Zondag van de Allerheiligste Drieëenheid Hoogfeest
Het
Laatste Avondmaal.
Mozaïek in de S. Apollinare Nuovo,
Ravenna (vóór 529)
Laat deze viering voor ons heilzaam zijn
naar lichaam en geest
I n l e i d i n g
Ons leven als christen berust op onze
wedergeboorte in het Doopsel in de Naam van de Drieëne God. Daaraan vooraf ging
het Credo, de belijdenis van ons geloof. Het nieuwe leven op grond van het
Doopsel is verweven in het mysterie van de H. Drieëenheid en bijgevolg ook met het
Sacrament dat bestemd is om het eeuwige leven in ons te voeden, te laten
groeien en tot voltooiing te brengen en zo met Christus verenigd te worden op
aarde door de H. Eucharistie, en na dit leven. Wanneer derhalve in de
Postcommunio van dit hoogfeest om heil naar lichaam en geest wordt gebeden,
behoort tot de H. Eucharistie ook de belijdenis van de Drie-Ene God.
Wij beginnen immers de viering van de H.
Mis met het kruisteken terwijl de priester bidt: “In de Naam van de Vader en de
Zoon en de Heilige Geest”. Wij combineren het kruisteken met de Naam van de
heilige Drieëenheid en brengen ons in herinnering dat wij zijn samengekomen om
de H. Eucharistie te vieren in de Naam van de drie goddelijke Personen. Ook bij
andere liturgische vieringen roepen we de H. Driëenheid aan opdat Zij in ons
midden moge zijn.
Door de wil en het gezag van de Vader én
uit kracht van de H. Geest, verkondigde Jezus - het Woord dat Waarheid is – de
waarheid over zijn Vader en droeg zijn kruis naar Calvarië. Toen Hij onder luid
geroep, tranen en smeekbeden de geest gaf, werd als het ware de lelijkheid van
de zonde uitvergroot, maar werd tegelijkertijd het liefdevolle erbarmen van de
heilige Drieëenheid geopenbaard, en daalde de H. Geest neer, om degenen voor
wie Jezus was gestorven, te heiligen.
De H. Drieëenheid zal altijd een
mysterie van ons geloof blijven, maar de Menswording en het Paasmysterie van
Christus, verbonden met het Pinksterwonder, hebben voor ons de eeuwige
Drievuldigheid en de Eenheid van de Godheid ontsluierd en ons doen delen in het
wonderlijke Trinitaire leven.
T e k s t
Missale Romanum [MR] 1970
1. Proficiat
nobis ad salutem corporis et animæ, Domine Deus noster, huius sacramenti
susceptio,
2. et
sempiternæ sanctæ Trinitatis eiusdemque individuæ Unitatis confessio.
Altaarmissaal Nederlandse Kerkprovncie 1979
Heer onze
God, uw sacrament hebben wij ontvangen, uw Naam hebben wij beleden:
eeuwige,
heilige Drievuldigheid en ongedeelde Eenheid.
Wij bidden U:
laat deze viering voor ons heilzaam zijn naar lichaam en geest.
Werkvertaling
Heer onze God,
moge het ontvangen van dit Sacrament,
en het belijden
van de eeuwige en heilige Drieëenheid en van haar ondeelbare Eenheid,
ons strekken tot
heil naar lichaam en ziel.
L i t u r g i s
c h e a n t e c e d e n t e n
De Postcommunio
is geen nieuwe compositie, maar was de Postcommunio van de Votiefmis van de H. Drievuldigheid in MR 1962. De oratie is niet te herleiden tot één
absolute brontekst, maar komt vanaf de achtste eeuw letterlijk of met slechts
kleine varianten voor in talrijke codices, gebruikt in de kathedralen, kapittel- en kloosterkerken op het continent
en overzee.
Het goed
gedocumenteerde verzamelwerk Corpus
Orationum geeft op p. 169-170 van deel VII onder nr. 4657 drie overzichten
van de handschriften; verzameling A omvat 41 codices (letterlijke tekst), verzameling
AA vier en verzameling B zeven codices, met varianten in tekst en rubrieken.
