Wij kunnen niet eens meer samen bidden. Sinds er aan de tekst van het ‘Onze Vader’ is gemorreld (eind 2016) kunnen wij het niet meer samen bidden, althans niet meer uit ons hoofd. Hoeveel mensen weten überhaupt dat er een nieuwe versie van het Onze Vader is, laat staan hoe de tekst ervan luidt? We kunnen niet eens meer samen bidden. Doodzonde, toch? Maar kunnen we dan wel nog individueel bidden? Wordt er überhaupt nog gebeden, ’s morgen en/of ’s avonds, vóór en/of na het eten? Niemand minder dan de apostel Paulus schrijft in één van zijn brieven dat we niet eens weten hoe we horen te bidden (Rom 8, 26). Niemand minder dan de apostel Paulus, opgegroeid in de traditie van de Farizeeërs (Fil 3, 6), de strengste richting binnen de Joodse godsdienst. Die zal toch wel geweten hebben hoe te bidden. Dat hij het toch zegt, durft te zeggen, mag te denken geven. Ook wij weten vaak niet meer hoe te bidden. Wie bidt er tegenwoordig nog? Om te bidden hoef je niet naar de kerk te gaan, hoor ik mensen wel eens zeggen. En dat klopt natuurlijk. Maar de mensen die dat zeggen … bidden die überhaupt nog wel? Als wij niet naar de kerk gaan, bidden wij dan nog wel? Dit wil geen beschuldiging zijn, maar een gewetensvraag.
Bidden: gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bidden: dat komt niet zomaar uit de lucht vallen, dat moet je ergens van meekrijgen, ermee opgroeien en … erin doorgroeien. Hoe zouden de kinderen van nu het nog meekrijgen, als hun ouders én grootouders het niet meer meegekregen hebben? Bidden is je bewust zijn dat hierboven wat is, niet iets maar Iemand, Iemand met wie je kunt praten, Iemand die naar je luistert, een hemelse Vader die zorg en aandacht voor je heeft? Geloven we daar nog wel in? Geloven vraagt tijd, kost tijd. Maar wie heeft nog tijd, maakt nog tijd voor zoiets als bidden? Bidden veronderstelt rust en stilte om je heen, rust en stilte in je hart … maar het lijkt wel of wij daar bang voor zijn geworden, voor de rust en stilte waarin wij niet alleen God ontmoeten, maar ook ons zelf tegenkomen …
In het Evangelie van zojuist (20e zondag, jaar A) ontmoeten wij een vrouw die Jezus aan spreekt, überhaupt durft aan te spreken. Niet alleen omdat zij een vrouw is (vgl. Joh 4, 27), maar ook nog een Kananese vrouw, een vrouw uit de streek van Tyrus en Sidon, een streek die in een tijd als heidens gebied gold, daar waar rechtgeaarde Joden eigenlijk niets te zoeken hadden en ook maar beter weg konden blijven. ‘Wie met pek omgaat wordt ermee besmet’, zegt een bekend Nederlands spreekwoord. En toch is het Jezus die zich daar ophoudt, zich zelfs daar terugtrekt. En daar wordt lastig gevallen, nota bene door een vrouw die Hem maar achterna blijft roepen.
Inderdaad ‘lastig gevallen’: de leerlingen die Jezus vergezellen hebben er al gauw genoeg van: “stuur die vrouw toch weg”. Maar de vrouw laat zich niet afschepen, niet met een kluitje in het riet sturen. En uiteindelijk is het haar volhardend aandringen dat Jezus’ hart weet te vermurwen. Ook al is Hij alleen maar tot de verloren schapen van het huis van Israel gezonden, toch willigt Jezus haar verlangen in en geneest Hij haar dochter. Een vrouw, een moeder die het niet kan aanzien dat haar dochter verschrikkelijk gekweld wordt; een moeder die bereid is voor haar dochter tot het uiterste te gaan. Zoals de moeder, zo is ook de hemelse Vader bereid voor zijn kinderen tot het uiterste te gaan, de Vader die voor het heil van zijn kinderen zijn Zoon heeft gezonden, de Zoon in wie Gods Vaderliefde vlees en bloed is geworden.
Die Zoon kruist daar zomaar pardoes de weg van de Kananeese vrouw, een vrouw die als heidense niet geacht wordt te weten hoe ze moet bidden. En toch vindt ze de juiste woorden om niet alleen zijn aandacht op haar te vestigen maar Hem uiteindelijk ook te vermurwen haar te helpen. Eigenlijk is bidden helemaal niet zo moeilijk, als je maar beseft hoeveel God eraan gelegen ligt ons tot heil en zegen te zijn en dat het beste bewijs daarvan Jezus is, de Zoon die God voor ons mensen en omwille van ons heil niet heeft gespaard, maar heeft overgeleverd (Rom 8, 32). Als je dat maar beseft, is bidden eigenlijk helemaal niet zo moeilijk: ‘Heb medelijden met mij, Heer - Kyrie eleison’.