigen krachten sterk is, maar alleen veilig gaat onder Gods
goedheid en barmhartigheid. Zelfs de Heer toonde de menselijke zwakheid, die
Hij droeg, toen Hij zei: Vader, indien
het mogelijk is, laat dan deze kelk aan Mij voorbijgaan, en om zijn
leerlingen een voorbeeld te geven, dat zij niet hun eigen wil, maar die van God
zouden doen, voegde Hij er aan toe: Maar
niet zoals Ik wil, maar zoals Gij het wilt.
De Wil van God, heeft Christus zowel
volbracht als onderwezen. Nederigheid in de omgang, vastheid in het geloof,
bescheidenheid in het spreken, gerechtigheid in het handelen, barmhartigheid in
onze werken, tucht in onze zeden, geen onrecht kunnen doen en het aangedane
onrecht verdragen, de vrede bewaren met de broeders, de Heer uit heel ons hart
beminnen, in Hem de Vader beminnen, God eerbiedig vrezen, in het geheel niets
boven Christus stellen, want ook Hij heeft niets boven ons gesteld,
onafscheidelijk vasthouden aan zijn liefde, sterk en trouw bij zijn kruis
staan, wanneer er gestreden moet worden voor zijn Naam of eer, in de
ondervraging standvastigheid tonen, waarmee wij Hém belijden, in een
gerechtelijk onderzoek (over ons geloof) vertrouwen bij onze verdediging: bij
de dood geduld, waardoor wij worden gekroond – dat is mede-erfgenaam van
Christus willen zijn, dat is Gods wet vervullen, dat is de wil van de Vader
volbrengen.