Zie Corpus Orationum, VII, P-Q, Orationes
4335-4954, in de reeks Corpus
Christianorum, E. Moeller, J.M. Clément, B. Coppieters ‘t Wallant, Brepols,
Tunhout, 1995, p. 169-170.
S t r u c t u u r e n t e x t u e l e a n a l y s e
1. Proficiat
nobis ad salutem corporis et animæ, Domine Deus noster, huius sacramenti
susceptio,
2. et
sempiternæ sanctæ Trinitatis eiusdemque individuæ Unitatis confessio.
Kijken en steeds opnieuw
kijken naar de gebruikte woorden in de oraties is belangrijk, en kan nieuwe
inzichten verschaffen in de diepere betekenis van een oratie. Ook de structuur
of de woordvolgorde kunnen ons aanwijzingen geven.
De oratie van vandaag bestaat uit één
enkele volzin, door de coniunctie “et” gesplitst in twee halfzinnen/hoofdzinnen.
Het prædicaat “proficiat”, de 3e persoon enkelvoud van de
coniunctivus præsentis activi
(coniunctivus optativus) van “proficio, - feci, - fectum” 3, staat aan
de spits van de oratie en heeft twee subjectsvormen bij zich “susceptio” en “confessio”.
Susceptio wordt nader gespecificeerd door de genitivusvormen “huius sacramenti” (het
ontvangen van dit sacrament) en confessio
heeft zowel betrekking op “Trinitatis” (van de Drieëenheid)
en “Unitatis” (van de
Eenheid).
In het Latijn zien we dikwijls
een zinsstructuur van zelfstandige naamwoorden en vervolgens, aan het einde van
de zin het hoofdwerkwoord, met soms vele bijzinnen en materiaal ertussen, die
afgepeld kunnen worden als de lagen van een ui. In onze oratie staat het prædicaat aan de spits van de
openingsregel en is het tweede subject het laatste woord.
Deze structuur lijkt de
substantiva “susceptio” en
vooral “confessio” in hun
innige relatie onderling te benadrukken, alsook hun nauwe verbinding met het
moment van de H. Communie tussen het ontvangen
(receptio) van het Lichaam
en Bloed van Christus en onze belijdenis
(confessio) van de Trinitaire God – van drie onderscheiden Goddelijke
Personen die een ondeelbare goddelijke natuur bezitten.
Verder leiden de
diverse elementen van de oratie naar het effect dat verhoopt wordt van het
ontvangen van de H. Communie in de H. Mis: “heil naar lichaam en naar ziel”
(regel 1). Het Latijnse “salus” is iets dat veilig en
gezond is, een gezondheid van heel de conditie, welvaren, heil,
behoud, redding, redder, heilwens, groet, heilzame werking en ook in
christelijke contexten als de (Neo-) Vulgaat, “verlossing,
redding van zonden en van zondeschuld. Salus kan worden vertaald met heil,
gezondheid, redding, verlossing, behoud maar ook met zaligheid.
Ad 1
Proficiat, prædicaat, zoals we boven reeds
zagen met het subject huius
sacramenti susceptio , samengesteld uit de nominativusvorm susceptio nader
gespecificeerd door een bijvoeglijke bepaling in de vorm van door twee
congruerende genitivusvormen huius sacramenti.
Nobis, voor/aan ons, bijwoordelijke bepaling in de dativusvorm meervoud van
het pronomen personale nos (dativus commodi/van
voordeel).
Domine
Deus noster, drievoudig adres in drie congruerende vocativusvormen van de
substantiva Dominus, Deus en noster. Domine Deus verwijst naar de soevereine
Majesteit van God terwijl het noster de Aangesprokene binnen de vertrouwelijke
en intieme sfeer trekt na het ontvangen van de Communie.
Ad salutem corporis et animæ: bijwoordelijke bepaling, gevormd door de præpositie ad +
accusativusvorm salutem, gevolgd door twee substantiva in de genitivusvorm die
salutem nader verklaren (genitivus explicativus).
Ad 2
Confessio is het tweede subject bij het prædicaat
proficiat van r. 1. Confessio wordt voorafgegaan
door twee bijvoeglijke bepalingen, sempiternæ
sanctæ Trinitatis en eiusdemque individuæ
Unitatis in de genitivusvorm. De beide substantiva Trinitatis en Unitatis
worden op hun beurt vergezeld van bijvoeglijke bepalingen in congruerende
genitivusvormen van de adiectiva sempiternæ, sanctæ, sempiternæ en van het
pronomen demonstrativum eiusdem (genitivus explicativus/qualitatis).
S t i j l f i g u r e n
Speciaal
ritme
De oratie
heeft een aardig ritme van susceptio en
confessio, twee drielettergrepige
substantieven voorafgegaan door substantieven van vier lettergrepen (sacramenti en Unitatis) .
Termen-paren
Termen-paren
corpus en anima, susceptio en confessio, Trinitas en Unitas.
Alliteratie (beginletter van opeenvolgende woorden is gelijk)
Domine Deus (r.
1); sacramenti susceptio; sempiternæ sanctæ
Contrast
Trinitatis en
Unitatis
K l e i n v o c a b u l a r
i u m
Susceptio en
confessio verdienen een ietwat nadere inspectio…
Susceptio, onis vr.
Onze onmisbare woordenboeken geven
aan dat susceptio betekent 1. het
in de hand nemen, het opnemen, het aanvaarden, het ontvangen 2. hulp,
bescherming en 3. helm. Dit substantief is afgeleid van het verbum suscipio,
-cepi, -ceptum, 3, en dit werkwoord heeft veel betekenissen: 1. opnemen,
ontvangen 2. aanvaarden, aannemen 3. helpen, beschermen 4. ondernemen, zich
belasten met; 5. lijden, dulden, 6. gedenken, prijzen, 7. brengen 8. wachten 9.
vatten, aanpakken 10. in het oog hebben, beloeren.
In de ritus van de religieuze professie zingt de
candidate “Suscipe me, Domine, secundum eloquium tuum et vivam”, aanvaard mij,
Heer, volgens uw woord en ik zal leven (Ps 119 [118] 116), waarna de
communiteit antwoordt: “Suscepimus, Deus, misericordiam tuam in medio templi
tui”, (Ps 48 [47] 10) God, wij hebben uw barmhartigheid ontvangen, in het
midden van uw tempel.
“Suscipe” is, zoals we in een vorige reeks hebben gezien,
ook een sleutelwoord voor de Oratio super munera/ Gebed over de Gaven waarin
God wordt gevraagd de aangeboden gave aan te nemen: Suscipe, Domine,
fidelium preces cum oblationibus hostiarum: 7e zondag van Pasen en
28e zondag door het jaar; “Suscipe, quæsumus , Domine, plebis tuæ oblationes
(…)”, 2e zondag van Pasen enz.
Met “Suscipe, sancte Pater” beginnen
de Offerandegebeden in MR 1962.
Tenslotte een voorbede uit de Preces van de Lauden van donderdag in de 7e
week van Pasen: “Da nos invicem suscipere, sicut tu (Christe) nos suscepisti in
honorem Dei”, Geef, [Christus], die ons
ter ere Gods in uw gemeenschap hebt opgenomen, dat wij elkander aanvaarden.
Confessio, -onis vr.
Afgeleid van het deponens
- verbum met passieve vormen maar met actieve betekenis - confiteor, confessio sum,
betekent confessio: bekentenis, belijdenis, godsdienst, biecht, gejubel,
lofzang, geloofsbelijdenis zoals in de Latijnse (Neo-)Vulgaattekst “Corde enim
creditur ad iustitiam, ore autem confessio fit in salutem”, het geloof van uw
hart brengt de gerechtigheid, en de belijdenis van uw mond het heil (Rom 10,10) en “Unde, fratres sancti, vocationis
cælestis participes, considerate apostolum et pontificem confessionis nostræ
Iesum”, daarom, heilige broeders, deelgenoten van een hemelse roeping, richt uw
ogen op Jezus, de Apostel en Hogepriester van onze godsdienst (Hebr 3,1) en in
de vroege Kerk “een getuigenis/belijdenis van Christus onder folteringen” en vandaar
“martelaarschap”, “lijden omwille van het geloof” (Lactantius, De mortibus
persecutorum, Over de dood van de vervolgers).
Voor uitvoerige bespreking van het begrip “confessio”
zie Vocabularium bij de Oratio super munera 2e zondag van Pasen.
Proficio, - feci, - fectum, 3,
een verbum met veelzijdige betekenis dat
dikwijls voorkomt in de oraties, en gewoonlijk betekent “nuttig zijn, baten,
helpen, dienstig -, bruikbaar -,
voordelig zijn” enz. en vandaar ook “effect hebben, voltooien, bijdragen tot,
leiden tot, tenderen naar”. (In het Nederlands is “proficiat” een
uitdrukking waarmee men iemand geluk wenst, naast de term “gefeliciteerd” dat ook een Latijnse wortel
heeft waarbij de aangesprokene geluk wordt toegewenst (felicitas = geluk).
C o m m e n t a a r
We hebben het
boven al gezien: deze Postcommunio bevat twee termen die bij elkaar horen, (‘termenparen’)
die relaties onderstrepen: corpus en anima, susceptio en confessio, Trinitas en Unitas. Elk element is nodig
voor, en brengt het ander in balans.
Menselijke wezens bestaan naar Gods ontwerp uit lichaam en ziel (
corpus et anima). Engelen zijn, bij wijze van contrast, personen die
slechts een ziel hebben maar geen lichaam. Bij onze dood worden ons lichaam en
onze ziel tijdelijk gescheiden. Wanneer lichaam en ziel op het einde der tijden
worden verenigd zal ons lichaam verrijzen.
God bemint ons zó dat Hij ons voorziet van hulp voor beide elementen, voor ons lichaam én onze ziel. De oratie bevestigt
-niet verrassend maar misschien nog niet iedereen bekend- dat
de H. Eucharistie lichaam en ziel raakt – de H. Communie beinvloedt niet
alleen onze ziel / geest maar ons geheel, dus inclusief onze lichamelijkheid.
Zo raakt de belijdenis van ons geloof niet alleen ons verstand, maar ook ons
hart: wij geloven met iedere vezel en met al hetgeen zich tussen die vezels
stoffelijk en onstoffelijk beweegt.
In de Heilige Communie bezitten wij een Voedsel dat ons lichaam
transformeert in wat het is (vlees en bloed) en dat onze ziel transformeert in
wat Zij is (volmaakter beeld van de Drieëne God naar de Persoon van de Verrezen
Christus).
Om te delen in deze wonderlijke uitwisseling van omvorming moeten we ons
in- en uitwending conformeren aan deze transcendente Werkelijkheid die we
verlangen te omarmen en door Wie wij verlangen omarmd te worden.
Bijgevolg moeten we, alvorens we de geconsacreerde en omvormende Hostie in
de H. Communie ontvangen in authentieke communio leven met onze medegelovigen
binnen het Mystieke Lichaam van Christus dat de Kerk is en moeten we ons inwendig
gereed houden
om de onzichtbare weldaden te ontvangen die de uitwendige tekenen en
handelingen beduiden. We moeten een eerlijke schuldbelijdenis (confessio) en bewust de geloofsbelijdenis uitspreken (professio fidei) die overeenkomen met
ons inwendig landschap. We moeten ook fysiek gereed zijn, reden waarom een eucharistisch
vasten wordt gevraagd alvorens de H. Eucharistie te ontvangen.
In het mysterie van de Ene
en Drievuldige God geloven wij dat van alle eeuwigheid en vóór de stoffelijke
schepping en buiten de tijd, de Ene God, die een volmaakte uitwisseling van
liefde verlangde, Zichzelf uitdrukte in een volmaakt Woord, alles bevattend wat
Hij zelf is. Het Woord dat God sprak,
was en is een volmaakte zelfexpressie, dus volmaakt bezittend wat Hij die
spreekt, is: het Zijn, Alwetendheid, Almacht, Waarheid, Schoonheid en ook Persoonschap.
Dus van alle eeuwigheid is er God die sprak en
het Woord dat was gesproken, de God die Voortbrengt en de God die is
Voortgebracht, ware God uit de ware God, Verwekker en Verwekte, Vader en Zoon.
Er was nooit een tijd dat het anders was.
Deze Personen, verenigd en verbonden door de
zelfgave van onderlinge liefde, de Heilige Geest, aanschouwen en beschouwen elkaar
eeuwig. Van alle eeuwigheid kenden en beminden zij elkaar, elkander een
volmaakte gift van zelfgave schenkend.
Omdat het de zelfgave van deze volmaakte en
goddelijke Personen, onderscheiden, maar één enkele goddelijke natuur delend, is,
kan deze zelfgave niets anders zijn dan een volmaakte
zelfgave, volmaakt gegeven en volmaakt ontvangen, de Gift onderling bij
uitstek en dus alles bevattend wat elk
van de Personen bezit: het Zijn, Alwetendheid, Almacht, Waarheid,
Schoonheid en ook Persoonschap.
Daarom bestaan van alle eeuwigheid drie
onderscheiden Goddelijke Personen, één ondeelbare goddelijke natuur bezittend,
Vader, Zoon en de volmaakte zelfgave van liefde onderling, de Heilige Geest.
Dit is de basisdoctrine, die heil voor ons betekent en waarin wij als
christenen geloven en waarop wij mogen hopen.
In de kern van al het andere waarin wij geloven en waarop wij hopen,
vinden wij deze mysterievolle leer van de onderlinge betrekkingen van de drie
Goddelijke Personen, de Drieëne God.
Door het Doopsel worden wij beeld van God en
komen wij in een nieuwe relatie te staan met deze Drieëne God.
Wij worden de aangenomen kinderen van de hemelse Vader, ledematen van de
Zoon, onze Heer Jezus Christus in het Mystieke Lichaam van de Kerk, die Hij
heeft gesticht. De H. Geest komt in ons
wonen, zodat alle Goddelijke Personen bij ons en in ons aanwezig zijn en ons
inspireren in alles wat we zijn, doen en zeggen. Ons lidmaatschap van de
Kerk opent voor ons een eeuwige
vereniging met de H. Drieënheid, in heerlijkheid en lof.
De belofte en het teken van deze eeuwige beloning is gelegen in de wijze
waarop wij, als leden van de Kerk die
een gemeenschappelijk geloof belijden, in ons lichaam en dus ook in onze ziel
het geconsacreerde Lichaam en Bloed van de Tweede Persoon kunnen opnemen, van
Hem die in Zijn Goddelijke Persoon zowel de goddelijke eeuwigheid van God en de
eindige tweevoudige natuur van de mens in zich verenigt.
Om dit te bewerken en het voor ons mogelijk te maken ‘terug te keren’
naar de Vader, ‘ging’ de Tweede Persoon ‘weg’ van de Vader op een nieuwe
manier, deze keer in de context van tijd en ruimte.
Door ons op te
nemen in onze menselijke natuur, ontledigde Hij Zichzelf. Om ons zijn
goddelijke gaven te schenken in de Heilige Communie vernieuwt Christus (offert niet opnieuw) Zijn Offer, Zichzelf
verder gevend.
In de H. Mis worden wij
gevraagd te ontvangen en te belijden (susceptio et confessio). In onze confessio drukken we ons uitwendig uit
en belijden wat wij inwendig zijn. Confiteor, ik belijd voor de
almachtige God…” is maar een beetje schrapen aan de oppervlakte, maar wel
belangrijk. Wellicht ten overvloede maar om misverstand te voorkomen: het
Confiteor in de H. Mis is geen vervangen voor het periodiek te ontvangen
sacrament van de H. Biecht. Dat is meer afkrabben tot op het hout en vervolgens
voorzien van een degelijke grondverf en laklaag in de wetenschap dat niettemin
weer zal moeten worden afgekrabd!
Voor Sint Augustinus heeft het
begrip confessio in zijn beroemd
autobiografisch werk “Confessiones”, dat tegelijkertijd een gebedsboek is, een
meervoudige betekenis. Het indrukwekkende Augustinus Lexicon, leert ons
dat confessio bij hem
tegelijkertijd én in een vloeiende overgang drie belangrijke concepten bevatte:
belijdenis van zonden, lof van God en belijdenis van zijn geloof.
Voor Augustinus legt heel het universum, zelfs de
levenloze geschapen dingen, getuigenis af van God en prijzen zij Hem:
“Respondent tibi
omnia: Ecce vide, pulchra sumus. Pulchritudo eorum confessio eorum… Al deze
dingen antwoorden U, o God: ‘Zie, wij zijn schoon!’ ‘”
Hun schoonheid
is hun lofzang,
Hun schoonheid
hun getuigenis dat U God bent,
Hun schoonheid hun
belijdenis dat zij niet God zijn.
(Sermo 241, 2 – PL 38: 1133).
Peinzend loopt Augustinus langs het strand
van de zee. Hij is bezig met zijn boek over de Drie-eenheid (De Trinitate). Het
doorgronden van die Drie-Eenheid is moeilijk. Hoe leg je nu uit dat God de
Vader, God de Zoon en de Heilige Geest niet drie goden zijn, maar Eén God, de
Ene?
Ineens ziet Augustinus een kindje dat
ijverig met een schelp het water van de zee in een kuiltje giet. Nieuwsgierig
vraagt Augustinus wat het aan het doen is. Het kind antwoordt dat het de zee in
de kuil wil gieten. Natuurlijk merkt Augustinus op dat dit niet kan, dat is
onbegonnen werk. Het kind dat vaak wordt afgebeeld als een engel of
Christuskind zegt dan: "Zo is het ook voor de mensen onbegonnen werk het
geheim van de Heilige Drie-eenheid te willen doorgronden."
Is
dit verhaal over Augustinus en het kindje aan het strand waar? Nee. Het is een
laatmiddeleeuwse legende, eind 12e eeuw, die pas ruim een eeuw later
populair werd omdat men nog lange tijd wist dat het oorspronkelijk niet
Augustinus betrof. Het voorval is bedacht om de moeilijkheid van de Triniteit
aan te duiden. In het oorspronkelijke verhaal figureert een niet met name
genoemde professor in de theologie die doceerde aan de Universiteit van Parijs.
De gebeurtenis speelde dan zich ook niet af aan de stranden van de Middellandse
Zee, maar aan de Parijse oevers van de Seine.
Vervolgens is het de dominicaan Thomas van Cantimpré die het voorval verplaatst van de Seine naar de Middellandse Zee en de onbekende theoloog verruilt voor de kerkvader Augustinus die immers een belangrijk boek over de Drie-eenheid (De Trinitate) geschreven heeft. Het verhaal is in deze setting bekend geworden als illustratie dat ons verstand te beperkt is om het Godsbegrip volledig te kunnen bevatten.
Vervolgens is het de dominicaan Thomas van Cantimpré die het voorval verplaatst van de Seine naar de Middellandse Zee en de onbekende theoloog verruilt voor de kerkvader Augustinus die immers een belangrijk boek over de Drie-eenheid (De Trinitate) geschreven heeft. Het verhaal is in deze setting bekend geworden als illustratie dat ons verstand te beperkt is om het Godsbegrip volledig te kunnen bevatten.
In
het eerste boek der Koningen (8:28) roept Salomo tot God: “Zelfs de hemel en de
hemel der hemelen kunnen U niet bevatten! Hoe dan deze tempel die ik gebouwd
heb?”. En hij vraagt vervolgens keer op keer aan Jahweh: Luister dan vanuit de
hemel, vergeef de zonden van uw dienaren en van uw volk Israël, en wijs hun de
goede weg die ze moeten gaan. God is voor ons te groot om te bevatten, maar wij
mogen omgekeerd wel weten dat wij in Hem geborgen zijn, dat hij al onze noden
kent en onze gebeden, zelfs voor we die onder woorden hebben gebracht. En daarom
durven wij na de H. Communie God te smeken dat deze viering voor ons heilzaam
mag zijn naar lichaam en geest. Dan kunnen we er weer even tegen! Zalige
Communie -zeggen wij dan!